5.1Feit 1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit. Verdachte heeft met zijn zevenjarige dochter in de ten laste gelegde periode handelingen gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De officier van justitie verwijst naar de door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgelegde verklaringen bij de politie. De verklaring van [slachtoffer 1] oogt volgens de officier van justitie buitengewoon authentiek, zoals ook geconcludeerd door de deskundige Van der Sleen, en vindt op belangrijke punten steun in de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2], getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en de rapportages van het Nederlands Forensisch Instituut.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – overeenkomstig zijn pleitnota – op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde. De raadsman heeft kort samengevat bepleit dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar zijn en niet worden ondersteund door objectief (forensisch) bewijs en om die reden dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangeefster heeft namens haar dochter [slachtoffer 1], geboren op [geboortedag] 2005 aangifte gedaan tegen verdachte van het plegen van seksueel misbruik. Verdachte is de vader van [slachtoffer 1].
Aangeefster heeft, kort en zakelijk weergegeven, verklaard dat zij op 6 februari 2013 samen met haar twee jongste dochters naar logopedie is gegaan. [slachtoffer 1] bleef samen met haar vader achter in de woning aan de [adres] in [woonplaats]. Toen aangeefster thuiskwam zag zij dat haar dochter [slachtoffer 1] een rood hoofd had en dat zij opvallend stil was. Aangeefster hoorde vervolgens gekreun van [slachtoffer 1], toen [slachtoffer 1] op het toilet zat. Aangeefster vroeg aan haar dochter [slachtoffer 1] wat er was. [slachtoffer 1] zei: “Dat ik het niet aan papa mocht vertellen”. [slachtoffer 1] vertelde dat papa haar had meegenomen naar zijn slaapkamer. Papa vervolgens haar broek en onderbroek tot aan de knieën omlaag deed. Haar op de hoek van het bed legde. [slachtoffer 1] vertelde: “Dat het ding lang was en wees daarbij naar haar kruis, papa deed dan dat ding bij mij achter in”. [slachtoffer 1] zei: “Ik voelde hem erin en ik voelde plas”. “Papa doet er ook altijd spuug op”. Aangeefster is met [slachtoffer 1] naar de bewuste slaapkamer gegaan en zag dat de dekens op het bed verschoven waren, terwijl zij die morgen het bed netjes had opgemaakt. Aangeefster heeft die avond en nacht op haar laptop gezocht naar hulp.
Op 7 februari 2013 is [slachtoffer 1] door een gecertificeerd zedenrechercheur in een kindvriendelijke studio gehoord. Dit verhoor werd audiovisueel geregistreerd. In dit verhoor heeft [slachtoffer 1] voor verdachte belastende verklaringen afgelegd. Tijdens dit verhoor heeft [slachtoffer 1] onder meer verklaard:
“Mijn vader doet zijn piemel in mijn bips. Soms doet die dat op de tafel, soms bij de gang en soms in mijn moeder zijn slaapkamer en mijn vaders ze. En dan doet die deken over mijn hoofd dat ik niks kan zien. En één keer had die heel hard naar binnen gedrukt en dat deed heel pijn bij mij. (…) Hij deed dat ook en keer bij bij mijn oma’s huis in haar bed. En daar komt zoveel water uit.. dan voel ik iets ronds. (…) Soms zit die heel lang en doet de deur op slot. (…) Dinsdag was mijn moeder weg (…) Toen had die de deur op slot gedaan, toen had die dat gedaan. En toen keek die door het raam als mama er nog was en deed die dat nog een keer. (60) (…) Mijn vader roepte mij en ik ging naar boven en toen deed die deur op slot. (…) Toen deed die de piemel in mijn bips. En toen deed ik heel veel wiebelen zodat dat niet kon.. maar hij doet wel met zijn hand om het open te maken. (61) (…) Dan doet die zijn broek uit en daarna gaat die de piemel hierin doen.. in mijn bips. (62) (…) Dat is van de piemel. Dan gaat die dit vasthouden en hij wordt wel lang en dan doet die hierin iets zo lang. (64) (…) Ik voel iets zachts.. en dan.. ik voel iets ronds. (…) Hier in het midden. (…) Daar ga je soms poepen. (…) En als je hem er helemaal in doet dan doet het heel erg pijn. Eén keer deed het heel erg zeer.. dat was lang geleden nog. (…) Dinsdag deed die hem niet helemaal in. (…) Dat kan je zelf voelen. (…) Kijk als die hem helemaal erin doet dan doet het toch pijn.. en niet dan kan je zelf voelen als het helemaal naar achteren komt of helemaal naar voren. (…) Dan blijft die zo drukken heel hard. (65) (…)
