ECLI:NL:RBOVE:2015:3242

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 juli 2015
Publicatiedatum
7 juli 2015
Zaaknummer
08/770001-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Seksueel misbruik van minderjarige dochter en bedreiging met mes

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksueel misbruik van zijn zevenjarige dochter en bedreiging van zijn vrouw en dochter met een mes. De verdachte heeft in de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 februari 2013 handelingen gepleegd die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer, [slachtoffer 1], als betrouwbaar en geloofwaardig beoordeeld, ondersteund door forensisch bewijs. De verdachte heeft de beschuldigingen ontkend, maar de rechtbank oordeelde dat de gedetailleerde verklaringen van het slachtoffer, samen met de forensische bevindingen, voldoende bewijs vormden voor de bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit.

Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van bedreiging met een mes op 18 februari 2013. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk dreigend een groot keukenmes heeft getoond aan zijn vrouw en dochter, wat hen in ernstige angst heeft gebracht. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze opzettelijk had verworven of in bezit had gehad.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich houden aan de voorschriften van de reclassering, inclusief eventuele ambulante behandeling. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770001-13
Datum vonnis: 7 juli 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats] aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 24 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. J.W. Bosman, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: (primair)met zijn zevenjarige dochter, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]), handelingen heeft gepleegd die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam dan wel
(subsidiair)met zijn zevenjarige dochter [slachtoffer 1] ontucht heeft gepleegd;
feit 2: (primair)heeft geprobeerd [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel
(subsidiair)[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling;
feit 3:kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven dan wel in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 februari 2013, in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, één of meermalen met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 2005), zijnde verdachtes kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, (telkens) een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte één of meermalen zijn penis in de anus van die
[slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 februari 2013, in de gemeente Almelo, in elk geval in Nederland, één of meermalen (telkens) ontucht heeft gepleegd met zijn minderjarig kind, te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag] 2005, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte, één of meermalen de anus, althans het onderlichaam van die [slachtoffer 1] heeft betast, bevoeld en/of aangeraakt;
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2013 te Almelo ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) perso(o)n(en) genaamd [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een (groot keuken)mes in zijn (opgeheven) hand op die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] is toegelopen, althans voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] een (groot keuken)mes heeft getoond, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 18 februari 2013 te Almelo [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een (groot keuken) mes in zijn (opgeheven) hand op die [slachtoffer 2] en.of [slachtoffer 1] toegelopen, althans heeft, verdachte, voornoemde [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] een (groot keuken)mes getoond;
3.
hij op of omstreeks 06 februari 2013 te Almelo, in elk geval in Nederland, één of meerdere afbeeldingen, te weten 6 foto's en/of een gegevensdrager, te weten een computer (Packard Bell), bevattende één of meer afbeeldingen van seksuele gedragingen,
heeft verworven en/of
in bezit gehad en/of
zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking
van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft,
terwijl op die afbeelding(en) (een) seksuele gedraging(en) zichtbaar is/zijn, waarbij (telkens) een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken of schijnbaar was betrokken
welke voornoemde seksuele gedragingen bestonden uit:
het betasten en/of aanraken van de geslachtsdelen en/of de penis van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt met de vinger(s)/hand en/of
het houden van een (stijve) penis bij/naast het gezicht/lichaam van een perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft/hebben bereikt en/of
het (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) in (een)(erotisch getinte) houding(en) poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het onder 2 primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte ter zake het onder 1 primair, 2 subsidiair en onder 3 tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
5.1
Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft met zijn zevenjarige dochter in de ten laste gelegde periode handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De officier van justitie verwijst naar de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen bij de politie. De verklaring van [slachtoffer 1] oogt volgens de officier van justitie buitengewoon authentiek, zoals ook geconcludeerd door de deskundige Van der Sleen, en vindt op belangrijke punten steun in de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2], getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft kort samengevat bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en niet worden ondersteund door objectief (forensisch) bewijs en om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangeefster heeft namens haar dochter [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag] 2005 aangifte gedaan tegen verdachte van het plegen van seksueel misbruik. Verdachte is de vader van [slachtoffer 1].
