ECLI:NL:RBOVE:2015:332

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
22 januari 2015
Publicatiedatum
22 januari 2015
Zaaknummer
08.730020-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld in de binnenstad van Zwolle leidt tot werkstraf en schadevergoeding

Op 22 januari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 8 september 2013 in Zwolle openlijk geweld heeft gepleegd. De verdachte, samen met een medeverdachte, heeft een slachtoffer mishandeld op de Melkmarkt. De tenlastelegging omvatte het slaan, duwen en schoppen van het slachtoffer, wat resulteerde in letsel en pijn. Tijdens de zitting op 8 januari 2015 heeft de officier van justitie een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat het geweld wettig en overtuigend bewezen was, mede op basis van getuigenverklaringen. De verdachte heeft bekend betrokken te zijn geweest bij de geweldpleging, maar ontkende dat hij het slachtoffer had geschopt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren en een schadevergoeding van €150 aan het slachtoffer. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder het feit was gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die sindsdien niet meer met justitie in aanraking was gekomen. De vordering van de benadeelde partij voor materiële schade werd afgewezen, maar de immateriële schade werd toegewezen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.730020-14 (P)
Datum vonnis: 22 januari 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte 2],
geboren op [geboortedatum] 1987 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
8 januari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.C.C. Berendsenen van wat door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 8 september 2013 in Zwolle openlijk geweld heeft gepleegd, dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 08 september 2013 te Zwolle met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Melkmarkt, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- het een of meermalen tegen/op de neus, althans in/tegen het gezicht te slaan van die [slachtoffer] en/of
- het (met kracht) naar de grond te duwen/trekken van die [slachtoffer] en/of
- het een of meermalen tegen het hoofd, althans lichaam te schoppen/trappen, althans schoppende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer];

althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat

hij op of omstreeks 08 september 2013 te Zwolle tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]) een of meermalen tegen/op de neus, althans het gezicht heeft geslagen en/of (met kracht) naar de grond heeft geduwd/getrokken en/of een of meermalen tegen het hoofd, althans het lichaam heeft geschopt/getrapt, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 100 uren subsidiair 50 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd voor de duur van twee jaar.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] hoofdelijk wordt toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdachte
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte zelf en de verschillende getuigenverklaringen.
Verdachte heeft bekend dat hij bij het geweld tegen [slachtoffer] betrokken is geweest. Hij heeft bij de politie verklaard dat hij hem twee keer heeft gevloerd. Ter terechtzitting heeft verdachte uitgelegd dat hij dit door middel van een veegbeweging (een karate techniek) heeft gedaan; hier bedoelt hij een soort ‘pootje haken’ mee. Verdachte heeft ontkend dat hij aangever heeft geschopt toen deze op de grond lag.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte samen met [verdachte 1] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer].
Verdachte heeft bekend dat hij bij de geweldpleging tegen [slachtoffer] betrokken was. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] naar de grond heeft gewerkt en dat hij mogelijk met een voet of scheen op hem heeft gedrukt. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij [slachtoffer] door middel van een soort veegbeweging met zijn been onderuit heeft gehaald. Medeverdachte [verdachte 1] heeft bekend dat hij [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen. Hij heeft ook gezien dat aangever op de grond terecht is gekomen. Zowel verdachte als zijn medeverdachte [verdachte 1] hebben ontkend dat zij aangever hebben geschopt of schoppende bewegingen hebben gemaakt toen hij op de grond lag. Dit laatste acht de rechtbank op basis van de verschillende getuigenverklaringen wel wettig en overtuigend bewezen. Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat een jongen met een rode jas en een jongen met een zwarte jas schoppende bewegingen maakten naar [slachtoffer]. Verdachte heeft verklaard dat hij een zwarte jas droeg en [verdachte 1] droeg volgens eigen zeggen een rode jas. Ook getuige [getuige 2] heeft verklaard dat twee jongens trapten naar aangever toen hij op de grond lag. De (onafhankelijke) getuige [getuige 3] heeft ook verklaard dat de jongen met de rode jas de jongen die op de grond lag, probeerde te schoppen. Tot slot merkt de rechtbank de zogenaamde ‘veegbeweging’ die verdachte met zijn been heeft gemaakt ook aan als een schoppende beweging.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 08 september 2013 te Zwolle met een ander op de openbare weg, de Melkmarkt, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit
- in het gezicht te slaan van die [slachtoffer] en
- het (met kracht) naar de grond duwen/trekken van die [slachtoffer] en
- schoppende bewegingen maken in de richting van die [slachtoffer].
