ECLI:NL:RBOVE:2015:3597

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 juli 2015
Publicatiedatum
28 juli 2015
Zaaknummer
08/025436-15
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met gevolg van verwondingen en strafoplegging

Op 28 juli 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander betrokken was bij een poging tot zware mishandeling. De feiten vonden plaats op 16 oktober 2014 in Enschede, waar de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer, een man, hebben geslagen en geschopt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte het slachtoffer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel hebben toegebracht, maar dat de verwondingen niet ernstig genoeg waren om te kwalificeren als zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van poging tot zware mishandeling. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee dagen en een taakstraf van 120 uur geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een gevangenisstraf op van één maand en twee dagen, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uur, eventueel te vervangen door 60 dagen hechtenis. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de verantwoordelijkheid van de dader, ook als het slachtoffer geen blijvend letsel heeft opgelopen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/025436-15
Datum vonnis: 28 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] (Syrië),
wonende in [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 juli 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van wat namens de verdachte door zijn raadsman mr. J. Michels, advocaat te Amersfoort, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair:al dan niet met een ander [slachtoffer] zwaar heeft mishandeld, of
subsidiair:al dan niet met een ander geprobeerd heeft om [slachtoffer] zwaar te mishandelen, of
meer subsidiair:al dan niet met een ander op de openbare weg geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] .
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 16 oktober 2014 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een whiplash,
heeft toegebracht, door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht
en/of (overige) lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal, (met
kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam te
trappen en/of te schoppen;
ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2014 in de gemeente Enschede
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] , opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht
en/of (overige) lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal,
(met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam
heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2014 in de gemeente Enschede,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het Stationsplein, in
elk geval op aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft
gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan en/of stompen
in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam van die [slachtoffer]
en/of
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen, althans eenmaal,
(met kracht) in/op/tegen het hoofd/gezicht en/of (overige) lichaam
trappen en/of schoppen van die [slachtoffer] ;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 dagen met aftrek van het voorarrest, een taakstraf van 120 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand. Voorts vorderde de officier van justitie dat de civiele vordering van [slachtoffer] niet ontvankelijk wordt verklaard.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1] .
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat er sprake is van een poging tot zware mishandeling aangezien verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer] hebben geslagen en niet alleen tegen zijn lichaam, maar ook tegen zijn hoofd hebben geschopt. Dat blijkt immers uit de verklaring van verdachte dat hij geschopt heeft en uit de getuigenverklaringen [getuige 1] en [getuige 2] die verklaarden gezien te hebben dat verdachte met iemand anders het slachtoffer tegen het hoofd schopte. Daarbij passen de verwondingen van [slachtoffer] bij een schop tegen het hoofd. Aangezien het hoofd kwetsbaar is en denkbaar was dat [slachtoffer] als gevolg van dat schoppen ernstige kwetsuren zou oplopen, is het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Volgens de raadsman is niet gebleken dat verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt of getrapt. Verdachte bekent dat hij tegen zijn lichaam heeft geschopt, terwijl de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] in concept zijn opgenomen en weinig specifiek zijn, terwijl de afstand tussen waar zij stonden en de plek waar verdachte, de medeverdachte en [slachtoffer] waren zodanig groot was, dat de betrouwbaarheid van die getuigenverklaringen minimaal is. Daarbij was er sprake van actie en reactie, aangezien [slachtoffer] is begonnen met het uitdelen van een kopstoot. Hoewel slaan tegen onder meer het hoofd en het trappen tegen het lichaam, gelet op de geringe verwondingen van [slachtoffer] , ook in voorwaardelijke zin geen poging tot zware mishandeling oplevert, staat wel vast dat het meer subsidiair tenlastegelegde, zijnde openlijke geweldpleging, wettig en overtuigend bewezen is.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 16 oktober 2014 doet [slachtoffer] aangifte waarbij hij verklaart dat hij die dag bij het station in Enschede fietste en daar een groep van vier of vijf jongens zag staan. Hij herkende één van de jongens die, aldus [slachtoffer] , geld had gestolen van zijn stiefzoon. Hij sprak de betreffende jongen aan, vervolgens zou deze jongen [slachtoffer] hebben gedreigd dood te steken, waarna [slachtoffer] hem een kopstoot gaf. Vervolgens probeerde [slachtoffer] weg te rennen maar werd hij door twee jongens naar de grond gewerkt, waarna zij hem met kracht tegen zijn lichaam en hoofd sloegen en trapten. [2]
Uit een medische verklaring die dezelfde dag is opgemaakt blijkt dat [slachtoffer] een pijnlijke rechteronderarm en -hand en een zwelling en hematoom onder zijn linkeroog heeft. [slachtoffer] klaagde over pijnlijke ribben, rug en nek en oogkas. [3]
Uit een verklaring van de getuige [getuige 1] blijkt dat zij op 16 oktober 2014 vanaf haar positie bij de parkeerautomaat op het Stationsplein vier jongens zag staan die tegen een man stonden te schreeuwen. Vervolgens liepen twee jongens, waarvan één met een licht beige jas aan met een bontkraag, naar de man en sloeg één van de jongens, namelijk die met een witte jas, de man met een vuist in het gezicht. Daarop probeerde, aldus de getuige, de man weg te komen door met zijn fiets weg te rennen, waarna hij door beide jongens van zijn fiets wordt getrokken. Vervolgens vlogen de jongens bovenop de man en, terwijl de man op de grond lag, trapten en schopten zij de man. De getuige verklaarde ook gezien te hebben dat de jongens op het hoofd van de man stonden te trappen; omstanders hebben de jongens van de man afgehaald. [4] Hoewel deze verklaring niet door de getuige is ondertekend – kennelijk omdat de verklaring ter plaatse is opgenomen – is er naar het oordeel van de rechtbank geen reden om die door de verbalisant ambtsedig opgemaakte verklaring in twijfel te trekken.