Aangeefster heeft, kort en zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op 6 februari 2013 samen met haar twee jongste dochters naar logopedie is gegaan. [slachtoffer 1] bleef samen met haar vader achter in de woning aan de [adres] in [woonplaats]. Toen aangeefster thuiskwam zag zij dat haar dochter [slachtoffer 1] een rood hoofd had en dat zij opvallend stil was. Aangeefster hoorde vervolgens gekreun van [slachtoffer 1], toen [slachtoffer 1] op het toilet zat. Aangeefster vroeg aan haar dochter [slachtoffer 1] wat er was. [slachtoffer 1] zei: “Dat ik het niet aan papa mocht vertellen”. [slachtoffer 1] vertelde dat papa haar had meegenomen naar zijn slaapkamer. Papa vervolgens haar broek en onderbroek tot aan de knieën omlaag deed. Haar op de hoek van het bed legde. [slachtoffer 1] vertelde: “Dat het ding lang was en wees daarbij naar haar kruis, papa deed dan dat ding bij mij achter in”. [slachtoffer 1] zei: “Ik voelde hem erin en ik voelde plas”. “Papa doet er ook altijd spuug op”. Aangeefster is met [slachtoffer 1] naar de bewuste slaapkamer gegaan en zag dat de dekens op het bed verschoven waren, terwijl zij die morgen het bed netjes had opgemaakt. Aangeefster heeft die avond en nacht op haar laptop gezocht naar hulp. [2]
Op 7 februari 2013 is [slachtoffer 1] door een gecertificeerd zedenrechercheur in een kindvriendelijke studio gehoord. Dit verhoor werd audiovisueel geregistreerd. In dit verhoor heeft [slachtoffer 1] voor verdachte belastende verklaringen afgelegd. Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer 1] onder meer verklaard:
“Mijn vader doet zijn piemel in mijn bips. Soms doet die dat op de tafel, soms bij de gang en soms in mijn moeder zijn slaapkamer en mijn vaders ze. En dan doet die deken over mijn hoofd dat ik niks kan zien. En één keer had die heel hard naar binnen gedrukt en dat deed heel pijn bij mij. (…) Hij deed dat ook en keer bij bij mijn oma’s huis in haar bed. En daar komt zoveel water uit.. dan voel ik iets ronds. (…) Soms zit die heel lang en doet de deur op slot. (…) Dinsdag was mijn moeder weg (…) Toen had die de deur op slot gedaan, toen had die dat gedaan. En toen keek die door het raam als mama er nog was en deed die dat nog een keer. (60) (…) Mijn vader roepte mij en ik ging naar boven en toen deed die deur op slot. (…) Toen deed die de piemel in mijn bips. En toen deed ik heel veel wiebelen zodat dat niet kon.. maar hij doet wel met zijn hand om het open te maken. (61) (…) Dan doet die zijn broek uit en daarna gaat die de piemel hierin doen.. in mijn bips. (62) (…) Dat is van de piemel. Dan gaat die dit vasthouden en hij wordt wel lang en dan doet die hierin iets zo lang. (64) (…) Ik voel iets zachts.. en dan.. ik voel iets ronds. (…) Hier in het midden. (…) Daar ga je soms poepen. (…) En als je hem er helemaal in doet dan doet het heel erg pijn. Eén keer deed het heel erg zeer.. dat was lang geleden nog. (…) Dinsdag deed die hem niet helemaal in. (…) Dat kan je zelf voelen. (…) Kijk als die hem helemaal erin doet dan doet het toch pijn.. en niet dan kan je zelf voelen als het helemaal naar achteren komt of helemaal naar voren. (…) Dan blijft die zo drukken heel hard. (65) (…)
Bij de achterdeur doet die hetzelfde als wat die bij de bed deed. (67) (…) Ik zit dan op mijn knieën. (…) En dan gaat papa ook op zijn knieën zitten. (…) hij duwt mij wel zo naar beneden dat ik moet bukken. (…) Dan gaat die weer piemel er in doen. (…) soms kijk ik hier onderdoor. (…) Toen zei die tegen mij dat ik dat niet mocht doen en toen zei die dat ik op de grond moest kijken. (69) (…) En papa doet dat soms ook bij mijn kamer. Soms. Eén keertje dat deed die heel hard drukken dat deed heel pijn. (…) (72) Erin. (…) Dat kan ik voelen en dat doet heel pijn. (75) (…) Bij oma was op bed ’s avonds maar hij deed het ook op bed hetzelfde (76). [3]
Op 21 januari 2015 heeft drs. J. van der Sleen in onderhavige zaak onder meer gerapporteerd dat het studioverhoor correct is uitgevoerd, dat [slachtoffer 1] concreet en gedetailleerd heeft verklaard, dat [slachtoffer 1] de onthulling spontaan deed op het moment dat het gesprek over verdachte ging, dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen dat [slachtoffer 1] door een ander seksueel misbruikt is, dat er geen aanknopingspunten zijn voor het scenario dat [slachtoffer 1] haar verklaring zelf heeft verzonnen. Evenmin zijn er aanknopingspunten voor alternatieve scenario’s voor de ontstaansgeschiedenis van haar verklaring. Gelet hierop ziet de deskundige Van der Sleen
geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring te twijfelen. [4]
Uit forensisch onderzoek van het Nederland Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de onderbroek van [slachtoffer 1] is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is op twee plaatsen aan de binnenzijde van het kruis van de onderbroek met een indicatieve test een aanwijzing verkregen op de aanwezigheid van speeksel.