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Er zijn overigens ook geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Het misdrijf: Openlijk en in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 8 september 2013 in het centrum van Zwolle na het uitgaan openlijk geweld gepleegd tegen een persoon door hem samen met een ander op de openbare weg in het gezicht te slaan, hem naar de grond te werken en toen hij op de grond lag schoppende bewegingen naar hem te maken.
Verdachte heeft hierdoor inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zich schuldig gemaakt aan uitgaansgeweld. Bovendien brengt het bewezen verklaarde gedrag van verdachte gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving, nu de geweldpleging heeft plaatsgevonden op de openbare weg.
Verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie en is na 8 september 2013 niet meer met politie of justitie in contact gekomen. De rechtbank weegt dat in positieve zin mee. Ook houdt de rechtbank rekening met de verklaring van verdachte dat hij spijt heeft van hoe het is gelopen en dat het niet zo had moeten gaan.
Voornoemde factoren in aanmerking nemend acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden. Een voorwaardelijke gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd acht de rechtbank niet nodig, nu het feit bijna anderhalf jaar geleden heeft plaatsgevonden en verdachte sindsdien niet meer met politie of justitie in contact is gekomen. Bovendien heeft verdachte zijn leven op de rit en heeft de rechtbank er vertrouwen in dat iets dergelijks in de toekomst niet meer zal gebeuren.

9.De vordering van de benadeelde partij

Voor aanvang van de terechtzitting heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 343,55, bestaande uit een bedrag van € 43,55 aan materiële schade wegens een kapotte trui en een bedrag van € 300,- aan immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden ten gevolge van het bewezen verklaarde feit.
Wat de gevorderde materiële schade wegens de kapotte trui betreft is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat bij de openlijk geweldpleging de trui van aangever kapot is gegaan. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dat deel van de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren in de vordering..
De gevorderde immateriële schade is, gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, voor toewijzing vatbaar tot een bedrag van € 150,-.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
Als extra waarborg voor betaling aan de benadeelde partij zal de rechtbank overeenkomstig artikel 36f Sr de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van bovengenoemde geldsom ten behoeve van de benadeelde partij.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c en 22d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.3 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats 2], van een bedrag van € 150,-, hoofdelijk met dien verstande dat indien en voor zover verdachtes mededader betaalt, verdachte in zoverre van deze verplichting zal zijn bevrijd, vermeerderd met de wettelijke rente sinds de dag waarop het thans bewezen verklaarde feit jegens de benadeelde partij werd gepleegd, te weten 8 september 2013, tot die van de voldoening;
  • veroordeelt de verdachte voorts in de kosten, door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
  • legt op aan verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
  • bepaalt dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat, daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] (in zoverre) komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte en/of zijn mededader (gedeeltelijk) heeft/hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], daarmee verdachtes verplichting tot betaling aan de Staat (in zoverre) komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor wat het meer gevorderde betreft in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. S. Taalman en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2015.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit processen-verbaal uit het dossier van de regiopolitie IJsselland, team Zwolle-Oost met nummer PL04ZO-2013104960.
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van verhoor van aangifte van [slachtoffer] d.d. 8 september 2013, inhoudende:
Op zondag 8 september 2013 omstreeks 04.45 uur, was ik met vrienden aan het stappen in de binnenstad van Zwolle. Omstreeks 04.45 uur liep ik met mijn vriend genaamd, [getuige 1] vanaf de Bommel gelegen aan de Jufferenwal richting huis. Wij liepen naar huis over de Melkmarkt.
Op de Melkmarkt zagen wij dat iemand die [getuige 1] en ik beide kennen, genaamd [getuige 2], problemen had met een groepje jongens. (…)
Ik zag dat de jongen van wie ik de naam niet weet, met de rode jas, [getuige 2] vastpakte. Ik ben toen tussen hen in gaan staan. (…) Ik voelde dat de jongen met de rode jas mij sloeg in mijn gezicht. Hij raakte mij op mijn neus. Ik herinner mij dat de jongen met de rode jas mij met zijn rechterhand sloeg. Door deze klap in mijn gezicht ben ik op de grond gevallen, ik ben voorwaarts gevallen en viel met mijn gezicht op de straat. Toen ik op de grond lag voelde ik dat ik nog een trap kreeg in mijn nek. (…)
Ik zie nu dat ik bloed op mijn handen heb, afkomstig van mijn gezicht. Ook mijn neus is opgezwollen. Ik heb pijn aan mijn neus.
