ECLI:NL:RBOVE:2015:3649

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
31 juli 2015
Zaaknummer
C/08/172779 KG RK 15-404
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. Schröder in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 30 juni 2015 een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van [verzoeker], vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.H. de Jonge-Wiemans, tegen mr. Schröder, die als rechter optrad in een voorlopige voorziening. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees voor partijdigheid van mr. Schröder, omdat hij de zitting had voortgezet zonder de aanwezigheid van [verzoeker] en de pleitnotities van de wederpartij had toegestaan zonder dat [verzoeker] kon reageren. De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. De wrakingskamer oordeelde dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was, aangezien de rechter op basis van de omstandigheden van de zaak had kunnen besluiten om de zitting voort te zetten. De wrakingskamer benadrukte dat een processuele beslissing van de rechter in het algemeen geen grond voor wraking oplevert, tenzij er sprake is van onbegrijpelijke beslissingen die de vrees voor vooringenomenheid objectief rechtvaardigen. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat er geen bewijs was dat het verzoek enkel was ingediend om uitstel te verkrijgen.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: C/08/172779 KG RK 15-404
Beslissing van 30 juni 2015
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking, hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
strekkende tot wraking van mr
. H.F.J.M.Schröder, in zijn hoedanigheid van rechter in deze rechtbank, verder te noemen mr. Schröder.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de openbare terechtzitting van 15 juni 2015, waarin het mondelinge wrakingsverzoek is vermeld;
  • het schriftelijke verweer van mr. Schröder d.d. 19 juni 2015;
  • de nadere toelichting van mr. De Jonge-Wiemans d.d. 22 juni 2015;
  • de brief van mr. H.L.J.M. Kersten d.d. 22 juni 2015;
  • de reactie van mr. Schröder d.d. 23 juni 2015.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de wrakingskamer op 25 juni 2015. Bij de mondelinge behandeling is verschenen de heer [C] , bewindvoerder over alle goederen van zijn vader, [verzoeker] , bijgestaan door mr. De Jonge-Wiemans. Mr. Schröder heeft laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Schröder als rechter in de voorlopige voorziening met nummer C/08/172040 ES RK 15-1587 tussen de echtgenote van [verzoeker] , mevrouw [E] , bijgestaan door mr. H.L.J.M. Kersten, en [verzoeker] .
2.2.
In voormelde zaak heeft op 15 juni 2015 een terechtzitting plaatsgevonden, alwaar mr. Schröder zitting had onder leiding van mr. Schröder. [verzoeker] en diens bewindvoerder waren niet aanwezig en werden vertegenwoordigd door mr. De Jonge-Wiemans. Ter zitting heeft mr. De Jonge-Wiemans namens [verzoeker] mr. Schröder gewraakt. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat mr. Schröder in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor de zitting doorgang heeft doen vinden en dat mr. Schröder in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor de pleitnotities van mr. Kersten heeft laten voorlezen. [verzoeker] en diens bewindvoerder konden beiden niet bij de zitting aanwezig zijn en konden daarom niet reageren op de standpunten van de echtgenote van [verzoeker] , mevrouw [E] .
2.3.
Mr. Schröder heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft verweer gevoerd.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet, die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een partij bij een geding een vooringenomenheid koestert. De vrees dat dit het geval zal zijn, dient objectief gerechtvaardigd te zijn. Dat betekent dat sprake moet zijn van concrete feiten en omstandigheden waaruit objectief de vrees voor partijdigheid van de rechter kan worden afgeleid. Daarnaast kan er onder omstandigheden reden zijn voor wraking, indien geheel afgezien van de persoonlijke opstelling van de rechter in de hoofdzaak de bij een partij bestaande vrees voor partijdigheid van die rechter objectief gerechtvaardigd is, waarbij rekening moet worden gehouden met uiterlijke schijn.
3.2.
Mr. De Jonge-Wiemans heeft in haar brief van 22 juni 2015 en ter terechtzitting nader toegelicht dat bij haar de gerechtvaardigde vrees is ontstaan dat mr. Schröder niet onpartijdig was. Die vrees is bij haar gedurende de zitting ontstaan, omdat mr. Schröder niet heeft bevraagd waarom haar partij afwezig was, een pleitnotitie van de wederpartij toestond, terwijl dat niet gebruikelijk is en akkoord heeft bevonden dat er nieuwe feiten en persoonlijke aantijgingen jegens [verzoeker] werden besproken, waarop mr. De Jonge-Wiemans niet kon reageren in verband met de afwezigheid van haar partij. Zij heeft het wrakingsverzoek tegen het einde van de zitting gedaan, omdat de gebeurtenissen in samenhang bezien haar hebben gebracht tot de conclusie dat sprake was van partijdigheid van de rechter.
3.3.
Het wrakingsverzoek komt er in de kern op neer dat sprake is van partijdigheid van de rechter, omdat het verzoek om aanhouding namens [verzoeker] is afgewezen en de zitting is voortgezet zonder aanwezigheid van hem in persoon. De wrakingskamer neemt tot uitgangspunt dat volgens vaste jurisprudentie een processuele beslissing van de rechter in het algemeen geen grond oplevert voor wraking. Een verzoek tot wraking is immers niet bedoeld om onwelgevallige rechterlijke beslissingen ter discussie te stellen. Slechts dan kan aanleiding bestaan vooringenomenheid te vermoeden, indien de door de rechter genomen beslissing zo onbegrijpelijk is dat daardoor de vrees voor vooringenomenheid objectief gerechtvaardigd is. Naar het oordeel van de wrakingskamer is daarvan geen sprake. Aan mr. De Jonge-Wiemans kan worden toegegeven dat het meer bevredigend was geweest indien haar cliënt de zaak had kunnen bijwonen, maar het enkele feit dat de zitting ondanks diens afwezigheid is voortgezet, brengt niet per definitie mee dat sprake is van schijn van partijdigheid. Gelet op de aard van de procedure mocht mr. Schröder in redelijkheid tot het oordeel komen dat uitstel van de zitting niet gerechtvaardigd was. Uit artikel 821, tweede lid, Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vloeit immers voort dat de behandeling van een voorlopige voorziening niet later aanvangt dan in de derde week volgende op die waarin de voorziening is gevraagd. Dit brengt de wrakingskamer tot het oordeel dat geen sprake is van vooringenomenheid van de rechter. Het verzoek tot wraking zal daarom worden afgewezen.
3.4.
Ten overvloede wordt overwogen dat de wrakingskamer niet is gebleken dat het wrakingsverzoek uitsluitend is bedoeld om uitstel te verkrijgen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mrs. T.R. Hidma, voorzitter, W.J.B. Cornelissen en A.L. Smit, leden, in tegenwoordigheid van de griffier mr. S.D. van Wijk en in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.