ECLI:NL:RBOVE:2015:3246

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
08.960081 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen van een aanzienlijk geldbedrag aangetroffen in Amsterdam

Op 7 juli 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een vonnis uitgesproken in de zaak tegen een man uit Colombia, die werd beschuldigd van witwassen. De verdachte, geboren in 1971 te Colombia, werd op 23 april 2015 in Amsterdam aangehouden, waar in zijn kamer op een logeeradres een bedrag van ongeveer € 328.500,- aan contanten werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte geen beroep kon doen op het huisrecht, omdat hij slechts tijdelijk in Nederland verbleef en niet als bewoner kon worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 23 juni 2015 werd de vordering van de officier van justitie, mr. M.H.L. Verwiel, besproken, die een gevangenisstraf van 15 maanden had geëist. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.W.P. Beijen, pleitte voor bewijsuitsluiting en vrijspraak, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat het geldbedrag afkomstig was uit misdrijf en dat de verdachte wist dat het geld uit een criminele bron kwam. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Het in beslag genomen geld werd onttrokken aan het verkeer, terwijl een klein bedrag van € 450,- aan de verdachte werd teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.960081 (P)
Datum vonnis: 7 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] (Colombia).
thans verblijvende in de PI, Huis van Bewaring te Arnhem.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 23 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.H.L. Verwiel en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J.W.P. Beijen, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op of omstreeks 23 april 2015 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan het witwassen c.q. schuldwitwassen van een geldbedrag van ongeveer € 328.950,-.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 23 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland,
van (een) voorwerp(en), te weten een of meer (contante) geldbedrag(en), in
totaal ten bedrage van ongeveer 328.950,- euro, althans van enig geldbedrag,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e)
geldbedrag(en) was en/of wie voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden had,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze
geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig
misdrijf
en/of
(een) voorwerp (en), te weten een of meer (contante) geldbedrag (en), in totaal
ten bedrage van ongeveer 328.950,- euro, althans enig geldbedrag,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat dit/deze
geldbedrag(en) -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;
art 420bis lid 1, ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420quater Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1, ahf/ond a Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft
gevorderd dat verdachte ter zake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de periode die verdacht in voorarrest heeft doorgebracht.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen goederen, te weten het geld en de 5 telefoons heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht tot verbeurdverklaring.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bewijsuitsluiting conform artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) bepleit en verzocht verdachte vrij te spreken.
De raadsman heeft daartoe gesteld dat de rechter-commissaris op basis van de verstrekte informatie niet in redelijkheid tot de beslissing tot doorzoeking van de woning had kunnen komen. In de eerste plaats dient verdachte aangemerkt te worden als één van de bewoners van de woning aan de [adres] te Amsterdam, waaruit volgt dat de Schutznorm op hem van toepassing is. Nu verdachte geen toestemming heeft verleend is de doorzoeking ter inbeslagneming onrechtmatig geweest. De gevonden koffer met geld dient dan ook te worden uitgesloten van het bewijs. Verder heeft de rechter-commissaris de startinformatie niet kunnen toetsen omdat de verstrekte informatie voortkwam uit een lopend onderzoek en moet worden vastgesteld dat de startinformatie volgens het proces-verbaal van [verbalisant] d.d. 24 april 2015 van zes maanden eerder is, te weten 16 oktober 2014.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Startinformatie
Uit het proces-verbaal Pvb startinformatie d.d. 23 april 2015, de tweede alinea, valt op te maken dat de afgeschermde informatie op 23 april 2015 door [verbalisant] is ontvangen. In de vijfde alinea vermeldt [verbalisant] dat dezelfde informatie op 16 oktober 2014 aan hem is verstrekt om deze informatie te gebruiken voor verdere opsporingsonderzoeken. De rechtbank is van oordeel dat, gezien de vermelding in het proces-verbaal dat de informatie op 23 april 2015 is ontvangen, in combinatie met het feit dat op 23 april 2015 een spoedzoeking heeft plaatsgevonden waartoe de rechter-commissaris mondeling een machtiging heeft verstrekt, de datum van 16 oktober 2014 als een kennelijke schrijffout moet worden aangemerkt.
Nu de rechtbank uit gaat van 23 april 2015 als datum waarop de startinformatie is verkregen, behoeft het betoog van de raadsman, dat is gebaseerd op de stelling dat de startinformatie ten tijde van de doorzoeking al zes maanden oud was, geen verdere bespreking. De rechter-commissaris heeft in redelijkheid een machtiging kunnen verlenen tot doorzoeking ter inbeslagneming in die woning.
Schutznorm
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van binnentreden vast dat mevrouw [naam] de hoofdbewoonster van de woning is. Op het moment van de doorzoeking had zij drie logés in huis, onder wie verdachte. Verdachte verbleef, naar zeggen van mevrouw [naam], 10 dagen op voornoemd adres. Verdachte heeft geen toestemming verleend voor de doorzoeking van zijn slaapkamer, ook niet achteraf.
