ECLI:NL:RBOVE:2015:3664

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
4 augustus 2015
Zaaknummer
C/08/163073/HA ZA 14-513
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg aandeelhoudersovereenkomst en bindend advies met finale kwijting

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 15 juli 2015, gaat het om een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over de nakoming van een aandeelhoudersovereenkomst en de verbeurde boetes. [eiser] en [gedaagde] waren tot 17 januari 2014 aandeelhouders van de besloten vennootschap Mercatel Groep B.V. De aandeelhoudersovereenkomst, opgesteld op 17 november 1997, bevatte een boetebeding voor het geval een partij bepalingen uit de overeenkomst niet nakomt. De relatie tussen partijen is in 2010 verstoord, wat leidde tot verschillende juridische procedures, waaronder bindend adviesprocedures via de Kamer van Koophandel.

Op 20 december 2013 gaf de bindend adviseur een eindadvies waarin werd vastgesteld dat [gedaagde] de aandelen van [eiser] zou kopen tegen een door een onafhankelijke accountant vastgestelde waarde. Na de aandelenoverdracht op 16 januari 2014, vorderde [eiser] van [gedaagde] betaling van een bedrag van € 175.336,05, als gevolg van vermeende boetes die zouden zijn verbeurd wegens tekortkomingen in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst.

[gedaagde] verweerde zich door te stellen dat [eiser] geen aandeelhouder meer was en dat er geen deugdelijke ingebrekestelling had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de boete pas verbeurd was na een ingebrekestelling en dat [eiser] niet had aangetoond dat hij [gedaagde] op de juiste wijze in gebreke had gesteld. Bovendien werd vastgesteld dat er een finale kwijting was overeengekomen, waardoor [eiser] geen aanspraak meer kon maken op de boetes. De rechtbank wees de vorderingen van [eiser] af en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/163073/HA ZA 14-513
datum vonnis: 15 juli 2015 (jm)
Vonnis van de rechtbank Overijssel, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
verder te noemen [eiser] ,
advocaat: mr. M.E. Kossen te Zwolle,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg te Enschede.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties;
  • de conclusie van antwoord met producties;
  • de conclusie van repliek met producties;
  • de conclusie van dupliek met producties;
  • een akte inhoudende uitlating producties aan de zijde van [eiser] .
1.2
Vervolgens is vonnis gevraagd. De datum van de uitspraak is vastgesteld op vandaag.

2.De feiten

2.1
[eiser] en [gedaagde] waren tot 17 januari 2014 aandeelhouders van de
besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Mercatel Groep B.V.
(hierna Mercatel).
2.2
Tussen [eiser] en [gedaagde] is bij notariële akte van 17 november 1997 een aandeelhoudersovereenkomst tot stand gekomen.
2.3
In artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst is een boetebeding opgenomen. Hierin staat:
“(…) Wanneer een partij één of meer van de in deze overeenkomst opgenomen bepalingen, op overtreding waarvan hiervoor geen afzonderlijke boete is gesteld, ondanks ingebrekestelling niet stipt nakomt, zal deze ten behoeve van de wederpartij een boete verbeuren ter grootte van eenhonderd duizend gulden voor iedere overtreding, onverminderd het recht van de wederpartij nakoming en / of schadevergoeding te vorderen. De boete zal dadelijk en ineens verschuldigd zijn door het enkele verzuim, zonder dat enige verdere formaliteit of rechterlijke tussenkomst nodig zal zijn. (…)”
2.4
De relatie tussen partijen is in 2010 verstoord geraakt. Vanaf 2011 zijn partijen verwikkeld geraakt in diverse procedures zowel bij de rechtbank als bindend advies procedures via de Kamer van Koophandel.
2.5
Op 20 december 2013 heeft de bindend adviseur in de tweede bindend advies procedure een bindend (eind)advies gegeven (productie 10 bij conclusie van antwoord).
Hierin staat, voor zover van belang:
“(…)Over het procesverloop
Hier wordt overgenomen hetgeen is gesteld in het bindend tussenadvies van 6 maart 2013. (…)
Over het geschil
1. Partijen waren het eens geworden over de navolgende, in het tussenadvies van 6 maart 2013 opgenomen, regeling:
“Door de bindend adviseur wordt als deskundige een onafhankelijke registeraccountant aangewezen die op zo kort mogelijke termijn en partijen bindend de waarde van de aandelen van de besloten vennootschap Mercatel Groep B.V. (verder te noemen Mercatel) vaststelt. (…)
Nadat de accountant de waarde van de aandelen heeft vastgesteld zal het aandelenpakket van [eiser] door [gedaagde] , dan wel ter keuze van [gedaagde] door Mercatel, tegens de door de accountant bepaalde waarde worden gekocht. [eiser] verplicht zich deze aandelen onbelast te leveren en [gedaagde] verplicht zich tot betaling van dat bedrag, dan wel draagt er zorg voor dat Mercatel dat bedrag aan [eiser] betaalt. Op het moment van de aandelenoverdracht ontslaat Mercatel [eiser] , zowel als statutair bestuurder als als werknemer, met inachtneming van de op dat moment voor een werknemer geldende opzegtermijn. Wegens dit ontslag is geen afzonderlijke vergoeding verschuldigd. [eiser] zal in dat ontslag berusten.
Na effectuering van het vorenstaande zijn partijen finaal jegens elkaar gekweten.” (…)”
2.6
Op 16 januari 2014 heeft de aandelenoverdracht plaatsgevonden. [eiser] heeft zijn aandelen aan [gedaagde] geleverd en [gedaagde] heeft de aandelen gekocht en betaald. [eiser] is vervolgens ontslagen als bestuurder en als bestuurder en aandeelhouder uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