Bij de achterdeur doet die hetzelfde als wat die bij de bed deed. (67) (…) Ik zit dan op mijn knieën. (…) En dan gaat papa ook op zijn knieën zitten. (…) hij duwt mij wel zo naar beneden dat ik moet bukken. (…) Dan gaat die weer piemel er in doen. (…) soms kijk ik hier onderdoor. (…) Toen zei die tegen mij dat ik dat niet mocht doen en toen zei die dat ik op de grond moest kijken. (69) (…) En papa doet dat soms ook bij mijn kamer. Soms. Eén keertje dat deed die heel hard drukken dat deed heel pijn. (…) (72) Erin. (…) Dat kan ik voelen en dat doet heel pijn. (75) (…) Bij oma was op bed ’s avonds maar hij deed het ook op bed hetzelfde (76).
Op 21 januari 2015 heeft drs. J. van der Sleen in onderhavige zaak onder meer gerapporteerd dat het studioverhoor correct is uitgevoerd, dat [slachtoffer 1] concreet en gedetailleerd heeft verklaard, dat [slachtoffer 1] de onthulling spontaan deed op het moment dat het gesprek over verdachte ging, dat er geen aanwijzingen zijn aangetroffen dat [slachtoffer 1] door een ander seksueel misbruikt is, dat er geen aanknopingspunten zijn voor het scenario dat [slachtoffer 1] haar verklaring zelf heeft verzonnen. Evenmin zijn er aanknopingspunten voor alternatieve scenario’s voor de ontstaansgeschiedenis van haar verklaring. Gelet hierop ziet de deskundige Van der Sleen
geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de door [slachtoffer 1] afgelegde verklaring te twijfelen.
Uit forensisch onderzoek van het Nederland Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat de onderbroek van [slachtoffer 1] is onderzocht op de aanwezigheid van speeksel. Hierbij is op twee plaatsen aan de binnenzijde van het kruis van de onderbroek met een indicatieve test een aanwijzing verkregen op de aanwezigheid van speeksel.
De onderbroek is eveneens onderzocht op de aanwezigheid van sperma(vloeistof). Hierbij is aan de binnenzijde van de achterzijde en aan de buitenzijde van de voorzijde van de onderbroek met een indicatieve test een aanwijzing verkregen op de aanwezigheid van sperma(vloeistof).
Het NFI heeft de onderbroek van verdachte onderzocht met een forensische lichtbron op de aanwezigheid van vlekken. Hierbij zijn aan zowel de binnen- als de buitenzijde van de voorzijde van de onderbroek vlekken aangetroffen. Eén vlek aan de binnen- en één vlek aan de buitenzijde van de onderbroek zijn onderzocht op de aanwezigheid van sperma. In beide vlekken zijn spermacellen aangetroffen.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
In onderhavige zaak heeft alleen [slachtoffer 1] direct uit eigen wetenschap verklaard over het tenlastegelegde seksueel misbruik door verdachte. Verdachte heeft de beschuldigingen ontkend en zich op nadere vragen vrij consequent op zijn zwijgrecht beroepen.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door de omstandigheid dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de feitelijke seksuele handelingen: het (vermeende) slachtoffer en de (vermeende) dader. Ook hier is dit het geval. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen met zich dat slechts de verklaringen van het (vermeende) slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is echter de enkele verklaring van één getuige (in casu [slachtoffer 1]) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat, met name in zedenzaken, een geringe mate aan steunbewijs, in combinatie met de verklaring van het slachtoffer, mits deze verklaring voldoet aan redelijke eisen van totstandkoming en betrouwbaarheid, voldoende wettig en overtuigend bewijs kan opleveren.
