8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstige poging tot doodslag op twee politiemensen en hij heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan een ernstige bedreiging van vijf politiemensen.
Dat die feiten een grote impact hebben gehad op de slachtoffers blijkt alleen al uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen. Daaruit blijkt ook de impact die de gevoelde noodzaak om te schieten op verdachte heeft gehad en de angst hem te hebben doodgeschoten ( [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 1] ).
Uit de verklaringen blijkt ook dat het hele gebeuren grote invloed heeft gehad op hun privéleven.
Het is van groot belang dat politiemensen hun vaak niet eenvoudige werk in veiligheid moeten kunnen verrichten. Door het opleggen van forse straffen dienen politiemensen beschermd te worden tegen personen die hun veiligheid ernstig in gevaar brengen.
Verdachte is bovendien eerder ter zake van geweldsdelicten veroordeeld.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van de inhoud van de omtrent verdachte uitgebrachte reclasseringsrapporten. Bij de vaststelling van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud daarvan.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 19 juni 2015 uitgebrachte reclasseringsadvies. Ter terechtzitting van 16 juli 2015 heeft de deskundige S. Wichers ingestemd met voornoemd advies.
Over verdachte is op 5 november 2014 gerapporteerd door drs. L. Berkens, psychiater en op 7 november 2014 door A. Soetendaal, GZ-psycholoog.
De psychiater verklaart onder meer het volgende.
Risicoanalyse
Het recidiverisico moet als hoog worden ingeschat, wanneer betrokkene geen behandeling aangaat voor zijn verslaving en PTSS.
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden
Betrokkene geeft zelf in het eerste onderzoeksgesprek aan dat hij wil worden opgenomen in
een kliniek voor dubbeldiagnose. Hij wil graag klinische behandeling voor zowel zijn alcoholverslaving als zijn angsten, vanuit PTSS. Hij is zich ervan bewust, dat hij nu binnen de JJI geen trigger heeft om alcohol te drinken, maar dat hij, zonder behandeling, na terugkeer in zijn oude omgeving, snel weer zal gaan drinken. Deze kans is reëel aanwezig.
Beantwoording van de vragen
Is onderzochte lijdende aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van zijn
geestvermogens en zo ja, hoe is dat in diagnostische zin te omschrijven?
Ja. Er is sprake van een stoornis in het autisme spectrum: Stoornis van Asperger; Post Traumatische Stress Stoornis (PTSS); Alcoholverslaving.
Hoe was dit ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde?
Deze waren aanwezig.
Beïnvloedde de eventuele ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geest
vermogens onderzochtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde
(zodanig dat dat mede daaruit verklaard kan worden)?
Ja
Zo ja, kan de deskundige dan gemotiveerd aangeven:
a. op welke manier dat gebeurde,
Ten gevolge van angsten, passend bij een autisme spectrum stoornis en versterkt door post
traumatische stress en impulsregulatie stoornissen bij alcoholverslaving heeft betrokkene
gehandeld. Hij voelde zich bedreigd en wilde zich verdedigen. Hij lijkt onvoldoende bewust
te zijn geweest van het feit dat zijn acties als bedreigend zijn ervaren door de aanwezige politieagenten.
b. in welke mate dat gebeurde,
Betrokkene was zich onvoldoende bewust, doordat hij te dronken was op dat moment en te
veel gedreven door angsten, wat zijn handelingen voor uitwerking hadden op omstanders.
c. welke conclusie aangaande de toerekeningsvatbaarheid op grond hiervan te adviseren is.
Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht wordt de rechtbank geadviseerd betrokkene als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Welke aanbevelingen van gedragsdeskundige en van andere aard zijn te doen voor interventies op deze factoren en condities en hun onderlinge beïnvloeding en binnen welk juridisch kader zou dit gerealiseerd kunnen worden?
Geadviseerd wordt klinische behandeling voor zowel zijn alcoholverslaving als zijn
angsten, vanuit PTSS, plaats te laten vinden in een kliniek voor dubbeldiagnostiek, gericht op de behandeling van jongeren, zoals bijvoorbeeld DOK 3 te Groningen. In eerste
instantie zal een hoog zorgniveau en een hoog beveiligingsniveau nodig zijn, want betrokkene is voorheen meermalen uit instellingen weggelopen.
Geadviseerd wordt de klinische behandeling in een kliniek voor dubbeldiagnostiek als
voorwaarde te stellen bij een oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel, indien
het tenlastegelegde bewezen wordt geacht. Hier wordt gekozen voor een voorwaardelijke PIJ, omdat er vervolgens de mogelijkheid is, bij het niet houden aan de voorwaarden
een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen, bij voorkeur uit te voeren in een forensisch psychiatrische jeugdkliniek Catamaran, onderdeel van GGzE te Eindhoven
Volgens de wegingslijst adolescenten strafrecht is er een indicatie voor het toepassen
van het jeugdstrafrecht.
Met mederapporteur is uitgebreid overleg gevoerd over betrokkene.