De onderbroek is eveneens onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hierbij is aan de binnenzijde van de achterzijde en aan de buitenzijde van de voorzijde van de onderbroek met een indicatieve test een aanwijzing verkregen op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). [5]
Het NFI heeft de onderbroek van verdachte onderzocht met een forensische lichtbron op de aanwezigheid van vlekken. Hierbij zijn aan zowel de binnen- als de buitenzijde van de voorzijde van de onderbroek vlekken aangetroffen. Eén vlek aan de binnen- en één vlek aan de buitenzijde van de onderbroek zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma. In beide vlekken zijn spermacellen aangetroffen. [6]
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
In onderhavige zaak heeft alleen [slachtoffer 1] direct uit eigen wetenschap verklaard over het tenlastegelegde seksueel misbruik door verdachte. Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en zich op nadere vragen vrij consequent op zijn zwijgrecht beroepen.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de feitelijke seksuele handelingen: het (vermeende) slachtoffer en de (vermeende) dader. Ook hier is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige (in casu [slachtoffer 1]) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs, in combinatie met de verklaring van het slachtoffer, mits deze verklaring voldoet aan redelijke eisen van totstandkoming en betrouwbaarheid, voldoende wettig en overtuigend bewijs kan opleveren.
Deze in zedenzaken aan te leggen toets brengt de rechtbank in het onderhavige geval tot de volgende beoordeling.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en geloofwaardig is. De rechtbank is met de deskundige Van der Sleen van oordeel dat het studioverhoor op 7 februari 2013 correct is uitgevoerd. [slachtoffer 1] heeft de onthulling spontaan gedaan en heeft op leeftijdsadequate wijze over het misbruik verklaard. Haar verklaring is consistent, uitvoerig en gedetailleerd. Gelet hierop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] door haar moeder is geïnstrueerd om te verklaren, zoals zij in de verhoorstudio heeft gedaan, zoals de raadsman van verdachte heeft gesuggereerd. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] de seksuele handelingen, waarover ze verklaart, nader weet te omschrijven waarbij zij details noemt, over hetgeen zij feitelijk ziet en voelt vóór, tijdens en na het het misbruik, die een kind van haar leeftijd niet kan weten en benoemen.
De rechtbank is van oordeel dat de geloofwaardige en gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
De verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] bevestigt dat er bij [slachtoffer 1] op 5 februari 2013 een gedragsverandering waarneembaar was. [slachtoffer 1] had een rood hoofd en was opvallend stil. Moeder verklaart voorts dat zij hoorde dat [slachtoffer 1] kreunde, toen zij kort nadien van het toilet gebruik maakte. Ook verklaart zij gezien te hebben dat het bed, waarop volgens [slachtoffer 1] het misbruik had plaatsgevonden, niet meer zo netjes was dan zoals zij het die ochtend had opgemaakt.
