ECLI:NL:RBOVE:2015:3599

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
08.770043-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorwaardelijke celstraf voor aanranding van een minderjarige buurmeisje

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 46-jarige man uit Deventer, die beschuldigd werd van het aanranding van zijn 12-jarige buurmeisje. De verdachte kneep het meisje in haar bil en probeerde haar borsten aan te raken, wat leidde tot een aangifte door de moeder van het slachtoffer. De rechtbank heeft het feit bewezen verklaard, ondanks de ontkenning van de verdachte dat hij geen seksuele bedoelingen had en het als een grapje afdeed. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte een duidelijke seksuele lading hadden en dat hij de sociaal-ethische normen had overschreden.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van een maand en drie dagen geëist, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en een werkstraf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van een maand, met een proeftijd van drie jaar, en heeft hem verplicht tot behandeling en reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, die voortkomen uit zijn verleden, en het hoge recidiverisico dat werd vastgesteld. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd en er is een noodzaak voor behandeling van zijn alcoholproblematiek en psychische problemen. De rechtbank heeft de verdachte ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling voor zijn psychische problemen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770043-15
Datum vonnis: 28 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats] (voormalig Joegoslavië),
wonende aan de [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. H Tadema, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] op 23 februari 2015 heeft aangerand.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 februari 2015 te Deventer, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds knijpen in en/of betasten van de bil(len) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het onverhoeds knijpen in en/of betasten van de bil(len) van die [slachtoffer] .

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van een maand en drie dagen met aftrek van voorarrest, waarvan een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en behandeling, alsmede een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk samengevat, aangevoerd dat verdachte geen bijbedoeling had bij het knijpen in de billen. Het was een grapje dat niet in het strafrechtelijke klimaat hoeft te worden betrokken. Het is een stap te ver om dit te betitelen als aanranding. Voorts klopt de feitelijkheid, zoals weergegeven in de tenlastelegging, niet, waardoor er geen bewezenverklaring kan volgen.
Subsidiair heeft de raadsman aangegeven zich in de vordering van de officier te kunnen vinden.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
[naam moeder] is de moeder van [slachtoffer] . Zij heeft aangifte gedaan van aanranding van [slachtoffer] door verdachte. Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] thuis kwam van een bezoek aan de achterburen en dat [slachtoffer] vertelde dat zij in haar billen was geknepen door verdachte. Aan de stem van [slachtoffer] kon aangeefster horen dat [slachtoffer] boos was. Daarbij trilde [slachtoffer] ook.
[slachtoffer] heeft verklaard dat zij de keuken, waar zij drinken had gepakt, wilde verlaten, maar dat verdachte haar tegenhield en haar in haar linker bil kneep. Ook wilde verdachte haar borsten aanraken, maar zij heeft verdachte tot twee maal toe weggeduwd, aldus [slachtoffer] .
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij in de bil van [slachtoffer] heeft geknepen. Hij heeft verklaard dat dit een grapje was en dat hij er geen seksuele bedoeling mee had. Hij had op dat moment veel gedronken, maar hij wist nog wel wat hij deed. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vastgegrepen en hij heeft voorgedaan hoe hij dit vastgrijpen heeft gedaan. Hij toonde dit door met zijn hand de bovenkant van de boord van zijn trui bij de hals vast te pakken en weer los te laten.
Ontuchtige handelingen zijn handelingen gericht op seksueel contact, althans contact van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm. Naar het oordeel van de rechtbank is daarvan sprake geweest. Verdachte heeft erkend dat hij in de bil van [slachtoffer] heeft geknepen, maar heeft ontkend daarmee een seksuele bedoeling te hebben gehad. De rechtbank acht dit laatste ongeloofwaardig (mede) in het licht van dat wat [slachtoffer] nog meer heeft verklaard, te weten dat verdachte in de keuken ook heeft geprobeerd haar bij de borsten te pakken. Dit past overigens ook bij dat wat verdachte bij de politie heeft verklaard over het vastpakken door hem van de bovenkant van het shirt van [slachtoffer] . De raadsman heeft ten aanzien hiervan aangevoerd dat dit gegeven niet is tenlastegelegd en dus geen rol kan spelen bij de beoordeling. De rechtbank volgt hem hierin niet, aangezien een en ander wel als een mee te wegen omstandigheid bij de kwalificatie ontuchtig kan worden betrokken. Het feit dat verdachte [slachtoffer] in haar bil heeft geknepen en heeft geprobeerd haar borsten aan te raken, maakt dat van een onschuldig grapje geen sprake kan zijn. Gelet op de lichaamsdelen waarop de handelingen van verdachte waren gericht, is de conclusie onvermijdelijk dat die handelingen een seksuele lading hadden. Verdachte heeft de sociaal-ethische norm van dat wat in het contact tussen personen aanvaardbaar is, overschreden. Op grond hiervan en de hiervoor genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank de ten laste gelegde aanranding wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 februari 2015 te Deventer door een andere feitelijkheid, te weten het onverhoeds knijpen in de bil, [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, te weten het onverhoeds knijpen in de bil van die [slachtoffer] .
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel en de gronden daarvoor