3.De vordering

3.1
[eiser] vordert dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen om aan hem te betalen het bedrag van € 175.336,05 of een bedrag door de rechtbank in goede justitie te bepalen te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens vordert [eiser] dat de rechtbank [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten en de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente en de nakosten.
3.2
[eiser] stelt daartoe dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst en daardoor een boete heeft verbeurd van 3 x hfl 100.000,-, zijnde € 136.134,-. Na indexering bedraagt het bedrag van de verbeurde boetes € 175.336,05.
3.3
[eiser] stelt hiertoe dat [gedaagde] tenminste driemaal de in de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen bepalingen niet is nagekomen, doordat [gedaagde] namens Mercatel:
[eiser] als statutair directeur van Mercatel heeft geschorst;
De heer [X] als werknemer heeft aangenomen;
De salarisbetalingen aan [eiser] heeft gestaakt.
3.4
[eiser] heeft de nietigheid van het schorsingsbesluit ingeroepen.
3.5
[gedaagde] is bij brief van 26 en 30 januari 2012 in verzuim en in gebreke gesteld.
3.6
Toen [gedaagde] hieraan geen gehoor gaf, heeft [eiser] in kort geding de nietigheid van het besluit tot schorsing ingeroepen.
3.7
Bij vonnis van de rechtbank Almelo van 20 februari 2012 is bevestigd dat alleen de algemene vergadering van aandeelhouders bevoegd is om [eiser] te schorsen.
3.8
[gedaagde] heeft als directeur van Mercatel een arbeidsovereenkomst gesloten met de heer [X] terwijl een daartoe vereist besluit van de aandeelhoudersvergadering ontbrak.
3.9
Daarnaast heeft [gedaagde] eenzijdig de arbeidsvoorwaarden van [eiser] gewijzigd, hetgeen in strijd is met de aandeelhoudersovereenkomst.

4.Het verweer

4.1
[gedaagde] voert het volgende verweer:
a. a) [eiser] is geen aandeelhouder meer en zijn rechten en verplichtingen uit de aandeelhoudersovereenkomst zijn daarmee tot een einde gekomen;
b) een boete volgens artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst kan pas worden verbeurd na een ingebrekestelling ter zake van de overtreding zelf. Er heeft nimmer een deugdelijke ingebrekestelling plaatsgevonden;
c) [eiser] heeft zijn aandelen geleverd op basis van een regeling die is opgetekend door de bindend adviseur mr. M.M. Verhoeven. Van die opgetekende regeling maakte volgens [eiser] onderdeel uit een finale kwijting over en weer, een kwijting waarop [eiser] zich zelf uitdrukkelijk heeft beroepen. [eiser] kan niet in weerwil van die kwijting boetes en rente vorderen.
d) De gestelde overtredingen hebben niet plaatsgevonden, hetzij zijn deze tijdig hersteld, hetzij heeft [eiser] het recht verwerkt daar een beroep op te doen.
e) [eiser] heeft geen belang bij toewijzing van zijn vorderingen, omdat hij reeds beschikt over een titel in de vorm van de notariële akte van 17 november 1997.
4.2
Op geen enkel moment heeft [gedaagde] een ingebrekestelling ontvangen waarin hem een redelijke termijn werd gegund om een vermeende tekortkoming te herstellen. Zonder deugdelijke ingebrekestelling kan geen boete worden verbeurd.
4.3
[eiser] heeft met de finale kwijting uitdrukkelijk afstand gedaan van de bevoegdheid boetes te vorderen op basis van gestelde overtredingen van de aandeelhoudersovereenkomst.