In de slaapkamer waar verdachte verbleef is een koffer met een aanzienlijke hoeveelheid geld aangetroffen in coupures van 600 biljetten van € 500,-, 219 biljetten van € 100,- en 33 biljetten van € 200,-.
Ter terechtzitting d.d. 23 juni 2015 heeft verdachte verklaard dat hij in Nederland was voor vakantie en dat hij zou terug gaan naar Colombia. Verdachte heeft noch bij de politie noch ter terechtzitting een verklaring afgelegd over het aangetroffen geld; hij heeft zich hieromtrent telkens op zijn zwijgrecht beroepen.
Uit de Memorie van toelichting op de Algemene wet op het binnentreden [1] valt op te maken dat een
bewonerdegene is die een woning gebruikt voor het ongestoord verblijf in een ruimte die tot exclusief verblijf voor die persoon of voor een beperkt aantal in een gemeenschappelijke huishouding levende personen ingericht en bestemd is. Een kortdurend verblijf of de afwezigheid van de bewoningswil kunnen hierop uitzonderingen zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, gezien zijn gestelde korte vakantieverblijf in Nederland en de intentie na enkele weken naar Colombia terug te keren, de wil tot bewoning ontbeerde waardoor hij niet als lid van een gemeenschappelijke huishouding kan worden bestempeld en derhalve niet als bewoner kan worden aangemerkt. Verdachte kan daarom geen beroep doen op het met waarborgen omgeven huisrecht.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van een norm die strekt tot bescherming van het belang van verdachte.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat geen sprake is van een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv. De rechtbank verwerpt het verweer dat de onderzoeksresultaten uit dat onderzoek wegens een onherstelbaar vormverzuim moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het bewijs het volgende. Op 23 april 2015 is bij de politie de volgende informatie binnengekomen:
“In een perceel [adres] te Amsterdam Zuid-Oost is vermoedelijk een groot geldbedrag aanwezig. Dit geldbedrag is vermoedelijk afkomstig uit de opbrengst van enig misdrijf”.
Aan de hand van voornoemde informatie is een opsporingsonderzoek gestart en heeft een doorzoeking ter inbeslagneming in voornoemde woning plaatsgevonden.
In de woning zijn vier volwassenen en drie kinderen aangetroffen, onder wie mevrouw [naam], die hoofdbewoner van voornoemde woning is, en verdachte. Verdachte verbleef op dat moment tien dagen op voornoemd adres.
Tijdens de doorzoeking is in de slaapkamer waar verdachte gebruik van maakte, een koffer aangetroffen met een cijferslot. Verdachte heeft desgevraagd de koffer geopend. In de koffer is een geldbedrag aangetroffen van in totaal € 328.500,-, in coupures van € 500,- € 110,- en € 200,-,. In de jaszakken van verdachte zijn – naast het paspoort – enkele briefjes met berekeningen aangetroffen. Tijdens de insluitingsfouillering is bij verdachte ook nog € 450,- aan papiergeld gevonden. Noch bij de politie noch ter terechtzitting d.d. 23 juni 2015 heeft verdachte uitleg gegeven over de koffer met geld. Verdachte heeft verklaard dat hij in Nederland was voor vakantie en dat hij terug zou gaan naar Colombia.
Conclusie rechtbank
Voor een veroordeling ter zake witwassen dient te worden bewezen dat voornoemd
geldbedrag van misdrijf afkomstig was. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Gebleken is dat de handelingen ten aanzien van het geldbedrag van € 328.500,- plaatsvonden
onder omstandigheden die, in de context van de gebeurtenissen en in samenhang bezien, als
zogenoemde typologieën van — en daarmee kenmerkend voor — witwassen zijn aan te
merken. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit
gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Het in een koffer opslaan van een
grote hoeveelheid chartaal geld is zeer ongebruikelijk, onder meer vanwege de
veiligheidsrisico’s. Crimineel geld maakt het kennelijk de moeite waard dat risico te lopen.
Bovendien is niet gebleken dat, na de aanhouding van verdachte en de inbeslagname van het
geld, iemand het geld heeft opgeëist.
Voornoemde omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden van witwassen van opbrengsten
van misdrijven. Gelet op dit vermoeden mag van de verdachte worden verwacht dat hij een
verifieerbare verklaring geeft over de herkomst van het geldbedrag. Verdachte heeft
zich echter beroepen op zijn zwijgrecht en geen enkele verklaring gegeven voor de grote hoeveelheid geld die in de slaapkamer waar hij verbleef in een koffer was opgeslagen.
Verdachte heeft derhalve geen verifieerbare gegevens verstrekt inhoudende dat het bij hem
aangetroffen geldbedrag mogelijk op legale wijze is verkregen. Ook overigens biedt het dossier daarvoor geen enkele aanwijzing.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het
geldbedrag in de koffer van € 328.500,- — middellijk of onmiddellijk — uit misdrijf afkomstig is. Gelet op voornoemde omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte wist dat het geldbedrag uit misdrijf afkomstig was.
Het geldbedrag dat verdachte in zijn zak had ten tijde van zijn aanhouding, te weten € 450,-, laat de rechtbank wat betreft het witwassen buiten beschouwing nu dit geld naar het oordeel van de rechtbank niet als een onderdeel kan worden gezien van de inhoud van de koffer.
De rechtbank zal derhalve het witwassen van een bedrag van € 328.500,- wettig en overtuigend bewezen verklaren.
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 april 2015, te Amsterdam, althans in Nederland,
van (een) voorwerp(en), te weten een of meer (contante) geldbedrag(en), in totaal ten bedrage van ongeveer 328.500,- euro, de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of dit geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist, dat dit geldbedrag -onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf:
witwassen

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en heeft
daartoe gesteld dat verdachte ter zake het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van de periode die verdacht reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank toch tot een bewezenverklaring komt van het tenlastegelegde heeft de raadsman strafvermindering bepleit nu nog altijd sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, alsmede dat verdachte een first offender is en een illegale vreemdeling aan wie geen recht toekomt op voorwaardelijke invrijheidstelling.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen, hetgeen gericht is op het veiligstellen van uit misdrijf afkomstige opbrengsten. Het witwassen van criminele
gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële
en economische verkeer aan. Voornoemd handelen van verdachte bevordert het plegen van
delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbare legale herkomst van criminele
gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. De rechtbank
acht dit dan ook een ernstig feit.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met
een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 24 april 2015, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder veroordeeld is voor een strafbaar feit.
De rechtbank is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden straf is.
7.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
Het standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot het beslag, te weten het geld en de 5 telefoons, heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht deze verbeurd te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich niet over het beslag uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het in beslag genomen geldbedrag van € 328.500,- moet
worden onttrokken aan het verkeer, omdat dit een voorwerp is met betrekking tot
welke het feit is begaan.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het aan hem toebehorende geldbedrag van € 450,-, aangezien dit geldbedrag niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet.
Met betrekking tot de in beslag genomen telefoons overweegt de rechtbank dat in het relaasproces-verbaal wordt gerelateerd dat onder verdachte een mobiele telefoon in beslag is genomen. Het dossier bevat echter geen proces-verbaal van die inbeslagname noch enige andere aanwijzing. Gezien voornoemde onduidelijkheid zal de rechtbank derhalve geen beslissing nemen over de inbeslaggenomen telefoons.