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding van een buurmeisje door in haar bil te knijpen. Verdachte doet dit af als een grapje, waaruit blijkt dat hij geen inzicht heeft in hoe het twaalfjarige buurmeisje het knijpen ervaart. Onder verwijzing naar zijn alcoholgebruik legt verdachte een norm aan, die geen oog heeft voor het slachtoffer en het norm overschrijdend gedrag jegens haar goed praat. Ter norminprenting is een gevangenisstraf geboden.
Er is, in het kader van deze strafzaak, een reclasseringsadvies over verdachte uitgebracht door Tactus Reclassering Zwolle, d.d. 3 juli 2015. Uit dit rapport volgt dat verdachte op een aantal van zijn levensgebieden forse problemen heeft. Verdachte heeft psychische problemen als gevolg van traumatische ervaringen in zijn jeugd en adolescentieperiode. Hij is gediagnosticeerd met een chronische posttraumatische stressstoornis. Verdachte probeert zijn problemen al jarenlang voor zichzelf draaglijk te maken door middel van fors dagelijks alcoholgebruik. Alcohol lijkt een ontremmende werking op het gedrag van verdachte te hebben. Er zijn aanwijzingen gevonden dat verdachte onder invloed van alcohol vaker ‘handtastelijk’ is geweest richting jongere meisjes.
Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Verdachte is als gevolg van problemen op een aantal van zijn leefgebieden binnen twee jaar tweemaal met justitie in aanraking gekomen wegens een zedendelict. Zolang de aanwezige problematiek onbehandeld blijft, zal het recidiverisico onverminderd hoog blijven.
Het risico dat verdachte zich zal onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als laag of gemiddeld. Zowel in het heden als in het verleden heeft verdachte zich redelijk betrouwbaar getoond bij het nakomen van gemaakte afspraken bij SVZ van GGZ Tactus Verslavingszorg en zijn toezichthouder van de reclassering. Ook wordt ingeschat dat er een risico op letselschade voor verdachte zelf is bij voortzetting van zijn alcoholgebruik, gezien de geconstateerde lichamelijke klachten, alsmede voor het slachtoffer en andere jonge meisjes in de omgeving van verdachte als sprake zou zijn van recidive.
Volgens de reclassering is vanwege het recidiverende karakter van de onderhavige tenlastelegging nadere diagnostiek en behandeling van de psychische problematiek en het seksueel grensoverschrijdende gedrag noodzakelijk. Een klinische behandeling van de alcoholproblematiek is daarnaast geïndiceerd. Verdachte staat echter absoluut niet open voor een klinische behandeling van zijn alcoholprobleem, maar wil wel meewerken aan een ambulante behandeling van de aanwezige problematiek.
Er wordt geadviseerd verdachte om deze reden een ambulante behandeling op te leggen, waarbij allereerst nader onderzoek en diagnostiek dient plaats te vinden, waarna behandeling van de aanwezige problematiek kan worden ingezet. Een reclasseringstoezicht wordt noodzakelijk geacht om verdachte blijvend te motiveren zich in te zetten voor zijn ambulante behandeling en zich aan de voorwaarden te houden.
Blijkens een Uittreksel Justitiële Documentatie van 10 juni 2015 is verdachte bij vonnis van 2 oktober 2014 veroordeeld voor een zelfde misdrijf. Verdachte is van dit vonnis in hoger beroep gegaan.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van een maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van voorarrest, passend en geboden is. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf verbindt de rechtbank als bijzondere voorwaarden een meldplicht en een ambulante behandelverplichting.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 Sr
;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland, district IJsselland, afdeling Zeden, met nummer 2015093632. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam moeder] van 24 februari 2015, pagina 27-32, onder meer inhoudende:
(…) Plaats delict: [slachtoffer] (….)
Verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, dat plaats vond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen 23 februari 2015 te 19.15 uur en maandag 23 februari 2015 te 21.00 uur.
(…) Mijn dochter kwam thuis met het verhaal dat er aan haar kont was gezeten (…).
V: Hoe heet je dochter?
A: [slachtoffer] .
V: Hoe oud is [slachtoffer] ?
A: 12 jaar oud (…)
V: Wat heb je toen van [slachtoffer] om half 9 van haar gehoord?
A: Dat [verdachte] aan de kont (…) van [slachtoffer] had gezeten.
V: Hoe vertelde ze dat?
A: Rustig en boos.
V: Hoe kon je aan haar merken dat ze boos was?
A: Gewoon aan haar stem, die was wat heviger als ze normaal praat. Ze trilde ook toen ze het vertelde. (…)
V: Waar is het gebeurd dat [verdachte] aan [slachtoffer] heeft gezeten?
A: Volgens [slachtoffer] in de keuken van het huis van [verdachte] en [naam] . (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer] van 24 februari 2015, pagina 38-42, onder meer inhoudende:
(…) V: Over wie kom jij vertellen?
A: Over [verdachte] . (…)
Ik was bij een buurvrouw op visite (…). Ik ging daar drinken pakken. Hij stond in de keuken. (…) Hij hield mij tegen en ging voor mij staan en toen kneep hij in mijn kont en hij wilde mijn borsten aanraken maar toen duwde ik hem twee keer aan de kant.
V: In welke bil heeft hij je geknepen?
A: In mijn linkerbil. (…) Ik voelde mij niet veilig. (…)
3.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 24 februari 2015, pagina 53-59, onder meer inhoudende:
(…) [slachtoffer] was op een gegeven moment in de keuken om cola in te schenken. Ik ging naar de keuken om bier te halen. Ik kneep haar in haar bil en daarna greep ik haar zo. (Verdachte pakt met zijn hand de bovenkant van de boord van zijn trui bij de hals vast en laat weer los). (…)
4.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 14 juli 2015, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Ik heb haar geknepen in de billen, met mijn rechterhand. (…)