5.De motivering van de beslissing

5.1
[eiser] vordert betaling van [gedaagde] van vermeende verbeurde boetes. [eiser] beroept zich daarvoor op het bepaalde in artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst. Op grond van het bepaalde in artikel 6 van genoemde overeenkomst heeft een partij de daarin genoemde boete verbeurd indien de partij “
ondanks ingebrekestelling niet stipt nakomt”.Hieruit volgt dat de boete pas is verbeurd indien na ingebrekestelling een bepaling uit de overeenkomst niet stipt wordt nagekomen.
5.2
Volgens [eiser] heeft hij [gedaagde] bij brief van 26 en 30 januari 2012 in gebreke gesteld. [gedaagde] betwist dat hij op deugdelijke wijze in gebreke is gesteld. [eiser] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat hij [gedaagde] op 26 en 30 januari 2012 in gebreke heeft gesteld naar het vonnis van de rechtbank Almelo van 20 februari 2012, meer specifiek pagina 2, waarin dit zou zijn vastgesteld. [eiser] laat na te stellen uit welke overweging op pagina 2 van voornoemd vonnis dit dan volgt. Dat [eiser] [gedaagde] heeft aangemaand de onder 3.3 genoemde specifieke verbintenissen alsnog na te komen, is daarin niet vastgesteld. In de conclusie van repliek verwijst [eiser] naar overweging 2.3 van genoemd vonnis. In deze overweging geeft de rechtbank echter enkel het standpunt van [eiser] dienaangaande weer. De brieven waarnaar [eiser] verwijst, heeft hij niet overgelegd. Dat [eiser] [gedaagde] bij bovengenoemde brieven in gebreke heeft gesteld, heeft [eiser] onvoldoende onderbouwd en is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij.
5.3
In conclusie van repliek verwijst [eiser] ter onderbouwing van zijn stelling dat hij [gedaagde] in gebreke heeft gesteld aangaande de onder 3.3. genoemde tekortkomingen naar een brief van 27 januari 2012 (productie 20 bij die conclusie). In genoemde brief verzoekt [eiser] met kracht van sommatie [gedaagde] om hem de beschikking te hergeven over het gebruik van een passende kantoorsleutel, computer en mailadres, te bewerkstelligen dat de relatie in Japan de juiste informatie verstrekt over de gegenereerde commissie en dat de accountant inzage krijgt op de PC bij [gedaagde] thuis. Dat [eiser] [gedaagde] in gebreke stelt aangaande de onder 3.3 genoemde tekortkomingen volgt hier niet uit.
5.4
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [eiser] dat een redelijke uitleg van de overeenkomt tot de conclusie leidt dat geen ingebrekestelling vereist was en het verzuim direct is ingetreden. De inhoud van het artikel is hierin immers duidelijk: een boete is pas verbeurd na ingebrekestelling. Dat partijen een andere bedoeling hebben gehad, is de rechtbank niet gebleken. Feiten en omstandigheden waaruit zulks volgt, zijn niet gesteld of gebleken.
Het boetebeding dient bovendien als prikkel om de overeenkomst na te komen. In deze systematiek waarin nakoming voorop staat, dient een partij in de gelegenheid te worden gesteld om (vermeende) verzuimen te herstellen binnen een redelijke termijn, alvorens men een boete zou zijn verbeurd.
5.5
De rechtbank gaat tevens voorbij aan de stelling dat [gedaagde] ook naar aanleiding van het vonnis van 20 februari 2012 de schorsing niet ongedaan heeft gemaakt. In genoemd vonnis heeft de rechtbank immers vastgesteld (overweging 5.2 en 5.3) dat er geen sprake (meer) is van schorsing of non-actief stelling en de vordering van [eiser] om de schorsing ongedaan te maken om die reden afgewezen.
5.6
[eiser] verwijst tevens naar de brief van 26 juli 2013 (productie 21). In genoemde brief verzoekt [eiser] [gedaagde] te verklaren dat hij het salaris zou betalen. [eiser] stelt [gedaagde] geen termijn om alsnog na te komen. Daarnaast is onduidelijk wanneer [eiser] zelf tot betaling van zijn salaris is overgegaan.
5.7
Uit het bovenstaande volgt dat niet is gebleken dat [eiser] [gedaagde] overeenkomstig het bepaalde in artikel 6 van de aandeelhoudersovereenkomst in gebreke heeft gesteld. Reeds op grond hiervan dient de vordering van [eiser] te worden afgewezen.
