Boete van € 5.400, - wegens overtreding van artikel 4.45, eerste lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit), vanwege het beschadigen van asbesthoudende golfplaten op diverse plaatsen gedurende de werkzaamheden;
Boete van € 5.400, - wegens overtreding van artikel 4.45, eerste lid, Arbobesluit, vanwege het niet zo spoedig mogelijk verzamelen en afvoeren van de afvalstoffen, als gevolg van het bewerken of verwerken van asbest, in een daartoe geschikte en gesloten verpakking, voorzien van een etiket met duidelijk en goed leesbare vermelding dat de inhoud asbest bevat;
Boete van € 900, - wegens overtreding van 4.47c, eerste lid, Arbobesluit, omdat geen schriftelijke melding van de hiervoor genoemde werkzaamheden met asbest of asbesthoudende producten op het kantoor van Inspectie SZW is ontvangen;
Boete van € 5.400, - wegens overtreding van artikel 4.48a, eerste lid, van het Arbobesluit, omdat geen doeltreffende maatregelen waren getroffen ter bescherming van de betrokken werknemer;
Boete van € 5.400, - wegens overtreding van artikel 4.48a, vierde lid, van het Arbobesluit, omdat niet al het aanwezige asbest was verwijderd, voordat met andere werkzaamheden werd begonnen;
Boete van € 900, - wegens overtreding van artikel 4.50, eerste lid, van het Arbobesluit, omdat geen schriftelijk werkplan is opgesteld met daarin maatregelen ter bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de betrokken werknemers;
Boete van € 900, - wegens overtreding van 4.51a, derde lid, van het Arbobesluit, omdat na de werkzaamheden geen visuele inspectie is uitgevoerd door een bedrijf dat daartoe is uitgerust;
Boete van € 8.100, - wegens overtreding van artikel 4.54d, eerste lid, aanhef en onder a, van het Arbobesluit, omdat het geheel of gedeeltelijk afbreken of uit elkaar nemen van de bouwwerken of objecten waarin asbest of asbesthoudende producten was respectievelijk waren verwerkt niet werden verricht door een bedrijf dat in het bezit was een certificaat asbestverwijdering;
Boete van € 8.100, - wegens overtreding van artikel 5.54d, vijfde lid, van het Arbobesluit, omdat voornoemde werkzaamheden niet werden verricht door of onder toezicht van een persoon die in het bezit was van een certificaat vakbekwaamheid voor het toezicht houden op het werken met asbest, dat is afgegeven door verweerder of een certificerende instelling;
Boete van € 8.100, - wegens overtreding van artikel 5.54d, zevende lid, van het Arbobesluit, omdat voornoemde werkzaamheden niet werden verricht door een persoon die in het bezit was van een certificaat vakbekwaamheid voor het verwijderen van asbest dat is afgegeven door verweerder of een certificerende instelling.
Verder voert eiseres aan dat gelet op het feit dat het hier gaat om een eenmansactie van een werknemer geen sprake kan zijn van overtreding van zowel het vijfde als het zevende lid van artikel 4.54d van het Arbobesluit.
Eiseres betwist verder dat sprake is van overtreding van de artikelen 4:48a, vierde lid, en artikel 4.51a, derde lid, van het Arbobesluit.
Volgens eiseres valt haar geen verwijt te maken en dient haar om die reden geen boete te worden opgelegd, dan wel dient de boete te worden gematigd. Eiseres heeft voldaan aan de eerste matigingsgrond uit de Beleidsregel. Er is een asbestinventarisatierapport opgesteld en voor verwijdering van de asbesthoudend dakbedekking was een gespecialiseerd bedrijf ingeschakeld. Eiseres heeft gekozen voor een volgorde van werken die in beginsel geen enkel gevaar voor werknemers met zich bracht.
Alle werknemers van eiseres, waaronder de betrokken werknemer, zijn geïnstrueerd en geïnformeerd over de inschakeling van een gespecialiseerd bedrijf voor asbestsanering.
Zij wisten derhalve dat zij zouden moeten afblijven van de dakbedekking van de aangrenzende (bestaande) stal, nu de dakbedekking bestond uit asbesthoudende platen.
Ook de betrokken werknemer wist dat en hij wist bovendien dat er gezondheidsrisico’s waren verbonden aan het beschadigen van asbestgolfplaten zoals hier in geding.
De betrokken werknemer heeft tegen de instructies in gehandeld, ondanks het feit dat van adequaat toezicht sprake was.
Verder acht eiseres het onevenredig dat de boetes worden gestapeld. Eén gedraging van een werknemer, het met een hamer bewerken van asbestplaten, valt ten onrechte uiteen in een tiental overtredingen. Verweerder gaat daarbij voorbij aan het feit dat eiseres wel degelijk maatregelen heeft genomen ter bescherming van de gezondheid en veiligheid van de werknemers.
Voorts stelt eiseres dat als een parallel met het strafrecht wordt getrokken er sprake is van eendaadse samenloop of in elk geval van een voortgezette handeling als bedoeld in de artikelen 55 en 56 van het Wetboek van Strafrecht (hierna WvSr) en om die reden ten onrechte is overgegaan tot cumulatie van boetes. Voor het geval uitgegaan moet worden van meerdaadse samenloop heeft verweerder in het bestreden besluit geen aandacht geschonken aan de begrenzing van de boeteoplegging door het evenredigheidsbeginsel.
10.6Van verminderde verwijtbaarheid die aanleiding geeft de boete te matigen is gezien hetgeen overwogen is onder 10.4 wel sprake. Omdat wordt voldaan aan factor 2° van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel bestaat aanleiding de boete van € 35.100 met een derde te matigen tot € 23.400, -.
11. De rechtbank is evenwel van oordeel dat een boete van € 23.400, - , gelet op de ernst van de overtredingen en de gevolgen daarvan, onevenredig zwaar is. Het totale boetebedrag, ook na vermindering als bedoeld in 10.6 staat niet in evenwicht met de oorzaak van de overtredingen, te weten de eenmansactie van een werknemer die tegen de instructies in en hoewel gewaarschuwd voor de gevaren van asbesthoudend materiaal onverwacht met een hamer “losgaat” op asbesthoudende dakplaten.
12. Het voorgaande brengt met zich dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven.
13. Artikel 8:72a van de Awb bepaalt dat, indien de rechtbank een beschikking tot het opleggen van een bestuurlijke boete vernietigt, de rechtbank een beslissing neemt omtrent het opleggen van de boete en dat zij bepaalt dat haar uitspraak in zoverre in de plaats treedt van de vernietigde beschikking.
14. Gelet op het hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 11 bepaalt de rechtbank dat de boete op € 8.100, - wordt gesteld.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting. met een waarde per punt van € 490, - en een wegingsfactor 1). De kosten in verband met de behandeling van het bezwaar komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat eiseres niet tijdig, voordat verweerder op bezwaar had beslist, daarom heeft verzocht.