Deze in zedenzaken aan te leggen toets brengt de rechtbank in het onderhavige geval tot de volgende beoordeling.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 1] betrouwbaar en geloofwaardig is. De rechtbank is met de deskundige Van der Sleen van oordeel dat het studioverhoor op 7 februari 2013 correct is uitgevoerd. [slachtoffer 1] heeft de onthulling spontaan gedaan en heeft op leeftijdsadequate wijze over het misbruik verklaard. Haar verklaring is consistent, uitvoerig en gedetailleerd. Gelet hierop acht de rechtbank het niet aannemelijk dat [slachtoffer 1] door haar moeder is geïnstrueerd om te verklaren, zoals zij in de verhoorstudio heeft gedaan, zoals de raadsman van verdachte heeft gesuggereerd. Daarbij komt dat [slachtoffer 1] de seksuele handelingen, waarover ze verklaart, nader weet te omschrijven waarbij zij details noemt, over hetgeen zij feitelijk ziet en voelt vóór, tijdens en na het het misbruik, die een kind van haar leeftijd niet kan weten en benoemen.
De rechtbank is van oordeel dat de geloofwaardige en gedetailleerde verklaring van [slachtoffer 1] voldoende wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
De verklaring van de moeder van [slachtoffer 1] bevestigt dat er bij [slachtoffer 1] op 5 februari 2013 een gedragsverandering waarneembaar was. [slachtoffer 1] had een rood hoofd en was opvallend stil. Moeder verklaart voorts dat zij hoorde dat [slachtoffer 1] kreunde, toen zij kort nadien van het toilet gebruik maakte. Ook verklaart zij gezien te hebben dat het bed, waarop volgens [slachtoffer 1] het misbruik had plaatsgevonden, niet meer zo netjes was dan zoals zij het die ochtend had opgemaakt.
Daarnaast vindt de rechtbank steunbewijs in de forensische onderzoeken die zijn gedaan door het NFI. In de onderbroek van [slachtoffer 1] zijn aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van speeksel en sperma. Dat past bij de verklaring van [slachtoffer 1] die onder meer inhoudt dat verdachte speeksel gebruikte alvorens zijn penis in haar anus te duwen. Ook in de onderbroek van verdachte zijn spermacellen aangetroffen, waarover hij geen verklaring heeft willen of kunnen geven.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdediging heeft bij herhaling aangevoerd dat het een “complot” zou betreffen van moeder, die door deze valse beschuldiging met instemming van haar familie van verdachte kon scheiden, enerzijds en [slachtoffer 1] anderzijds, die in het studioverhoor en bij andere gelegenheden steeds heeft verteld wat zij van haar moeder moest vertellen. De rechtbank acht de juistheid van deze stelling niet aannemelijk geworden. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat het huwelijk, na een eerdere roerige periode, in rustiger vaarwater was gekomen en dat bij aangeefster geen voornemen (meer) was om van verdachte te scheiden. Daarbij komt dat het niet of nauwelijks voorstelbaar is dat een moeder een meisje van zeven jaar oud zo spontaan, gedetailleerd en authentiek kan laten verklaren, zoals [slachtoffer 1] in het studioverhoor heeft gedaan, terwijl daarvoor bovendien forensische aanwijzingen en sporen worden aangetroffen, zoals hiervoor genoemd. In dit verband is van belang dat de verstreken tijd tussen “de onthulling” van het misbruik en het studioverhoor bijzonder kort is geweest, zodat de kans op beïnvloeding, in de vorm van inprenting van verzonnen gebeurtenissen, gering is. Ook is van belang dat [slachtoffer 1], bij andere gelegenheden dan tijdens het studioverhoor, steeds op alle relevante onderdelen consistent heeft verklaard. De raadsman heeft gewezen op mogelijke tegenstrijdigheden in de verklaringen van [slachtoffer 1] en haar moeder. De rechtbank acht deze echter niet van een zodanige aard of gewicht dat de verklaring [slachtoffer 1] hierdoor wezenlijk aan betrouwbaarheid zou inboeten.