Daarnaast vindt de rechtbank steunbewijs in de forensische onderzoeken die zijn gedaan door het NFI. In de onderbroek van [slachtoffer 1] zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van speeksel en sperma. Dat past bij de verklaring van [slachtoffer 1] die onder meer inhoudt dat verdachte speeksel gebruikte alvorens zijn penis in haar anus te duwen. Ook in de onderbroek van verdachte zijn spermacellen aangetroffen, waarover hij geen verklaring heeft willen of kunnen geven.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft bij herhaling aangevoerd dat het een “complot” zou betreffen van moeder, die door deze valse beschuldiging met instemming van haar familie van verdachte kon scheiden, enerzijds en [slachtoffer 1] anderzijds, die in het studioverhoor en bij andere gelegenheden steeds heeft verteld wat zij van haar moeder moest vertellen. De rechtbank acht de juistheid van deze stelling niet aannemelijk geworden. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat het huwelijk, na een eerdere roerige periode, in rustiger vaarwater was gekomen en dat bij aangeefster geen voornemen (meer) was om van verdachte te scheiden. Daarbij komt dat het niet of nauwelijks voorstelbaar is dat een moeder een meisje van zeven jaar oud zo spontaan, gedetailleerd en authentiek kan laten verklaren, zoals [slachtoffer 1] in het studioverhoor heeft gedaan, terwijl daarvoor bovendien forensische aanwijzingen en sporen worden aangetroffen, zoals hiervoor genoemd. In dit verband is van belang dat de verstreken tijd tussen “de onthulling” van het misbruik en het studioverhoor bijzonder kort is geweest, zodat de kans op beïnvloeding, in de vorm van inprenting van verzonnen gebeurtenissen, gering is. Ook is van belang dat [slachtoffer 1], bij andere gelegenheden dan tijdens het studioverhoor, steeds op alle relevante onderdelen consistent heeft verklaard. De raadsman heeft gewezen op mogelijke tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar moeder. De rechtbank acht deze echter niet van een zodanige aard of gewicht dat de verklaring [slachtoffer 1] hierdoor wezenlijk aan betrouwbaarheid zou inboeten.
5.2
Feit 2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft tot vrijspraak geconcludeerd van het primair tenlastegelegde, omdat zij niet wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
De officier van justitie acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde en heeft voor beide varianten vrijspraak bepleit.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
(primair)
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]. Uit niets blijkt dat verdachte met een mes daadwerkelijk heeft ingestoken op [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en waarbij de omstandigheid dat zij niet geraakt werden onafhankelijk was van verdachte’s wil. De rechtbank zal verdachte van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
(subsidiair)
Op grond van de inhoud van het procesdossier stelt de rechtbank het navolgende vast.
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 18 februari 2013 ben ik samen met de kinderen en mijn broer naar de woning aan de [adres] in [woonplaats] gegaan. [bijnaam verdachte] (opmerking rechtbank: aangeefster noemt verdachte zo) was op dat moment niet thuis. Ik ben meteen naar de slaapkamer gegaan om kleding te verzamelen. Plots zag ik dat [bijnaam verdachte] in onze slaapkamer stond. Hij was aan het schreeuwen. Ineens ging [bijnaam verdachte] naar beneden. Ik rende [bijnaam verdachte] achterna. Ik wilde niet dat hij aan [slachtoffer 1] kwam. Vervolgens is mijn broer bij [slachtoffer 1] gebleven en ben ik terug naar boven gegaan om spullen te pakken. Ineens hoorde ik mijn broer schreeuwen: “[slachtoffer 2], [slachtoffer 2], opletten!” Ik dacht toen dat [bijnaam verdachte] [slachtoffer 1] wat wilde aandoen. Ik wilde toen weer naar beneden rennen. Ik zag [slachtoffer 1] de trap oprennen. Ik zag toen dat [bijnaam verdachte] met een mes de trap opkwam. Daarachter kwam mijn broer. [bijnaam verdachte] had een mes in zijn hand ter hoogte van zijn hoofd met het lemmet in mijn richting. Het was een heel groot mes. Hij kwam naar mij toe met het mes in de aanslag. [bijnaam verdachte] zei dat hij mij en [slachtoffer 1] ging doodmaken. Ik denk dat dit ook de reden is dat [slachtoffer 1] zoveel last heeft gehad van nachtmerries. Dat vertelde [slachtoffer 1] mij ook. Ik zag dat mijn broer van achteren de hand van [bijnaam verdachte] pakte. Als mijn broer dit niet had gedaan dan had [bijnaam verdachte] mij kunnen steken. [7]
Getuige [getuige 3] heeft, zakelijk weergegeven, als volgt verklaard.
Op 18 februari 2013 was ik samen met [slachtoffer 2] en de kinderen bij haar woning in [woonplaats]. Wij zagen dat [bijnaam verdachte] (opmerking rechtbank: de getuige noemt verdachte zo) de woning verliet. Ik ben toen met [slachtoffer 2] en de kinderen het huis binnen gegaan. [slachtoffer 2] ging de kleding verzamelen die ze nodig had. Plots kwam [bijnaam verdachte] de woning binnen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] de trap naar boven opliep. Hij begon tegen [slachtoffer 2] te schreeuwen. [bijnaam verdachte] liep vervolgens boos naar beneden. [slachtoffer 2] schreeuwde naar mij of ik naar beneden wilde gaan voor de kinderen. Ik zag dat [bijnaam verdachte] naar de keuken liep en een mes uit de keukenla haalde. [bijnaam verdachte] ging met het mes naar boven. Ik was bang dat hij [slachtoffer 2] dood wilde maken. Ik probeerde [bijnaam verdachte] tegen te houden, maar dat lukte niet. Op de vierde of vijfde trede pakte ik [bijnaam verdachte] bij zijn middel en trok hem naar beneden. Ik kon uiteindelijk het mes van [bijnaam verdachte] afpakken. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 18 februari 2013 in zijn woning aan de [adres] in [woonplaats] was. [9]
De rechtbank is op grond van vorenstaande bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opzettelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door hen dreigend een mes te tonen.
