ECLI:NL:RBOVE:2015:3652

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
C/08/173375 / KG ZA 15-219
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.K.F. Hangelbroek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding betreffende opheffing van conservatoire beslagen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiseres) en een gedaagde. Eiseres vorderde de opheffing van conservatoire derdenbeslagen die door gedaagde op haar goederen waren gelegd. Gedaagde had in reconventie ook vorderingen ingesteld tot opheffing van door eiseres gelegde beslagen. De procedure omvatte een mondelinge behandeling waarbij beide partijen hun standpunten en bewijsstukken hebben gepresenteerd.

Eiseres stelde dat de beslagen onterecht waren gelegd en vorderde dat de voorzieningenrechter deze zou opheffen. Gedaagde voerde verweer en stelde dat de beslagen gerechtvaardigd waren. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiseres tot opheffing van het beslag op de bankrekening bij ABN-AMRO kon worden toegewezen, omdat het beslag op dat moment niet langer nodig was en een onnodige belemmering vormde voor het betalingsverkeer van eiseres.

Echter, de voorzieningenrechter zag onvoldoende reden om de andere beslagen op te heffen, omdat gedaagde summierlijk had aangetoond dat zijn vordering niet onaannemelijk was. De vordering van gedaagde in reconventie tot opheffing van de beslagen door eiseres werd afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in Almelo.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer / rolnummer: C/08/173375 / KG ZA 15-219
Vonnis in kort geding van 30 juni 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen [eiseres] ,
advocaat mr. R. Kroon te Almelo,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde] ,
advocaat mr. H.G.M. van Zutphen te Almelo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de producties van [eiseres] ,
  • de producties van [gedaagde] ,
  • de eis in reconventie,
  • de mondelinge behandeling van heden,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
De uitspraak is vastgesteld op vandaag.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert in conventie - samengevat - alle door [gedaagde] ten laste van [eiseres] gelegde conservatoire derdenbeslagen op te heffen, althans opheffing van die beslagen en zo nodig onder voorwaarden die de voorzieningenrechter in goede justitie dienstig acht, [gedaagde] te verbieden nadere beslagen te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en [gedaagde] te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.2.
[gedaagde] voert verweer.
2.3.
[gedaagde] vordert in reconventie - samengevat - primair alle door [eiseres] ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslagen op te heffen, althans subsidiair alle door [eiseres] ten laste van [gedaagde] gelegde conservatoire beslagen op te heffen nadat aan [eiseres] een recht van eerste hypotheek is verleend op het perceel [adres] te [woonplaats 2] tot een bedrag van € 232.500,- althans (een) door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen voorwaarde(n), [eiseres] te verbieden nadere beslagen te leggen, op straffe van verbeurte van een dwangsom en [eiseres] te veroordelen in de kosten van dit geding.
2.4.
[eiseres] voert verweer.

3.De beoordelingIn conventie en in reconventie:

3.1.
De vordering tot opheffing van het beslag is gebaseerd op artikel 705 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), welk artikel de voorzieningenrechter die het verlof tot het beslag heeft gegeven, de bevoegdheid geeft dit beslag, desgevorderd, in kort geding op te heffen. Dit artikel vereist geen spoedeisend belang aan de zijde van de partij die opheffing van het beslag vordert.
3.2.
De opheffing van een conservatoir beslag kan onder meer worden bevolen, indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
3.3.
Volgens art. 705 lid 2 Rv dient het beslag te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481).
3.4.
Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
In conventie:
3.5.
Op grond van hetgeen bij de mondelinge behandeling door de ene partij is gesteld en andere niet is betwist neemt de voorzieningenrechter aan dat een aantal door [gedaagde] ten laste van [eiseres] onder een aantal opdrachtgevers van [eiseres] gelegde beslagen doel hebben getroffen tot een bedrag van in totaal € 873,428,-. Daarnaast is beslag gelegd op een bankrekening bij de ABN tot een bedrag van € 30.000,-.
3.6.
Deze beslagen hebben dus doel getroffen tot in totaal een aanzienlijk hoger bedrag dan de vordering van [gedaagde] , waarvan beslaglegging werd toegestaan (€ 600.000,-). Daarom heeft [gedaagde] rechtens geen belang bij het leggen van meer beslagen, noch om reeds gelegde beslagen te herhalen, zodat het door [eiseres] gevorderde verbod in zoverre voor toewijzing vatbaar is.
3.7.
Het beslag op de rekening bij ABN-AMRO kan worden opgeheven. Het beslagen bedrag is relatief laag. Handhaving van dat beslag is niet langer nodig en handhaving zou een onnodige belemmering van het betalingsverkeer van [eiseres] zijn.
3.8.
De voorzieningenrechter ziet echter onvoldoende rechtvaardiging voor opheffing van de andere gelegde beslagen. Gezien de door [gedaagde] overgelegde bouwkundige rapportages lijkt het door [gedaagde] gepretendeerde vorderingsrecht voorshands niet onaannemelijk. [eiseres] heeft de door haar gestelde ondeugdelijkheid van die vordering niet summierlijk aangetoond. Omtrent de mogelijke hoogte van de vordering van [gedaagde] op [eiseres] kan in de huidige stand van het geding nog weinig of niets worden vastgesteld.
In reconventie
3.9.
De vordering van [gedaagde] tot opheffing van door [eiseres] ten zijnen laste gelegde beslagen zal worden afgewezen. De vordering van [eiseres] op [gedaagde] is gebaseerd op de tussen hen gesloten aannemingsovereenkomst. [gedaagde] heeft de ondeugdelijkheid van die vordering niet (summierlijk) aangetoond.
In conventie en in reconventie:
3.10.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden gecompenseerd zoals hieronder vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
In conventie:
I. Heft op het door [gedaagde] ten laste van [eiseres] onder ABN-AMRO Bank gelegde conservatoire derdenbeslag.
II. Verbiedt [gedaagde] :
- om één of meer van de reeds ten laste van [eiseres] gelegde beslagen te herhalen, en
- om nog andere beslagen te leggen,
een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per overtreding van één van deze verboden, met bepaling dat het totaal der te verbeuren dwangsommen een bedrag van
€ 500.000,- niet te boven zal gaan.
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
V. Wijst het meer of anders gevorderde af.
In reconventie:
VI. Wijst de vordering af.
VII. Compenseert de proceskosten zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in het openbaar in aanwezigheid van de griffier uitgesproken te Almelo op 30 juni 2015. [1]

Voetnoten

1.type: