ECLI:NL:RBOVE:2015:3341

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 juli 2015
Publicatiedatum
13 juli 2015
Zaaknummer
08.770156-14 en 08.952573-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van seksueel misbruik, veroordeling voor mishandeling van minderjarige broers en zussen

Op 13 juli 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn zusje en broertje, alsook van het bezit van kinder- en dierenporno. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van seksueel misbruik en het bezit van kinderporno, maar veroordeelde hem wel voor mishandeling van zijn zusje en broertje. De rechtbank oordeelde dat de aangiftes van de slachtoffers inconsistent waren en dat er aanwijzingen waren voor beïnvloeding door de omgeving. De verdachte had tijdens de zitting erkend zijn broertje en zusje te hebben mishandeld, wat leidde tot de veroordeling tot een taakstraf van 80 uur en een schadevergoeding aan de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de moeilijke opvoedingssituatie van de verdachte en de lange tijdsduur tussen de feiten en de rechtszaak.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.770156-14 en 08.952573-14 (P)
Datum vonnis: 13 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 29 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. L. Pieters, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Parketnummer 08.770156-14:
feit 1: in de periode van 1 januari 2003 tot en met 24 maart 2006 te Slagharen seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer 1], die toen de leeftijd van 12 jaren nog niet had bereikt;
feit 2: in de periode van 1 januari 2003 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 te Slagharen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet hadden bereikt;
feit 3: in de periode van 1 januari 2004 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 te Slagharen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Parketnummer 08.952573-14:
feit 1: in de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 24 maart 2009 te Slagharen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], die toen de leeftijd van 16 jaren nog niet hadden bereikt;
feit 2: in de periode van 1 januari 2010 tot 3 juni 2014 in het bezit is geweest van kinderpornografie;
feit 3: in de periode van 3 april 2012 tot en met 14 augustus 2014 in het bezit is geweest van dierenpornografie;
feit 4: in de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 10 juni 2012 te Slagharen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Parketnummer 08.770156-14:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met 24 maart 2006 te Slagharen, gemeente Hardenberg, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 1994), die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte één of meermalen zijn penis in de mond van die [slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2003 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 te Slagharen, gemeente Hardenberg, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 1994) en met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het één of meermalen:
- betasten en/of bevoelen van de (ontblote) borsten en/of vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] en/of
- laten likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of
- likken aan/van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- in de mond van die [slachtoffer 2] urineren en/of
- laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- duwen en/of brengen, althans in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1];
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2004 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]), één of meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of heeft geschopt/getrapt en/of één of meermalen met een voorwerp op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of een voorwerp krachtig op/tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor deze (telkens) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
Parketnummer 08.952573-14:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 24 maart 2009 te Slagharen, gemeente Hardenberg, met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 1994) en met [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 1998), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het één of meermalen:
- betasten en/of bevoelen van de (ontblote) borsten en/of vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer 1] en/of
- laten likken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of
- likken aan/van de vagina van die [slachtoffer 1] en/of
- in de mond van die [slachtoffer 2] urineren en/of
- laten aftrekken van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] en/of
- duwen en/of brengen, althans in de mond laten nemen van zijn, verdachtes, penis door die [slachtoffer 1];
2.
hij in of omstreeks de periode van 01 januari 2010 tot 03 juni 2014 te Slagharen, gemeente Hardenberg, in elk geval in Nederland, één of meermalen (een) afbeelding(en) en/of (een) film(s) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een externe harde schijf (Western Digital), bevattende één of meer afbeelding(en) en/of film(s) van seksuele gedragingen, heeft
verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken,
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het oraal en/of vaginaal penetreren met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand en/of de mond/tong
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de penis en/of (een) vinger(s)/hand
en/of
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met (een) vinger(s)/hand
en/of
het door een dier vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) zich (vervolgens) in opeenvolgende afbeeldingen/filmfragmenten van haar/hun kleding ontdoet/ontdoen en/of (waarbij) de afbeelding(en) (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft/hebben en/of strekt/strekken tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op het lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt;
3.