Er is overeenstemming over de conclusie en het advies.
De GZ-psycholoog verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende.
De rode draad in betrokkenes ontwikkeling is zijn hoge angstniveau, voortkomend vanuit de autisme spectrum problematiek, veelal in reactie op veranderingen/verstoring. Het gaat hier om een basaal gevoel van onveiligheid, maar tevens om minderwaardigheidsgevoelens. Veelal kanaliseerde betrokkene zijn hoge angstniveau met agressie (leidt tot externe sturing en gevoel van controle). In de loop van zijn ontwikkeling is zijn angstniveau steeds verder toegenomen, omdat betrokkene zich bij wijze van zelfhandhaving inliet met deviante jongeren, drugs en alcohol ging gebruiken, getraumatiseerd werd en nog meer alcohol en drugs ging gebruiken, bij wijze van coping. Voorafgaande aan het ten laste gelegde bestond dit patroon nog steeds. Het is niet exact duidelijk in hoeverre betrokkene besef had van de ernst van het ten laste gelegde, gezien de toestand waarin hij zich bevond (dronken, zich in gevaar voelen, fight-reactie als overlevingsstrategie), maar ook vanwege zijn beperking (ASS-problematiek) om andermans perspectief in te kunnen nemen, dus zich voor te kunnen stellen hoe zijn (goede) innerlijke intenties door een ander worden opgevat (als je messen in je hand hebt en staat te schreeuwen en in de richting van agenten loopt). Hij lijkt onvoldoende zicht te hebben gehad op de gevolgen van zijn handelen, indien bewezen, en lijkt op dat moment in onvoldoende mate de beschikking te hebben gehad over gedragsalternatieven, niet alleen vanwege zijn cognitieve starheid in aanleg, maar ook omdat hij zich in een mentale toestand
bevond van onveiligheid en dronkenschap (ontremming).
Gezien voorgaande wordt de rechtbank geadviseerd betrokkene voor het hem ten laste gelegde, indien bewezen, in een verminderde mate toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Het is aanbevolen betrokkene klinisch te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek in een instelling waar deskundigheid is op het gebied van verslaving, gedragsproblematiek en psychiatrische problematiek.
Voor wat betreft het juridisch kader wordt aanbevolen een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen. Voor betrokkene wordt de toepassing van het minderjarigenstrafrecht aanbevolen, ondanks zijn 18-jarige leeftijd ten tijde van het ten laste gelegde. Dit omdat hij vanwege zijn problematiek grote achterstanden heeft in zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. Hiermee sluit niet alleen een pedagogische bejegening beter aan bij zijn ontwikkelingsniveau, tevens is er binnen het jeugdveld meer expertise op het gebied van ontwikkelingspsychologie.
De rapporten van de deskundigen zijn naar het oordeel van de rechtbank grondig onderbouwd, terwijl de conclusies logisch volgen uit de bevindingen van de deskundigen.
De rechtbank sluit zich aan bij de conclusie dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Zij maakt die conclusie tot de hare, evenals de conclusie wat betreft het toepassen van het minderjarigenstrafrecht, mede gelet op wat de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting omtrent de persoon van verdachte is gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat een voorwaardelijke taakstraf, naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de raadsvrouw verzocht, geen recht doet aan de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij houdt de rechtbank ook rekening met de gebleken persoonlijkheid van verdachte.
Indien verdachte zich namelijk in dat kader niet aan de voorwaarden houdt, resteert “slechts” een werkstraf, terwijl voor vermindering van het recidiverisico en daarmee voor de veiligheid van de samenleving behandeling voorop dient te staan. Een klinische behandeling wordt door de gedragsdeskundigen noodzakelijk geacht om verdachtes gedrag te beïnvloeden. De rechtbank is met de deskundigen en de officier van justitie van oordeel dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel de beste kans voor verdachte biedt om beter in de maatschappij terecht te komen.
De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen van na te melden duur. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten die duur rechtvaardigt.
De rechtbank heeft daarbij overwogen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ernstige strafbare feiten. In beginsel is een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie op zijn plaats. Niet alleen zijn de gepleegde delicten ernstig genoeg voor het opleggen van de jeugdmaatregel, het betreft immers feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, maar ook is de rechtbank van oordeel dat de noodzaak van behandeling ter beveiliging van de maatschappij aanwezig is en de maatregel in het belang is van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank weegt ook mee dat verdachte in het kader van de schorsing al een behandeling heeft gevolgd en heeft ook gelet op het door de reclassering op 19 juni 2015 uitgebrachte advies.
Gezien al het bovenstaande zal de rechtbank aan verdachte een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, geheel voorwaardelijk, opleggen met een proeftijd van 2 jaren. Daarbij zal de rechtbank, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden opnemen zoals die vermeld zijn in het uitgebrachte adviesrapport.
dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden/toezicht wordt uitgesproken:
De rechtbank verklaart daarbij dat de op grond van artikel 77z Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, nu er nog ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.