De getuige [getuige 2] was eveneens – vanuit een ander gezichtspunt, te weten gezeten in de auto - getuige van het incident. Zij verklaarde weliswaar niet alles te hebben gezien, maar wel dat een man van zijn fiets werd getrokken door twee mannen, die vervolgens op hem insloegen en inschopten. Zij verklaarde voorts te hebben gezien dat de man op de grond zichzelf probeerde te beschermen door zijn handen boven zijn hoofd te houden. [5] Hoewel deze getuige verklaarde de mishandeling te hebben gefilmd, beschikt de rechtbank niet over deze filmbeelden. Niettemin is er een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt waarin de verbalisant een beschrijving geeft van wat hij op de beelden ziet, namelijk dat iemand met een fiets wegloopt, waarna twee jongens op hem duiken en op hem inslaan en één verdachte met volle kracht op de persoon op de grond intrapt. [6] Voorts constateert een verbalisant aan de hand van die filmbeelden dat hij daarop de hem bekende [medeverdachte] met een witte/crèmekleurige jas met een bontkraag herkent als een van de twee daders. [7]
Wanneer verdachte door de politie wordt geconfronteerd met die filmbeelden, verklaart hij dat hij samen met [medeverdachte] [slachtoffer] een stomp heeft gegeven en dat hij, toen [slachtoffer] weg wilde fietsen, met [medeverdachte] [slachtoffer] van de fiets heeft geduwd, waarna zij beiden [slachtoffer] klappen gaven en verdachte hem ook trapte, maar hij weet niet meer waar hij hem geraakt heeft. [8]
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan zware mishandeling. De verwondingen die [slachtoffer] heeft opgelopen, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde medische verklaring die op de dag van het incident is opgemaakt, zijn niet zodanig ernstig zijn dat deze passen bij een zware mishandeling. Daarbij heeft de chirurg-traumachirurg niet geconcludeerd dat er sprake was van blijvend letsel. Op basis van de verklaringen van voornoemde getuigen is komen vast te staan dat verdachte en zijn medeverdachte tegen het hoofd van het slachtoffer hebben geschopt en geslagen, zijnde een onderdeel van het lichaam dat zeer kwetsbare plekken bevat, totdat zij door omstanders werden tegengehouden. Door zo te handelen hebben zij willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] daardoor ernstig letsel zou oplopen. Dat het slachtoffer de eerdere schermutselingen is begonnen met het uitdelen van een kopstoot geeft verdachte en zijn mededader niet het recht om het op de grond liggende en dus weerloze slachtoffer vervolgens te slaan en te schoppen. De rechtbank acht aldus het subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van medeplegen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 oktober 2014 in de gemeente Enschede tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer]
- meermalen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht en lichaam heeft geslagen en/of gestompt en
- ( terwijl die [slachtoffer] op de grond lag) meermalen met kracht in/op/tegen het hoofd/gezicht en lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47 en 302 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
het misdrijf: medeplegen van poging tot zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan poging tot zware mishandeling door tegen het hoofd en het lichaam van het slachtoffer te slaan en te schoppen. Dat het slachtoffer hierdoor geen ernstig (blijvend) letsel heeft opgelopen is niet de verdienste van verdachte en de rechtbank rekent het hem en zijn mededader zwaar aan dat hij bereid was het risico te nemen dat er zwaar letsel zou ontstaan.
De rechtbank neemt de door het LOVS (het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting als uitgangspunt. Deze oriëntatiepunten noemen voor het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door middel van bijvoorbeeld schoppen/trappen tegen het hoofd een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden. Anderzijds is het bij een poging gebleven.
Uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie blijk dat verdachte eerder is veroordeeld tot een geweldsmisdrijf, waarbij hem een gedeeltelijk onvoorwaardelijke gevangenisstraf is opgelegd.