hij op één of meer tijdstippen in omstreeks de periode van 03 april 2012 tot en met 14 augustus 2014 in de gemeente Hardenberg, in elk geval in Nederland, (telkens) (een) afbeelding(en) en/of (een) film- videofragment(en) en/of (een) gegevensdrager(s), te weten een computer (Asus laptop, met harde schijf) in bezit heeft gehad, bevattende een aantal (13) film- videofragmenten en/of een aantal (1174) afbeeldingen, terwijl op die afbeelding(en) en/of (een) film- videofragment(en) (een) ontuchtige handeling(en) zichtbaar is/zijn waarbij een mens en een dier is/zijn betrokken of schijnbaar is/zijn betrokken, welke ontuchtige handeling(en) bestond(en) uit (onder meer), zakelijk weergegeven:
- het penetreren van (een) (kennelijk) volwassen vrouw(en) door (een) hond(en) en/of paard(en) en/of
- het likken aan de geslachtsdelen van (een) hond(en) en/of paard(en) door (een) (kennelijk) volwassen vrouw(en) en/of
- het pijpen van de geslachtsdelen van (een) paard(en) en/of hond(en) door (een) (kennelijk) volwassen vrouw(en);
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 10 juni 2012 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend (een) perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]), één of meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en/of heeft geschopt/getrapt en/of één of meermalen met een voorwerp op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of een voorwerp krachtig op/tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor deze (telkens) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden.
Gelet op het feit dat verdachte op [geboortedag] 2007 de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, is sprake van twee tenlasteleggingen voor hetzelfde feitencomplex ten aanzien van de verdenking van het seksueel misbruik en de mishandelingen. Verdachte was namelijk gedurende een gedeelte van de ten laste gelegde pleegperiode minderjarig en gedurende een gedeelte van de ten laste gelegde pleegperiode meerderjarig.
Er zijn gevallen waarin berechting van strafwaardige gedragingen begaan in een periode gelegen rond het bereiken van de achttienjarige leeftijd zich voor afzonderlijke behandeling lenen. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is, omdat het in de kern ten aanzien van het seksueel misbruik en de mishandelingen immers één strafrechtelijk verwijt betreft.
Ter terechtzitting heeft de rechtbank gelet ook op het voorgaande en in het belang van het onderzoek de voeging bevolen van de bij afzonderlijke dagvaardingen onder parketnummers 08.770156-14 en 08-952573-14 tegen de verdachte aangebrachte zaken. De rechtbank overweegt voorts, dat een doelmatige, met de belangen van een verdachte rekening houdende, rechtspleging met zich meebrengt dat één vonnis zal worden gewezen.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt vrijgesproken voor het in het bezit hebben van kinderporno, zoals onder 2 ten laste is gelegd met parketnummer 08.952573-14.
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte partieel wordt vrijgesproken van de ontuchtige handelingen met [slachtoffer 2] zoals onder 1 ten laste is gelegd met parketnummer 08.952573-14.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.770156-14 en het onder 1, 3 en 4 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast moeten bijzondere voorwaarden worden opgelegd, te weten het houden aan de meldplicht en het verplicht volgen van een ambulante behandeling bij De Tender of een soortgelijke instelling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.770156-14 en het onder 1 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 – kort gezegd het seksueel misbruik door verdachte van zijn zusje en broertje - op het standpunt gesteld dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn niet betrouwbaar, hetgeen mede is ingegeven door het verstoorde opvoedingsklimaat waarin aangevers, maar ook verdachte, zijn opgegroeid. Hierdoor kan niet worden uitgesloten dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (onder invloed van [slachtoffer 1]) vanuit deze achtergrond de situatie anders hebben gepresenteerd dan dat deze daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Hierdoor ontbreekt het overtuigend bewijs dat verdachte het seksueel misbruik bij zijn zusje en broertje heeft gepleegd en dient vrijspraak te volgen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 – kort gezegd het bezit van kinderporno - op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Uit het voorlopig politieonderzoek is niet vast te stellen wie de eigenaar van de computer en de harde schijf is, dan wel wie het kinderpornografisch materiaal op de computer heeft gezet. Niet is uit te sluiten dat het iemand anders dan verdachte is geweest, zodat vrijspraak moet volgen.