5.3
Feit 3
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van een viertal kinderpornografische afbeeldingen. Deze vier kinderpornografische afbeeldingen zijn aangetroffen in de zogenoemde ‘temporary internetfiles’. Dit zijn bestanden die zijn aangetroffen op een locatie van de harde schijf waar tijdelijke internetbestanden automatisch worden opgeslagen. Het betrof de harde schijf van de Packerd Bell desktop computer van verdachte.
De twee andere kinderpornografische afbeeldingen, die zijn gevonden in de zogenoemde ‘deleted files’ van de HP mini tablet, zijn volgens de digitale recherche alleen met speciale software te benaderen. Nu deze software niet op deze computer is aangetroffen vordert de officier van justitie vrijspraak van het bezit van deze twee kinderpornografische afbeeldingen. Verdachte kan immers niet (zonder meer) over deze afbeeldingen beschikken.
De officier van justitie heeft haar standpunt gebaseerd op het proces-verbaal “onderzoek in beslag genomen goed”, een “aanvullend proces-verbaal van bevindingen” van de digitale recherche en het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 4].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich – overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota – op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van het bezit van kinderporno. Op de HP mini laptop zijn twee ‘deleted’ kinderporno bestanden aangetroffen. Dit zijn gewiste bestanden. Op de desktop welke verdachte regelmatig gebruikt zijn een viertal ‘temporary internetfiles’ bestanden aangetroffen. Dit duidt op bestanden die mogelijk zijn ingezien op internet en die als gevolg daarvan een niet toegankelijk c.q. gewist “spoor” hebben achtergelaten op beide computers. Van ‘bezit’ op 6 februari 2013, is in het geheel geen sprake, aldus de raadsman.
Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat er in ieder geval geen bewijs is voor het opzettelijk – al dan niet in voorwaardelijke zin – bezit van kinderporno. Verdachte heeft nooit op het internet gezocht naar kinderporno. Hij wist niets van de aanwezigheid van kinderporno op de computers. Verdachte dient dan ook volgens de raadsman te worden vrijgesproken van het hem onder 3 tenlastegelegde.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte kinderpornografische
afbeeldingen heeft verworven dan wel in zijn bezit heeft gehad. De op de HP mini computer aanwezige afbeeldingen zijn aangetroffen in de map ‘deleted files’. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van 6 juni 2014 bestaat de inhoud van deze map uit verwijderde bestanden en is de toegang tot de map slechts mogelijk met behulp van speciale software, welke niet in het bezit was van verdachte. Gelet hierop is ten aanzien van deze twee afbeeldingen niet gebleken dat verdachte deze opzettelijk, dat wil zeggen willens en wetens, heeft verworven en/of in bezit heeft gehad. Daarbij komt nog dat verdachte niet de enige gebruiker was van de HP mini computer. Verdachte zal daarom van dit onderdeel van feit 3 worden vrijgesproken.
Ook ten aanzien van de afbeeldingen die op de harde schijf van de Packerd Bell-computer in de map ‘temporary files’ zijn aangetroffen, is de rechtbank niet gebleken van een bewuste vastlegging ervan op deze gegevensdrager, en daarmee dus niet van opzet op het verwerven dan wel het bezit van deze afbeeldingen. Niet kan worden vastgesteld wanneer en op welke wijze de aangetroffen afbeeldingen in deze map zijn terecht gekomen. Evenmin kon worden vastgesteld wie op dat tijdstip gebruik maakte van de computer. Het is de rechtbank bovendien ambtshalve bekend dat temporary internetfiles (ook) automatisch worden opgeslagen, zonder dat de gebruiker hierop enige invloed heeft. Ook ten aanzien van deze vier afbeeldingen is derhalve niet bewezen dat verdachte deze heeft verworven of in zijn bezit heeft gehad. Verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van feit 3 worden vrijgesproken.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2 primair en onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2013 tot en met 5 februari 2013, in de gemeente Almelo, meermalen met [slachtoffer 1], geboren [geboortedag] 2005, zijnde verdachte’s kind, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte meermalen zijn penis in de anus van die [slachtoffer 1] geduwd/gebracht;
2.