5.8
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook op grond van het navolgende de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
5.9
Op 26 april 2012 sommeert [eiser] [gedaagde] tot betaling van de contractuele verbeurde boetes. Daarna, op 6 maart 2013, komen partijen ten overstaan van de door de Kamer van Koophandel in dit kader benoemde deskundige, mr. Verhoeven, tot een overeenkomst als weergegeven in dit vonnis onder overweging 2.6.
5.1
In het bindend advies van 6 maart 2013 is neergelegd dat partijen de afspraken hebben gemaakt teneinde het geschil op te lossen en ter voorkoming van eventuele nadere procedures. Dat partijen op 6 maart 2013 ten overstaan van de bindend adviseur tot een overeenkomst zijn gekomen als onder overweging 2.6 vermeld, erkent ook [eiser] (overweging 3.17 conclusie van repliek).
5.11
Niet gesteld of gebleken is dat partijen in rechte vernietiging van het bindend advies hebben verzocht. De inhoud van het bindend advies staat derhalve tussen partijen vast. Aldus moet van de juistheid van het bindend advies worden uitgegaan. Aan het bindend advies is ook uitvoering gegeven.
5.12
Van belang is hier dat in het bindend advies staat vermeld: “
Na effectuering van het vorenstaande zijn partijen finaal jegens elkaar gekweten”.
5.13
De rechtbank neemt in aanmerking dat in het normale spraakgebruik finale kwijting pleegt in te houden dat partijen niets meer van elkaar te vorderen hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat [eiser] op dit punt jegens [gedaagde] een voorbehoud heeft gemaakt. [gedaagde] mocht er derhalve van uitgaan dat alle op dat moment gepretendeerde vorderingen door finale kwijting werden bestreken.
Derhalve ook de vordering tot het betalen van de boete, nu [eiser] [gedaagde] reeds op
26 april 2012 tot betaling hiervan had gesommeerd.
5.14
Indien [eiser] de aanspraak op de beweerde verbeurde boetes had willen handhaven, had het op de weg van [eiser] gelegen om dit expliciet aan de orde te stellen. Dit heeft [eiser] niet gedaan, althans dat stelt hij niet en is de rechtbank niet gebleken.
5.15
Onder deze omstandigheden mocht [gedaagde] er gerechtvaardigd op vertrouwen dat [eiser] zijn aanspraken op uitbetaling van beweerde verbeurde boetes heeft laten varen.
Dat partijen in het bindend advies geen expliciete afspraken hebben gemaakt over de beweerde verbeurde boetes en dat dit niet ter sprake is gekomen, doet hier niet aan af.
5.16
Volgens [eiser] betrof de finale kwijting enkel de finale decharge van [eiser] . [eiser] verwijst hiervoor naar overweging 5.12 van het vonnis van
16 juli 2014. Dat [eiser] geen finale kwijting aan [gedaagde] zou hebben verleend, volgt echter uit die overweging niet. De rechtbank verwijst tevens naar overweging 5.13 van dat vonnis. Hierin overweegt de rechtbank dat partijen met het verlenen van finale kwijting over en weer
ookbedoeld hebben het verlenen van finale decharge.
Voor het overige stelt [eiser] geen feiten en of omstandigheden ter onderbouwing van zijn stelling. De rechtbank gaat hier dan ook voorbij.
5.17
Uit het bovenstaande volgt dat de vorderingen van [eiser] dienen te worden afgewezen.
5.18
[eiser] dient dan als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De rechtbank:
I. Wijst de vorderingen af.
II. Veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [eiser] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 4.361,-.
III. Veroordeelt [eiser] in de nakosten van deze procedure ten bedrage van respectievelijk € 131,-- zonder betekening en € 199,-- in geval van betekening, indien en voor zover [eiser] niet binnen een termijn van veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan, met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, [eiser] daarover de wettelijke rente is verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. J.M. Marsman en is op 15 juli 2015 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.