Voorts heeft de raadsvrouw ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 – kort gezegd het bezit van dierenporno – zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken. Van een deel van de afbeeldingen en films van dierenporno valt niet vast te stellen wanneer dat op de Asus laptop terecht is gekomen en van een deel valt vast te stellen dat dit op 3 april 2012 moet zijn geweest. Op die datum woonde verdachte nog thuis, zodat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die de dierenporno op de laptop heeft gezet. De raadsvrouw heeft subsidiair betoogd dat voor het in het bezit hebben van dergelijk materiaal opzet wordt verondersteld in de vorm van vastlegging. Uit het dossier blijkt niet dat sprake is geweest van opgeslagen dan wel vastgelegde afbeeldingen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.770156-14 en van het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 – kort gezegd de mishandelingen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – op het standpunt gesteld dat weliswaar wettig bewijs aanwezig is, maar het overtuigende bewijs ontbreekt, gelet op de opvoedingssituatie en de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Verdachte heeft niet ontkend dat hij af en toe geweld tegen zijn broertje en zusje heeft gebruikt vanuit zijn rol als oudere broer, maar dit kan niet worden gekwalificeerd als mishandeling, omdat bij verdachte geen opzet aanwezig was.
Mocht de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komen van één van de ten laste gelegde feiten dan heeft de raadsvrouw betoogd aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en voorts rekening te houden met de tijd die verdachte reeds heeft doorgebracht in voorarrest en met het feit dat het gaat om oude feiten, die voornamelijk tijdens de jeugd van verdachte hebben plaatsgevonden.
4.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Parketnummers 08.770156-14 en 08.952573-14:
Overwegingen met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.770156-14 en het onder 1 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14
Verdachte wordt verdacht van het – kort gezegd – seksueel misbruiken van zijn zus [slachtoffer 1] en zijn broer [slachtoffer 2] gedurende de periode van 1 januari 2003 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 toen verdachte minderjarig was en gedurende de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 24 maart 2009 toen verdachte meerderjarig was.
Verdachte heeft het seksueel misbruik van zijn broer en zus stellig ontkend.
Uit het dossier is gebleken dat het gezin [achternaam] bestaat uit vader [vader], moeder [moeder], zoons [verdachte] en [slachtoffer 2] en dochters [slachtoffer 1] en [dochter]. Het gezin [achternaam] werd vanaf 2003 begeleid door onder andere hulpverleenster [hulpverlener 1] van Carinova. Tevens werd het gezin begeleid door hulpverlener [hulpverlener 2] van de Stichting Verzorgd.
Op 11 juni 2012 hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tijdens een gesprek met [hulpverlener 1] aangegeven dat zij seksueel waren misbruikt door hun broer [verdachte], zijnde verdachte. [slachtoffer 2] heeft de details een dag later getypt en het briefje aan [hulpverlener 1] gegeven.
Verdachte is na het gesprek op 11 juni 2012 uit huis gezet.
Vervolgens hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 29 juni 2012 een informatief gesprek gevoerd met twee bevoegde zedenrechercheurs inhoudende dat zij gedurende een langere periode door hun broer, [verdachte], seksueel zouden zijn misbruikt.
Op 1 maart 2013 heeft de gehele dag een bijeenkomst plaatsgevonden onder leiding van [hulpverlener 2] en [naam 1] (hoofd dienstverlening van de bestuursdienst Ommen – Hardenberg) waarbij alle gezinsleden aanwezig waren, ieder met ondersteuning van een ‘helper’. Tijdens deze bijeenkomst heeft [slachtoffer 1] van verdachte geëist dat hij zijn excuses zou aanbieden voor het seksueel misbruik. Verdachte heeft dit geweigerd en is bij zijn standpunt gebleven dat hij geen seksueel misbruik heeft gepleegd met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Vervolgens heeft [slachtoffer 1] op 16 april 2014 aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte.
