Uit de jaarstukken over het jaar 2011 volgt weliswaar dat Allure Bouw een negatief eigen vermogen en een negatief werkkapitaal had, maar op zichzelf rechtvaardigt dat niet de conclusie dat [gedaagde 1 c.s.] als bestuurder van Allure Bouw jegens de schuldeisers van laatstgenoemde onrechtmatig heeft gehandeld door nieuwe verplichtingen aan te gaan.
Gelet op het uitzonderlijke karakter van de persoonlijke aansprakelijkheid van bestuurders is het in zijn algemeenheid niet voldoende dat een bestuurder ten tijde van de opdracht met de mogelijkheid van een faillissement rekening diende te houden. Een noodlijdende onderneming zal in beginsel zo lang als mogelijk proberen het hoofd boven water te houden.
Het gaat er dan ook om dat de bestuurder ten tijde van het geven van de opdracht wist of had behoren te weten dat de vennootschap feitelijk geen overlevingskansen meer had.
In dat geval had het immers voor de hand gelegen om de ondernemingsactiviteiten te staken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiseres] onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat [gedaagde 1 c.s.] ten tijde van de gegeven opdracht(en) aan [eiseres] wist of had moeten begrijpen dat Allure Bouw feitelijk geen overlevingskansen meer had.
Het enkele feit dat de opdrachten enkele maanden voor de faillissementsdatum zijn geplaatst, is op zichzelf onvoldoende om aan te nemen dat zij wist of redelijkerwijs had behoren te begrijpen dat de opdrachten onbetaald zouden blijven.
Hiertoe overweegt de rechtbank dat Allure Bouw ten gevolge van de crisis in de bouw al enkele jaren een slechte vermogenspositie had en desondanks operationeel kon zijn.
Voorts heeft [gedaagde 1 c.s.] onbestreden gesteld dat Allure Bouw nog kredietruimte had, dat zij met de belastingdienst een uitstelregeling was overeengekomen en dat Allure Bouw tot vlak voor de faillissementsaanvraag nog in onderhandeling was met investeerders en de ING Bank om haar kredietmogelijkheden uit te breiden en zodoende een eventueel faillissement af te wenden.
Daarbij komt dat Allure Bouw bij het uitoefenen van haar kernactiviteiten afhankelijk was van onderaannemers zoals [eiseres] , zodat zij, als zij zou stoppen met het inschakelen van onderaannemers, automatisch ook haar bedrijfsvoering zou moeten staken. In haar pogingen om het hoofd boven water te houden, was het inschakelen van onderaannemers derhalve noodzakelijk.