8.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de inbeslaggenomen voorwerpen

- verklaart onttrokken aan het verkeer een geldbedrag van € 328.500,-
- gelast de teruggave van een geldbedrag van € 450,-, aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Landelijke Eenheid Team 4 met nummer 26Weerbroek. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
- Proces-verbaal startinformatie d.d. 23 april 2015, p.1.
Uit een in Nederland onder leiding van een officier van justitie lopend opsporingsonderzoek heb ik, op donderdag 23 april 2015 de navolgende informatie ontvangen dat:
“In perceel [adres] te Amsterdam Zuid-Oost is vermoedelijk een groot geldbedrag aanwezig. Het geldbedrag is vermoedelijk afkomstig uit de opbrengst van enig misdrijf”.
- Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming d.d. 24 april 2015, p.10 tot en met 13.
(..)
Op donderdag, 23 april 2015, omstreeks 16.10 uur werd door mij, verbalisant, voor een doorzoeking ter inbeslagneming binnengetreden in een woning, [adres] te Amsterdam Zuid-Oost.
(..)
Tijdens de doorzoeking werd het volgende in beslag genomen:
Beslagcode:
HA313.01.01.001 geldbedrag uit koffer (totaal € 328.500,-)
HA313.01.02.001 papiertjes met notities
(..)
Proces-verbaal ondergronds bankieren/witwassen, LERAE15035-21, p. 12
(..)
Tijdens de doorzoeking in de woning werd in de kamer, alwaar het geldbedrag van € 328.500,- werd gevonden, tevens de volgende jas aangetroffen.
In de jaszakken van deze jas werd het paspoort van de verdachte en de volgende briefjes aangetroffen.
(Zie pagina 12 voor weergave).
- Proces-verbaal van binnentreden in woning d.d. 23 april 2015, p 14 en 15.
(..)
In de woning werd, nadat er een groot geldbedrag in een koffer, welk cijferslot desgevraagd geopend werd door [verdachte], aangehouden: [verdachte] voornoemd.
- Kennisgeving van inbeslagneming d.d. 23 april 2015, p. 17 en 18.
(..)
Beslagene
Voornamen [verdachte]
Achternaam [verdachte]
Adres [adres]
Postcode [postcode]
Plaats Amsterdam
Land Nederland
Omschrijving van de in beslag genomen goederen:
IBN-CODE OMSCHRIJVING GOEDEREN
HA313.01.01.001 600 biljetten van 500 euro
33 biljetten van 200 euro
219 biljetten van 100 euro
Totaal 328.500,00 euro
[verdachte] 71.1 2 biljetten van 20 euro
2 biljetten van 5 euro 50,00 euro
[verdachte] 7I.3
8 biljetten van 50 euro 400,00 euro
Totaal 328.950,00 euro
- Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 23 juni 2015, inhoudende de verklaring van verdachte, waarin hij verklaart, zakelijk weergegeven, onder meer:
“[naam] is een vriendin. U laat mij een foto van een kamer zien. Daar heb ik verbleven. Dat is mijn jasje met het paspoort”.

Voetnoten

1.Memorie van Toelichting op de Algemene wet op het binnentreden, Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, 19073, nrs 1-3.