[slachtoffer 2] heeft op 1 mei 2014 aangifte gedaan van seksueel misbruik door verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier is gebleken dat - voordat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 16 april 2014 respectievelijk 1 mei 2014 aangifte bij de politie hebben gedaan – de beschuldigingen met betrekking tot het seksueel misbruik door [verdachte] meerdere keren uitvoerig en nadrukkelijk onderwerp van gesprek zijn geweest bij verschillende instanties en tijdens verschillende overleggen in het kader van de hulpverlening binnen het gezin [achternaam]. Tijdens deze diverse overlegmomenten – die gedurende een lange periode hebben plaatsgevonden – is reeds de nodige informatie ten aanzien van het seksueel misbruik tussen de betrokkenen gewisseld. Bij deze overleggen waren tevens [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (vrijwel) telkens aanwezig. De rechtbank is van oordeel dat gelet hierop niet kan worden uitgesloten dat sprake is geweest van beïnvloeding van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en dat het niet duidelijk is of zij beide hebben verklaard uit eigen wetenschap dan wel van ‘horen zeggen’.
De rechtbank overweegt dit mede tegen de achtergrond van de zeer onrustige, ongestructureerde opvoedingssituatie en de binnen het gezin heersende, afwijkende seksuele moraal, waarover ook verdachte en de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] hebben verklaard. Zo zou bijvoorbeeld de vader van verdachte in het bijzijn van de kinderen regelmatig naar porno hebben gekeken. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat ook deze omstandigheden mede van invloed zijn geweest op de inhoud van de aangiftes van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Hoewel beide aangiftes op sommige onderdelen ten aanzien van het seksueel misbruik redelijk specifiek lijken, komen deze aangiftes op andere cruciale onderdelen niet met elkaar overeen. Dat doet afbreuk aan de consistentie en geloofwaardigheid van de aangiftes. Zo heeft aangeefster [slachtoffer 1] uitdrukkelijk verklaard dat het seksueel misbruik langere tijd heeft geduurd - van haar 8e tot haar 15e - , dat ze vaak met z’n drieën waren als het gebeurde en dat [slachtoffer 2] voornamelijk getuige is geweest van het beffen door verdachte van aangeefster, terwijl [slachtoffer 2] daarentegen heeft verklaard dat het seksueel misbruik twee maanden heeft geduurd en hij slechts éénmaal getuige is geweest van het aftrekken en pijpen door [slachtoffer 1] van verdachte. [slachtoffer 2] heeft echter in het geheel niet verklaard dat hij heeft gezien dat [slachtoffer 1] werd gebeft door verdachte. Ook in het door [slachtoffer 2] zelf getypte briefje heeft hij niet verklaard over het feit dat hij getuige is geweest van het beffen van [slachtoffer 1] door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat door deze verschillen op cruciale onderdelen in de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afbreuk wordt gedaan aan de consistentie, gedetailleerdheid en daarmee de geloofwaardigheid van deze aangiftes.
De rechtbank overweegt tevens dat zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] door diverse artsen zijn onderzocht. Uit de brief d.d. 2 juli 2012 van kinderarts [naam 2] aan de huisarts van [slachtoffer 2] staat vermeld ‘Ook [slachtoffer 2] vertelt deze gebeurtenissen min of meer spontaan, maar wordt wel door zijn zus gecorrigeerd waardoor niet helemaal duidelijk is wat zijn eigen herinneringen zijn en welke die van de zus. Ik heb zijn zus verteld dat zij hem niet teveel moet beïnvloeden totdat het onderzoek door de zedenrecherche heeft plaatsgevonden’.