Alles overwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand en twee dagen, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van het voorarrest, alsmede een werkstraf van 120 uur eventueel te vervangen door 60 dagen hechtenis.

9.De schade van benadeelden

De vordering van de benadeelde partij
Mr. M.J.C. Camps, advocaat te Enschede, is door [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , aan de [adres] , gemachtigd om zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze namens hem als benadeelde partij in dit strafproces te voegen. Namens de benadeelde partij vordert mr. Camps veroordeling van de verdachte tot betaling van (voorlopig) in totaal € 19.614,-- (negentienduizend zeshonderdveertien euro).
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • een iPhone 6 plus 12868 Gold € 1.005,05;
  • een jas Marco Polo € 369,90;
  • eigen risico Agis € 375,--;
  • fysiotherapie € 188,--;
  • EMDR PM;
  • meer fysio PM; geschat € 1.000,-- + PM;
  • had uitzicht op baan autospuiter € 5.640,--;
  • reiskosten ziekenhuis € 100,--;
  • whiplash + psychische klachten PTSS, nekklachten, hoofdpijn dagelijks; cognitieve klachten; duizelig; vergeetachtig; angst € 10.000,--;
  • advocaatkosten € 1.500,--;
  • wettelijke rente PM.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Volgens
de officier van justitieis deze vordering te ingewikkeld, onvoldoende onderbouwd en twijfelt hij aan de juistheid van de gestelde posten. Naar zijn mening zou het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leiden tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, redenen waarom hij vorderde om de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk te verklaren.
De raadsmanstelde zich op het standpunt dat de gehele vordering dient te worden afgewezen. De goederen die vernield zouden zijn komen niet voor in de tenlastelegging en dat het slachtoffer allerlei geneeskundige behandelingen heeft althans moet ondergaan is, afgezet tegen de medische verklaring in het dossier waarin de chirurg het heeft over het slikken van paracetamol, onnodig en komen (veel) later na het incident, waarbij eventueel ook nog een deel eigen schuld – te weten: het uitdelen van een kopstoot – dient te worden verdisconteerd. De werkzaamheden als autospuiter zijn zwart verricht en mogen dus niet worden meegenomen, de fysieke en psychische klachten zijn onvoldoende of niet onderbouwd, wat ook geldt voor de opgevoerde advocaatkosten. De prijs van de iPhone en van de jas zijn veel te hoog.
Naar
het oordeel van de rechtbankis de benadeelde partij wat betreft een deel van zijn vordering niet ontvankelijk. De gestelde schade wat betreft de volgende posten: eigen risico Agis, fysiotherapie, reiskosten ziekenhuis, whiplash en psychische klachten PTSS, nekklachten, hoofdpijn en cognitieve klachten is door de benadeelde partij – of namens hem – niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij c.q. de namens hem optredende mr. Camps voornoemd om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting, waarbij mr. M.J.E.C. Camps, advocaat te Enschede, namens de benadeelde partij is opgetreden, is voor een ander deel van de vordering niet komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit onder 1 subsidiair rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten, voor zover deze betrekking hebben op: een iPhone 6 plus 12868 Gold, een jas Marco Polo, de advocaatkosten en de gederfde opbrengsten van een “zwart” betaalde baan als autospuiter zal de rechtbank afwijzen. De rekening van de iPhone is niet gedateerd, terwijl niet de rekening van de jas in procedure is gebracht, maar een rekening van een andere, duurdere, zoals ter zitting door verdachte is erkend. Voorts overweegt de rechtbank dat de gederfde inkomsten uit zwart werk niet alleen niet zijn onderbouwd, maar naar hun aard niet voor vergoeding in aanmerking komen. Van de gestelde advocaatkosten is evenmin op enige wijze gebleken: noch door overlegging van een of meer nota’s, laat staan betalingsbewijzen. Dat laatste had zeker op de weg van de benadeelde partij – en diens advocaat – gelegen. Een en ander dient in casu tot afwijzing van de genoemde schadeposten te leiden.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , aan de [adres] , voor een deel van € 11.100,-- niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk, te weten voor een deel van
€ 8.514,95, af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. H. Stam en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 28 juli 2015.
M. Venekatte is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met registratienummer PL0500-2014104198 van 16 oktober 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] d.d. 16 oktober 2014 (blz. 4 en 5).
3.Schriftelijke verklaring van A.E.M. Berkel, arts-assistent heelkunde, namens dr. W.R. Hogeboom, chirurg-traumachirurg, d.d. 16 oktober 2014 (blz. 6 en 7).
4.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] d.d. 16 oktober 2014 (blz. 13 en 14).
5.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] d.d. 19 oktober 2014 (blz. 15 en 16).
6.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 15 januari 2015 (blz. 28).
7.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 oktober 2014 (blz. 22).
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 6 februari 2015 (blz. 56 en 57).