In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Overijssel op 24 juni 2015 een tussenvonnis gewezen in de zaak tussen R. Bontrup Holding B.V. (eiseres) en Hein Heun Sloopwerken B.V. (gedaagde). De zaak betreft de vestiging van een pandrecht op vorderingen van Bowie Recycling B.V. door Bontrup. De rechtbank oordeelt dat de registratie van de pandakte, die twee dagen na het faillissement van Bowie plaatsvond, niet bepalend is voor de rechtsgeldigheid van het pandrecht. De datum waarop de akte ter registratie is aangeboden is cruciaal. Bontrup heeft gesteld dat de pandakte op 27 januari 2014 is aangeboden, voor de faillietverklaring van Bowie, en dat daarmee een rechtsgeldig pandrecht is gevestigd. De rechtbank laat Bontrup toe tot bewijslevering van deze stelling.
Hein Heun heeft als verweer aangevoerd dat Bontrup mogelijk geen pandhouder is van de vorderingen die Bowie op haar heeft. Dit verweer is gebaseerd op de onduidelijkheid over de rechtsgeldigheid van de pandrechten en de afspraken die tussen partijen zijn gemaakt. De rechtbank heeft Hein Heun opgedragen te bewijzen dat er afspraken zijn gemaakt over verrekening van facturen tussen haar en Bowie. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere uitlatingen van beide partijen.
De rechtbank heeft in dit vonnis ook de relevante juridische bepalingen uit het Burgerlijk Wetboek besproken, waaronder de artikelen over pandrecht en de voorwaarden voor de vestiging daarvan. De beslissing van de rechtbank om bewijslevering toe te staan, geeft beide partijen de kans om hun stellingen verder te onderbouwen en de zaak voort te zetten.