Dat mogelijk sprake is geweest van beïnvloeding van [slachtoffer 2] door [slachtoffer 1] blijkt ook uit de formulering in het getypte briefje van [slachtoffer 2] waarin staat: ‘en hij
zou mij hebben gedwongenen om zijn sperma en zijn urine op te drinken en hij
zou mij hebben gedwongenom seks met om met onze pony‘.
Ook [slachtoffer 1] is door kinderarts [naam 2] onderzocht en wel op 1 juli 2012. Uit de medische rapportage van de kinderarts blijkt: ‘Bij [slachtoffer 1] speelt mee, net als moeder, dat ze moeite heeft met het onderscheiden van werkelijkheid en fantasie. Dit viel me in haar verhalen wel op’.
De rechtbank is gelet op al het voorgaande van oordeel dat de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde aangiftes op diverse cruciale onderdelen sterk uiteenlopen en dat - in samenhang met het risico van beïnvloeding door de vele hulpverleningsgesprekken, alsmede tegen de achtergrond van het zeer onrustige gezinssysteem met de heersende afwijkende seksuele moraal, én gelet op de hiervoor genoemde constateringen van de kinderarts over [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] - niet de conclusie kan worden getrokken dat het ten laste gelegde seksueel misbruik door verdachte wettig én overtuigend bewezen kan worden verklaard. De rechtbank zal verdachte van deze feiten, zoals ten laste gelegd onder 1 en 2 met parketnummer 08.770156-14 en onder 1 met parketnummer 08.952573-14, vrijspreken.
Parketnummer 08.770156-14:
Overwegingen met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.770156-14
Verdachte wordt verdacht van het – kort gezegd – mishandelen van zijn zus [slachtoffer 1] en zijn broer [slachtoffer 2] gedurende de periode van 1 januari 2004 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 toen verdachte minderjarig was.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij in de ten laste gelegde periode zijn broer en zus wel eens heeft geslagen en heeft geschopt, dan wel voorwerpen naar hen heeft gegooid. Als gevolg hiervan hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijn ondervonden en soms ook letsel bekomen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
Parketnummer 08.952573-14:
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14.
De rechtbank is – met de officier van justitie en de raadsvrouw - van oordeel dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde – het in het bezit hebben van kinderporno - dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Overweging met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde – het in het bezit hebben van dierenporno - dient te worden vrijgesproken, omdat dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De rechtbank is van oordeel dat de afbeeldingen en films van dierenporno weliswaar op de laptop van verdachte zijn aangetroffen, maar dat niet kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die deze afbeeldingen op de laptop heeft gezet noch dat hij zich van het bezit van dat materiaal bewust was nu het dossier voldoende aanknopingspunten bevat om aan te nemen dat de laptop van verdachte niet uitsluitend door verdachte werd gebruikt maar ook door andere gezinsleden. De rechtbank neemt hierbij tevens in overweging dat het dossier eveneens diverse aanknopingspunten biedt om te veronderstellen dat binnen het gezin [achternaam] sprake was van een afwijkende seksuele moraal, waarbij het kijken van diverse verschillende soorten pornosites niet ongewoon was.
Overwegingen met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14.
Verdachte wordt verdacht van het – kort gezegd – mishandelen van zijn zus [slachtoffer 1] en zijn broer [slachtoffer 2] gedurende de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 12 juni 2012, toen verdachte meerderjarig was.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij in de ten laste gelegde periode zijn broer en zus wel eens heeft geslagen en geschopt, dan wel voorwerpen naar hen heeft gegooid. Als gevolg hiervan hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] pijn ondervonden en soms ook letsel bekomen.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van dit ten laste gelegde feit sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
4.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 met parketnummer 08.770156-14 en onder 1, 2 en 3 met parketnummer 08.952573-14 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3 met parketnummer 08.770156-14 en het onder 4 met parketnummer 08.952573-14 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Parketnummer 08.770156-14:
3.
