ECLI:NL:RBOVE:2015:3470

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 juli 2015
Publicatiedatum
17 juli 2015
Zaaknummer
08/950045-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door penningmeester van begrafenisvereniging

Op 17 juli 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een voormalig penningmeester van de Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander te Denekamp. De verdachte werd beschuldigd van verduistering van meer dan 550.000 euro tussen 2011 en 2014. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in zijn hoedanigheid als penningmeester, opzettelijk geldbedragen heeft verduisterd die toebehoorden aan de vereniging. De verdachte had gelden die hij onder zich had, wederrechtelijk toegeëigend. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 556.595,77 euro aan de benadeelde partij, de Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig had gemaakt aan stelselmatige verduistering, waarbij hij het vertrouwen van de vereniging en haar leden ernstig had geschaad. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de gevolgen voor de vereniging, en oordeelde dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd was. De verdachte had geen justitiële documentatie en het risico op recidive werd als laag ingeschat, maar de ernst van de feiten woog zwaarder.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/950045-14
Datum vonnis: 17 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1960 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 juli 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.E.W. van Erp en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.R. de Witte, advocaat te Delden, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 februari 2014 een bedrag van € 552.260,-- heeft verduisterd van begrafenisvereniging Helpt Elkander, danwel dat hij in die periode dat bedrag heeft gestolen van die begrafenisvereniging, danwel dat hij in die periode geldbedragen heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 februari 2014, te Denekamp, gemeente Dinkelland, althans (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk (een of meer) geld(bedrag)(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 552.260 Euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf,
te weten (telkens) in zijn hoedanigheid van/als penningmeester van/bij voornoemde vereniging, onder zich had, (telkens) wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 februari 2014, te Denekamp, gemeente Dinkelland, althans (elders) in Nederland,
(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een of meer) geld(bedrag)(en) (tot een totaalbedrag van (ongeveer) 552.260 Euro), in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
art 310 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2011 tot en met 20 februari 2014, te Denekamp, gemeente Dinkelland, althans (elders) in Nederland en/of
in Oostenrijk en/of in Zwitserland en/of in Portugal, althans (elders) in Europa, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte (telkens) van een voorwerp, te weten (een) (hoeveelheid) geld(bedrag), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld,
althans heeft hij (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op een voorwerp, te weten (een) (hoeveelheid) geld(bedrag), was of wie bovenomschreven voorwerp, te weten (een) (hoeveelheid) geld(bedrag, voorhanden had, doordat hij, verdachte, (telkens) (een) (hoeveelheid) geld(bedrag) van de ene (bank)rekening van Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander (ABN-AMRO) heeft overgeschreven naar een andere (bank)rekening van Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander (ING) en/of (vervolgens) (telkens) (een) (hoeveelheid) geld(bedrag) heeft overgeschreven naar zijn (verdachtes) (eigen) (privé) (bank)rekening en/of naar een (bank)rekening van de [bedrijf 1] en/of naar (een) andere (bank)rekening(en), terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit het misdrijf;
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het primair ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij forensische polikliniek De Tender. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, het toe te wijzen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente en aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 05DR214009 (Bervoets-team). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen gelden daarvoor:
het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 juli 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 8 januari 2014, pagina 47;
het proces-verbaal ‘Rectificatie berekening’ van verbalisant [verbalisant] van
9 april 2014, pagina 449.
5.2
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 januari 2011 tot en met
20 februari 2014, te Denekamp, gemeente Dinkelland, telkens opzettelijk geldbedragen tot een totaalbedrag van ongeveer 552.260 Euro, toebehorende aan Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander, welke goederen verdachte telkens anders dan door misdrijf, te weten als penningmeester van voornoemde vereniging, onder zich had, telkens wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 321 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: verduistering, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim drie jaren schuldig gemaakt aan het plegen van verduistering door als penningmeester van een begrafenisvereniging telkens gelden die hij uit dien hoofde onder zich had en waar hij de beschikking over had, van de rekening van de begrafenisvereniging naar zijn eigen rekeningen te laten overboeken. Verdachte liet op enig moment de leden van de begrafeniverenigingg verschuldigde premie dubbel betalen. Na ontvangst van die betalingen schreef verdachte het dubbel betaalde bedrag op dezelfde dag nog over naar zijn rekening of de rekening van zijn onderneming, de treinenwinkel [bedrijf 1].