(…)
Ik verbalisant [verbalisant], zie dat de neus van aangever zeer dik is en dat zijn rechterwang tevens opgezwollen, blauw en iets geschaafd is.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 8 september 2013, inhoudende:
V: Vertel eens over vannacht. Om te beginnen, wat voor kleding droeg jij vannacht?
A: blauw/roze shirtje, donkerblauwe spijkerbroek en allstar schoenen en een zwart leren jack.
V: Met wie was je in Zwolle?
A: Eerst met een hele grote groep maar die waren we op een gegeven moment kwijt.
Daarna was ik met [verdachte 3], [verdachte 1] en [naam 1].
(…)
V: Wat gebeurde er in het centrum van Zwolle?
(…)
Toen we even later bij de RABO stonden heb ik een geintje gemaakt over mijn jas. Ik deed net alsof ik een andere jas had meegenomen. (…) Kennelijk ving toen een voorbijganger dat op. Er stonden al 2 of 3 binnen bij de RABO-bank (onder de overkapping). Er kwam toen nog eentje bij die zei dat het zijn jas was. Ik zei toen dat het gewoon mijn eigen jas was. Toen ontstond er wat gebekvecht over en weer. Ik zag toen van achter mij iemand een klap uitdelen en een jongen van die andere groep liep toen met een bloedneus, die jongen liep toen ook weg. Tussen ons en de rest van de groep ontstond toen weer woorden en discussie en vervolgens duwen en trekken. Er werd ook geslagen. Ik heb zelf (…) twee keer iemand gevloerd.
V: En toen?
A: Nog steeds trekken en duwen, mijn maatje ging er wel op door, die heeft wel geslagen.
(…)
Ik heb die jongen echt wel naar de grond gegooid, dat klopt. Misschien heb ik wel met mijn voet of scheen op hem gedrukt, hem op de grond te houden.
3.
De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 8 januari 2014, inhoudende:
Ik heb de jongen vastgepakt en naar de grond geveegd. Met naar de grond vegen bedoel ik dat ik hem een soort van pootje heb gehaakt.
4.
Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte 1] d.d. 8 september 2013, inhoudende:
Ik had een rood jasje aan. En een spijkerbroek.
(…) Uiteindelijk waren we nog met 4 over, dat was ik zelf dus samen met [verdachte 2], [naam 1] en [verdachte 3]. We stonden bij de RABO-bank op de Melkmarkt en toen kwam er een jongen naar ons toe die begon over het jasje van [verdachte 2]. [verdachte 2] droeg een zwart leren jasje (…) Die jongen was ook met een paar andere jongens, ze waren met 3 of 4. Er ontstonden wat woorden over en weer. Dat werd steeds erger. Het ging eigenlijk nergens over, er werd eigenlijk niets gezegd, het was meer schelden en zo. (…) Ik gaf hem 1 klap met de vuist. Ik raakte hem volgens mij op zijn lip, ik zag namelijk later dat hij een bloedlip had. (…)
Hij is wel op de grond gevallen, dat klopt. Hij stond ook weer op.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], d.d. 8 september 2013, inhoudende:
Vandaag, zondag 8 september 2013, bevond ik mij in de binnenstad van Zwolle. Ik was hier met een aantal vrienden van mij genaamd [naam 2], [slachtoffer] en [getuige 2]. Omstreeks 04:00 uur liep ik samen met [slachtoffer] vanuit de Jufferenwal richting de Melkmarkt. Ter hoogte van de pinautomaten van de Rabobank zag ik [naam 2] en [getuige 2] staan. Zij stonden onder de overkapping om even te schuilen voor de regen. Ik zag dat [getuige 2] stond te praten met een voor mij onbekende jongen. Ik zag dat daar nog een aantal jongens omheen stonden die bij die voor mij onbekende jongen hoorde. Ik hoorde dat het ging over een jas die de onbekende jongen had gestolen ofzo. [naam 2] maakte vervolgens een grap over die gestolen jas. Hij zei iets in de trant van dat het zijn jas had kunnen zijn. Hierop kreeg [naam 2], uit het niets, een stoot in zijn gezicht van die voor mij onbekende jongen. Ik zag dat de voor mij onbekende jongen dit deed met de palm van zijn hand. Hij stootte met kracht tegen de neus van [naam 2]. Ik zag dat [naam 2] direct begon te bloeden uit zijn neus. [naam 2] liep hierop weg. Ik weet niet waarheen.