hij op tijdstippen in de periode van 01 januari 2004 tot en met [dag voor 18e verjaardag] 2007 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend person(en) (te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]), meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en heeft geschopt/getrapt en meermalen met een voorwerp op/tegen het lichaam heeft geslagen en een voorwerp krachtig op/tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor deze (telkens) letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden;
Parketnummer 08.952573-14:
4.
hij op tijdstippen in de periode van [geboortedag] 2007 tot en met 10 juni 2012 te Slagharen, gemeente Hardenberg, (telkens) opzettelijk mishandelend person(en) (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]), meermalen op/tegen het lichaam heeft geslagen/gestompt en heeft geschopt/getrapt en één of meermalen met een voorwerp op/tegen het lichaam heeft geslagen en een voorwerp krachtig op/tegen het lichaam heeft gegooid, waardoor deze (telkens) letsel hebben bekomen en/of pijn hebben ondervonden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 met parketnummer 08.770156-14 en onder 4 met parketnummer 08.952573-14 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer: 08.770156-14:
feit 3
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd;
Parketnummer: 08.952573-14:
feit 4
het misdrijf:
mishandeling, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het langdurig en stelmatig mishandelen van zijn zus en broer, door hen onder meer te slaan en te schoppen en voorwerpen naar hun hoofd te gooien. Het geweld heeft plaatsgevonden in de huiselijke sfeer. Kinderen moeten zich in hun eigen woning veilig voelen. Verdachte heeft met zijn handelen niet alleen pijn en letsel bezorgd, maar hij heeft tevens een inbreuk gemaakt op dit gevoel van veiligheid van zijn broer en zus die beiden jonger zijn dan verdachte. De rechtbank rekent verdachte dit handelen aan.
De rechtbank heeft voorts kennis genomen van:
  • het Pro Justitia rapport d.d. 19 november 2014 opgemaakt door drs. H.R.J. ter Borg, GZ-psycholoog;
  • het reclasseringsadvies beknopt van Reclassering Nederland d.d. 15 juni 2015, opgemaakt door M. Eikelenboom en
  • het uittreksel justitieel documentatieregister d.d. 29 mei 2015.
Hoewel de mishandelingen zowel hebben plaatsgevonden in een periode dat verdachte minderjarig was als in een periode dat verdachte meerderjarig was, ziet de rechtbank geen aanleiding om, overeenkomstig artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht, het jeugdstrafrecht toe te passen. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoon van verdachte, zoals deze naar voren is gekomen uit het rapport van de GZ-psycholoog en waarin toepassing van het jeugdstrafrecht niet wordt geadviseerd.
Uit het psychologisch onderzoeksrapport komt naar voren dat verdachte een 25-jarige jongvolwassene is met een gemiddelde intelligentie. Verdachte groeide op onder geretardeerde gezinsomstandigheden. Het gezin nam in de dorpsgemeenschap een geïsoleerde positie in en in het gezin was er nauwelijks regelstelling. Tevens werden de kinderen pedagogisch aan hun lot overgelaten, terwijl de hygiënische omstandigheden twijfelachtig waren. Tussen de kinderen onderling was er vanwege het frequente fysieke geweld door de vader een op wantrouwen berustend systeem dat zich kenmerkte door beschuldigingen over en weer.
Uit het rapport is gebleken dat verdachte is opgegroeid onder pedagogisch verwaarlozende belastende omstandigheden. Tevens zijn er aanwijzingen dat in het gezin van herkomst wel een afwijkende seksuele moraal heerste. De gezinssituatie was wanordelijk, waarin er veel fysiek geweld plaatsvond door vader, en waarin moeder mogelijk psychisch belast was ( verdenking van het syndroom Münchhausen bij proxy).