hij op 18 februari 2013 te Almelo [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] een groot keukenmes getoond.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en onder 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde onder 1 primair is strafbaar gesteld bij artikel 244 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Het bewezenverklaarde onder 2 subsidiair is strafbaar gesteld bij artikel 285 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
feit 2
het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zijn zevenjarige dochter seksueel misbruikt, waarbij onder meer sprake is geweest van het seksueel binnendringen van haar lichaam.
Verdachte heeft met dit handelen op ernstige wijze de lichamelijke integriteit van zijn zevenjarige dochter geschonden. Hierdoor heeft hij een normale en gezonde ontwikkeling waar ieder kind recht op heeft doorkruist. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenzaken vaak ernstige en langdurige psychische schade oplopen. Het slachtoffer is hierdoor de rest van haar leven getekend. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
Daarnaast heeft verdachte zijn vrouw en dochter bedreigd met een groot mes. Ook dit gedrag heeft gevoelens van angst en onveiligheid bij aangeefster en [slachtoffer 1] veroorzaakt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 19 mei 2014, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een zedendelict.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van de Pro Justitia rapportage van 26 maart 2013, opgesteld door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog en op de inhoud van de Pro Justitia rapportage van 6 april 2013, opgesteld door dr. L.H.W.M. Kaiser, psychiater. Verdachte weigert medewerking te verlenen aan beide onderzoeken. Het is derhalve voor de deskundigen niet mogelijk om te bepalen in hoeverre de weigering van verdachte samenhangt met het eventuele bestaan van een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Voorts kunnen als gevolg van de weigering van verdachte de vragen van de rechtbank niet beantwoord worden.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de inhoud van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 19 mei 2014, opgesteld door S. Bouwmeester, reclasseringswerker. Uit deze rapportage blijkt onder meer het volgende.
Verdachte ervaart sinds zijn twaalfde jaar, ten gevolge van het overlijden van zijn vader, depressieve klachten. Deze uiten zich volgens verdachte in aanvallen van onrust, boosheid, dreigingen en suïcidegedachten. Verdachte heeft verschillende soorten hulpverleners gehad en ook medicatie gebruikt, zonder resultaat. De laatste jaren is er geen sprake van een hulpverleningscontact.
Sinds de aangifte wonen zijn vrouw en kinderen op een andere plek. Hij heeft geregeld telefonisch contact met zijn twee jongste dochters. Er is ook onder begeleiding af en toe persoonlijk contact. De echtscheiding is reeds in gang gezet.
Mocht verdachte schuldig worden bevonden dan adviseert de reclassering om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een reclasseringstoezicht en een ambulante (zeden)behandeling bij de Tender of soortgelijke instelling op te leggen.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren op zijn plaats. De rechtbank zal daarbij de bijzondere voorwaarde opleggen van reclasseringstoezicht, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij de Tender of een soort gelijke instelling.

9.De schade van benadeelden

[slachtoffer 2], namens de benadeelde [slachtoffer 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 215,00. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Psycholoog € 120,00;
  • Taxi € 95,00.
De gestelde schade is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd nu de facturen ontbreken. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 primair en onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan in zoverre vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 2: het misdrijf: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair en 2 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2] namens de benadeelde [slachtoffer 1], in het geheel niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Melaard, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2015.
Buiten staat
Mr. F.H.W. Teekman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer BVH 2013 012 332 van 18 november 2013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] namens [slachtoffer 1], van 6 februari 2013, pagina’s 31 t/m 36 in onderling verband en in samenhang bezien met het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2], van 11 februari 2013, pagina’s 37 t/m 44;
3.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1], van 7 februari 2013, pagina’s 59 t/m 79;
4.Een geschrift, te weten een rapportage betreffende de verklaring van [slachtoffer 1], van 21 januari 2015;
5.Een geschrift, te weten een rapport betreffende onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 13 januari 2014;
6.Een geschrift, te weten een rapport onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek van 19 december 2014;
7.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 2] van 5 juni 2013, pagina’s 45 t/m 53;
8.Het proces-verbaal van verhoor getuige van [getuige 3] van 4 maart 2013, pagina’s 129 t/m 142;
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 7 maart 2013, pagina’s 151 t/m 153;