Ik en [slachtoffer] probeerde de boel een beetje te sussen. Wij spraken de onbekende jongen aan en vroegen waar dit op sloeg. De onbekende jongen zei dat [naam 2] niet zo’n grote mond moest hebben en niet zo stoer moest doen. Twee andere jongens uit die groep bemoeiden zich er ook mee. Ik moest mijn bek houden volgens hun. Hierop escaleerde het weer. Een jongen met een rood jasje en een jongen met een zwarte jas duwden met kracht tegen mijn borst waarop ik hard met mijn rug tegen de muur aan kwam. Toen vielen deze twee jongens [slachtoffer] aan. Ze sloegen [slachtoffer] naar de grond. Dit ging heel snel. Ik zag dat één van de jongens [slachtoffer] met een gestrekte arm naar de grond sloeg. Toen [slachtoffer] eenmaal op de grond lag, schopte beide jongens in de richting van [slachtoffer] zijn hoofd.
6.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] d.d. 8 september 2013, inhoudende:
Ik ben gisteravond, dat was op zaterdag 07 september 2013, op een verjaardagsfeestje geweest. Omstreeks 01:15 uur ben ik samen met een grote groep van ongeveer twaalf vrienden de stad ingegaan. Met de stad bedoel ik de binnenstad van Zwolle.
(…)
Omstreeks 05:00 uur, het exacte tijdstip weet ik niet, stond ik op de Melkmarkt bij
de Rabobank. We stonden in de pinruimte.
Ik stond daar met een vriend van mij genaamd [naam 2]. We stonden daar te
schuilen voor de regen. (…)
Bij ons stonden nog vier andere jongens te schuilen. Ik hoorde dat een van de jongens zei tegen de andere jongens dat de jas welke hij droeg niet zijn eigen jas was. Hij droeg op dat moment een zwarte lederen jas. Ik dacht dat hij bedoelde dat hij de jas had gestolen.
Ik zei vervolgens tegen hem uit de grap: “Volgens mij is dat mijn jas”. Ik hoorde dat de jongen met de jas zei: “Maakt me niet uit, nu is het mijn jas”. Ik merkte dat de jongen was opgefokt. Ik legde uit dat ik een grap maakte en dat het niet mijn jas was.
Mijn vriend [naam 2] zat op zijn fiets voor de pinruimte. Ik zag dat [naam 2] afstapte en hij mij kwam staan. Kennelijk raakte de jongens hierdoor geïntimideerd. [naam 2] is een grote jongen. Een van de jongens, dit betrof een jongen met een lichtgroene blouse, gaf vanuit
het niets mijn vriend [naam 2] een klap in zijn gezicht. Ik kon niet zien of hij dit met de gebalde vuist deed of met de vlakke hand. Ik zag meteen hierop dat [naam 2] een bloedneus had.
Er ontstond een woordenwisseling. Ik probeerde de zaak te sussen. Vervolgens hoorde ik dat ze mij ook wel even een bloedneus wilde slaan. (…)
Inmiddels waren er twee andere vrienden bij mij komen staan. Dit waren [getuige 1] en [slachtoffer] . (…)
Er bleef een woordenwisseling gaande. Ditmaal waren [getuige 1] en [slachtoffer] er ook bij betrokken.
Ik hoorde dat [getuige 1] een opmerking maakte en vervolgens zag ik dat [getuige 1] door een
van de knapen werd vastgepakt bij zijn keel en tegen de muur werd gedrukt. Dit betrof een muur in de pinruimte.
Vervolgens zag ik dat [slachtoffer] heel snel buiten naar de grond werd gewerkt door een
van de jongens uit de groep.
(…) Ik zag dat men probeerde [slachtoffer] tegen zijn hoofd te trappen.
7.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] d.d. 8 september 2013, inhoudende:
Ik werk als nachtportier in Zwolle. Ik was deels getuige vannacht van die vechtpartij. Ik was eerst aangesproken door een jongen die in elkaar was geslagen, dat had ik niet gezien. (…) Toen ik weer ging kijken waren ze opeens weer aan het vechten. Ik ben er naar toe gelopen en toen zag ik dat die jongen met die rode jas aan die andere jongen sloeg en dat hij, toen die jongen op de grond lag hem nog tegen het hoofd aan probeerde te schoppen.