Uit het reclasseringsadvies d.d. 15 juni 2015 is ook gebleken dat verdachte een belaste jeugd heeft gehad waarin hij affectief en pedagogisch werd verwaarloosd. Vader werkte en moeder was vaak ziek. Er was geen structuur in het gezin en overal lag rommel, waarbij verdachte al jong verantwoordelijk werd gehouden voor een goed verloop van het gezinsleven en het huishouden. Vanwege het feit dat verdachte er niet in slaagde om de regie te voeren, gebruikte hij ook geweld naar de jongere kinderen om zijn doel te bereiken, en is hij daarin wel eens te ver gegaan. Binnen het gezin kon vader ook zeer agressief zijn en waren er dagelijks ruzies tussen de gezinsleden. Verdachte heeft zich binnen dit gezin staande gehouden door emotioneel te verharden.
Uit het rapport is voorts gebleken dat verdachte in juni 2012 uit huis is gezet en in datzelfde jaar naar aanleiding van de gebeurtenissen in de thuissituatie enkele gesprekken bij Dimence heeft gehad. Bij verdachte is sprake van een laag recidiverisico. Verdachte woont momenteel samen met zijn vriendin en heeft een fulltime baan.
De rechtbank houdt rekening met voornoemde rapporten, waaruit is gebleken dat verdachte in zekere mate ook zelf als slachtoffer van de heersende gezinscultuur kan worden beschouwd. Tevens houdt de rechtbank rekening met het lange tijdsverloop tussen de data waarop verdachte de feiten heeft gepleegd en de behandeling ter zitting en met het feit dat verdachte ook zelf deels minderjarig is geweest tijdens het plegen van de mishandelingen.
De rechtbank zal volstaan met oplegging van een taakstraf van na te melden duur en acht oplegging van de door de officier van justitie gevorderde voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van bijzondere voorwaarden niet opportuun.
De rechtbank acht gelet op al het hiervoor overwogene een taakstraf voor de duur van 80 uur, te vervangen door 40 dagen hechtenis, passend en geboden.
7.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De officier van justitie heeft ten aanzien van de in beslag genomen goederen onttrekking aan het verkeer van de personal computer, de harde schijf en de laptop met geribbelde bovenkant gevorderd.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de in beslaggenomen goederen op het standpunt gesteld dat de verdediging zich bij een bewezenverklaring refereert aan het oordeel van de rechtbank.
Mocht de rechtbank verdachte vrijspreken dan heeft de raadsvrouw verzocht om teruggave aan verdachte van de in beslag genomen laptop met geribbelde bovenkant.
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen computer, harde schijf en laptop met geribbelde bovenkant dienen te worden onttrokken aan het verkeer. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met de wet of het algemeen belang, nu deze gegevensdragers strafbaar materiaal in de vorm van kinderporno, dan wel dierenporno bevatten.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. I. Mercanoglu) heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.143,-- (vijfduizendhonderddrieënveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Materiële schade bestaande uit de kosten van rechtsbijstand van € 143,--
  • Immateriële schade van € 5.000,--.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt toegewezen tot een bedrag van € 5.143,-- inclusief de wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de immateriële schade subsidiair gevorderd dat – mocht de rechtbank de gevorderde immateriële schade te hoog vinden - de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid tot een bepaald bedrag aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de opgevoerde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en de vordering van de benadeelde partij daardoor een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengt.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij [slachtoffer 1] in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder 3 met parketnummer 08.770156-14 en onder 4 met parketnummer 08.952573-14 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten ten aanzien van de materiële kosten zijn niet, althans onvoldoende, betwist. De rechtbank zal het gevorderde ten aanzien van de materiële kosten dan ook toewijzen tot een bedrag van € 143,-- inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 1.000,--in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, in aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot in totaal een bedrag van € 1.143,--, te weten € 143,-- aan materiële kosten en € 1.000,-- aan immateriële kosten. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] (gemachtigde mr. M.E.W.M. Rupert) heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 10.454,84 (tienduizendvierhonderdvierenvijftig euro en vierentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Materiele schade van € 454,84;
  • Immateriële schade van € 10.000,--.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wordt toegewezen tot een bedrag van € 10.154,84 – met uitzondering van de € 300,-- voor het opknappen van de kamer bij de pleegouders - inclusief wettelijke rente met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot voornoemd bedrag.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de immateriële schade subsidiair gevorderd dat – mocht de rechtbank de gevorderde immateriële schade te hoog vinden - de rechtbank gebruik maakt van haar schattingsbevoegdheid tot een bepaald bedrag aan immateriële schade met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel tot dat bedrag.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat verdachte moet worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.