Met zijn handelwijze heeft verdachte op geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen van zowel het nietsvermoedende bestuur als de nietsvermoedende leden van de begrafenisvereniging.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de gelden heeft aangewend om een betaling van naar zijn zeggen circa € 50.000,-- aan de curator in het faillissement van zijn onderneming [bedrijf 2] te voldoen, een betaling aan de Rabobank van circa € 40.000,--, een bedrag van
€ 140.000,-- voor de investering in [bedrijf 1]. Over de bestemming van het overige deel van het verduisterde bedrag heeft verdachte ter terechtzitting nog steeds geen verklaring kunnen geven. Wel weet verdachte te verklaren dat ‘ook dit geld is opgegaan’. De eerste onttrekking aan de rekening van Helpt Elkander heeft verdachte naar zijn zeggen beschouwd als een “lening” om een eigen schuld aan een derde in te lossen en dat bedrag zou hij op een later moment terugbetalen. Maar aangezien niemand hem op die terugbetaling aansprak, is het bij de gedachte gebleven en werd het voor verdachte steeds meer een zeer makkelijke manier om aan geld te komen. Verdachte heeft dat ter zitting omschreven als dat hij op deze manier steeds een financiële buffer in het begrafenisfonds had.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich enkel heeft laten leiden door zijn eigen verlangen naar geldelijk gewin en dat hij zich niets gelegen heeft laten liggen aan de grote financiële gevolgen van zijn handelen voor de begrafenisvereniging en haar leden. De begrafenisvereniging heeft haar vermogen in rook zien opgaan en het is nog maar de vraag of verdachte nog enige reële verhaalsmogelijkheid biedt. Het handelen van verdachte vormt tevens een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Daar waar zowel de (overige) bestuursleden van de vereniging alsmede haar leden het vertrouwen in handen leggen van de penningmeester om de kas en daarmee hun gelden te beheren, hebben zij moeten ervaren dat het geld stelselmatig door de penningmeester van de rekening werd afgeschreven ten behoeve van diens eigen gewin.
Over verdachte is in deze strafzaak op 1 juli 2015 een rapport opgemaakt door mevrouw
J.M. de Jonge, GZ-psycholoog. De rechtbank heeft dit rapport ook bij de bespreking van de persoonlijke omstandigheden van verdachte in deze strafzaak aangehaald en zal het rapport derhalve bij deze strafzaak betrekken. Verdachte wordt in het rapport beschreven als een gemiddeld tot bovengemiddeld intelligente man. Er is bij verdachte geen sprake van een psychische stoornis, noch van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Verdachte dient als volledig toerekeningsvatbaar te worden beschouwd. Het risico op recidive wordt door de psycholoog als laag ingeschat.
Wat betreft de op te leggen straf is de rechtbank van oordeel dat de aard en ernst van het bewezen verklaarde feit het opleggen van een vrijheidsbenemende straf rechtvaardigen omdat bij afdoening met een lichtere strafrechtelijke sanctie de ernst van de zaak miskend zou worden. Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, zijn naar het oordeel van de rechtbank hier niet aanwezig. Ook in het door de psycholoog beschreven advies om psychotherapeutisch contact binnen een reclasseringstoezicht met de bijzondere voorwaarde van een behandelverplichting op te leggen, ziet de rechtbank niet zo’n bijzondere omstandigheid dat dit het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel zou rechtvaardigen.
Bij de op te leggen straf heeft de rechtbank voorts kennis genomen van de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In geval van een benadelingsbedrag dat ligt tussen € 500.000,-- en € 1.000.000,-- wordt ter oriëntatie als strafmaat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 tot 24 maanden genoemd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en met het stelselmatige karakter van de bewezenverklaarde feiten en de jarenlange duur van de verduisteringen, die pas geëindigd is toen verdachte de grond te heet onder zijn voeten werd.
In het voordeel van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat verdachte geen justitiële documentatie heeft en dat verdachte als gevolg van deze strafzaak regionaal grote negatieve aandacht van de media heeft gehad. Alles overziend komt de rechtbank tot het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, zulks met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde en de duur van de op te leggen straf, ziet de rechtbank geen gronden om de ter zitting van 24 april 2015 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis te laten voort bestaan, zodat deze zal worden opgeheven.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
De onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander W.A., gevestigd te [postcode] Denekamp aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 556.595,77. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • 1e factuur advocaat van € 3.940,37;
  • Drukkerij Van Barneveld van € 108,42;
  • Metropost Twente van € 356,25;
  • Boekhouder Rondhuis van € 3.025,--;
  • Copydruk Wolbert van € 545,95;
  • Restant factuur advocaat van € 589,88;
  • Onttrekkingen bank van € 548.029,90.
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen en het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft zij gevorderd om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging heeft geen inhoudelijk verweer tegen het gevorderde gevoerd, maar heeft verzocht de schade van de benadeelde partij te matigen en, rekening houdende met de financiële positie van verdachte, het bedrag op nihil te stellen. Subsidiair heeft de verdediging verzocht om het bedrag niet te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van de schade, en om het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel achterwege te laten.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen. De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de verdediging om rekening te houden met de draagkracht van verdachte, nu die draagkracht in beginsel geen maatstaf is bij het bepalen van de hoogte van de schadevergoeding.
Anders dan door de officier van justitie gevorderd zal het toegewezen bedrag niet worden vermeerderd met de wettelijk rente, aangezien de benadeelde partij die wettelijke rente niet heeft gevorderd.
De rechtbank zal de verdachte daarnaast wel veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. Deze kosten worden tot op heden begroot op nihil.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht. Voorzover het draagkrachtverweer van de verdediging ook het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel betreft, overweegt de rechtbank dat ook hier aan dat verweer voorbij wordt gegaan. Hoewel thans de financiële situatie van verdachte bijzonder slecht lijkt te zijn, kan thans niet met zekerheid vastgesteld worden dat die situatie in de toekomst voldoening van de schadevergoedingsmaatregel volledig illusoir zal maken.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij onderlinge waarborgmaatschappij Onderlinge Begrafenisvereniging Helpt Elkander W.A., gevestigd te [postcode] Denekamp aan de [adres], van een bedrag van € 556.595,77;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • veroordeelt de benadeelde partij tot betaling van de kosten die de verdachte heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op de bij beschikking van 24 april 2015 bevolen schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2015.