De raadsvrouw van verdachte heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat de opgevoerde immateriële schade onvoldoende is onderbouwd en de vordering van de benadeelde partij daardoor een onevenredige belasting van het strafproces met zich meebrengt.
Ten aanzien van de kosten van het opknappen van de kamer bij de pleegouders heeft de raadsvrouw verzocht deze kosten af te wijzen, nu geen sprake is van rechtstreekse schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij [slachtoffer 2] in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door de onder 3 met parketnummer 08.770156-14 en onder 4 met parketnummer 08.952573-14 bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten ten aanzien van de materiële kosten zijn deels betwist. De rechtbank zal het gevorderde ten aanzien van de materiële kosten dan ook toewijzen tot een bedrag van € 154,84 (reiskosten) inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Ten aanzien van de opgevoerde € 300,-- voor het opknappen van een kamer bij pleegouders - ontbreekt naar het oordeel van de rechtbank een rechtstreeks verband tussen deze kosten en de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 1.000,-- in redelijkheid en billijkheid toewijsbaar, in aanmerking genomen de aard en ernst van het bewezenverklaarde.
De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot in totaal een bedrag van € 1.154,84, te weten € 154,84 aan materiële kosten en € 1.000,-- aan immateriële kosten. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten zijn toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 36b, 36c, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde met parketnummer 08.770156-14 en het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde met parketnummer 08.770156-14 en het onder 4 ten laste gelegde met parketnummer 08.952573-14 heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 ten laste gelegd met parketnummer 08.770156-14 en onder 4 ten laste gelegd met parketnummer 08.952573-14 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3: het misdrijf Mishandeling, meermalen gepleegd;Parketnummer 08.952573-14:
feit 4: het misdrijf Mishandeling, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het meer gevorderde niet-ontvankelijk.
de inbeslaggenomen voorwerpen
- onttrekt aan het verkeer de in beslag genomen personal computer, harde schijf en laptop met geribbelde bovenkant.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. L.J. Bosch en mr. S.M. Milani, rechters, tevens kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Nassau, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2015.
Buiten staat
Mrs. Bosch en Versteeg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland, tactische recherche met registratienummer PL0400-2012051294-51. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Parketnummer 08.770156-14:
Feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [1] ;
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [2] ;
 Het overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2012 van [slachtoffer 1] [3] ;
 Het overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2012 van [slachtoffer 2] [4] ;
 De bekennende verklaring van verdachte [5] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2015 [6] .
Parketnummer 08.952573-14:
Feit 4
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 4 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [7] ;
 Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] [8] ;
 Het overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2012 van [slachtoffer 1] [9] ;
 Het overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2012 van [slachtoffer 2] [10] ;
 De bekennende verklaring van verdachte [11] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2015 [12] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], d.d. 16 april 2014, pag. 43 t/m 54.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 1 mei 2014, pag. 55 t/m 64.
3.Overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2012, pag. 192 t/m 195.
4.Overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2012, pag. 230 t/m 235.
5.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 augustus 2014, pag. 393 t/m 396.
6.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 juni 2015.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], d.d. 16 april 2014, pag. 43 t/m 54.
8.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 1 mei 2014, pag. 55 t/m 64.
9.Overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2001 tot en met 28 juni 2012, pag. 192 t/m 195.
10.Overzicht journaalregels uit [naam 3] huisartsenpraktijk van 1 januari 2003 tot en met 28 juni 2012, pag. 230 t/m 235.
11.Proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 augustus 2014, pag. 393 t/m 396.
12.Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting d.d. 29 juni 2015.