5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt het volgende voorop. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte een ten laste gelegd feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de verklaring van één getuige met betrekking tot de feiten en omstandigheden op zichzelf staat en onvoldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum als bedoeld in artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
Het voorschrift van artikel 342, tweede lid, Sv leidt ertoe dat - in een geval als het onderhavige, waarin de verklaringen van aangeefster en verdachte voor wat betreft het ten laste gelegde feit sub 1 lijnrecht tegenover elkaar staan - de rechter de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster dient te beoordelen en daarnaast dient te bepalen of voor de beweringen van aangeefster voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is. De juistheid van de kern van de tenlastelegging moet – met andere woorden - niet alleen uit de (betrouwbaar bevonden) gebezigde verklaring van aangeefster volgen, maar ook uit ander bewijsmateriaal dat bovendien afkomstig dient te zijn uit een andere bron.
Toepassing van bovenstaande op het ten laste gelegde leidt tot het volgende oordeel.
Camerabeelden
Uit camerabeelden van 20 februari 2012 van discotheek [discotheek] te Raalte blijkt dat aangeefster op 20 februari 2012 een paar seconden na middernacht de discotheek verlaat en daarna niet meer terugkeert naar de discotheek.
Ook blijkt uit die beelden dat, terwijl aangeefster nog buiten bij de discotheek staat en met haar telefoon bezig is, haar een opvallend politievoertuig tegemoet komt rijden die haar passeert en even verderop stopt. Een paar seconden later komt er uit dezelfde richting een lichtgekleurde Volkswagen Golf aanrijden die naast het politievoertuig stopt. Om vier minuten na middernacht steekt aangeefster de weg over in de richting van de voetgangersbrug over het kanaal. Een paar seconden daarna rijdt ook de Volkswagen Golf weg.
Whatsapp-berichten
Op 20 februari 2012 tussen 00:05 en 00:09 uur heeft aangeefster via Whatsapp contact met getuigen [getuige 1] en [getuige 2], waarin aangeefster vermeldt dat ze er niets aan vindt en te veel gedronken heeft. Om 01:07 uur whatsappt aangeefster naar [getuige 1] het bericht “politie (ook van toen heeft mij thuis gebracht) na seks.”. En om 01:08 uur het bericht “bah!”. Om 01:10 uur whatsappt aangeefster naar [getuige 2] het bericht “politie wou sex!” “bah!”.
AVLS (Automatische Voertuig Locatie Systemen)
Uit het AVLS van de politieauto waarin verdachte en de medeverdachte die nacht hebben gereden, blijkt dat zij op 20 februari 2012 tussen 00:10:40 en 00:14:10 uur zijn gestopt op de Brugstraat te Raalte voordat ze verder zijn gereden naar Wijhe. De Brugstraat ligt aan de andere kant van het water over de brug bij [discotheek].
Om 00:30:21 uur zijn verdachte en de medeverdachte gedurende 22 minuten gestopt aan de Barloseweg bij de Barlosche Kolk, gemeente Olst-Wijhe. De volgende stop was om 01:01:37 uur aan de [straat] te Raalte.
Hierna hebben verdachte en de medeverdachte weer om 01:23:19 uur in de Brugstraat gereden, om 01:26:57 en 01:33:39 uur in de [straat], om 01:35:36 uur in de Brugstraat en om 02:39:07 uur wederom in de [straat].
Hoewel de auto op het tijdstip 00:10:40 uur een zeer lage snelheid (van 3 kilometer per uur) gehad zou hebben, acht de rechtbank aannemelijk dat dit het moment is geweest waarop aangeefster in de auto is gestapt, omdat het volgende weergegeven tijdstip, 00:14:10 uur, het tijdstip is waarop de auto volgens het AVLS weer is gaan rijden. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de auto vlak na 00:10:40 uur geheel tot stilstand is gekomen, zodat aangeefster kon instappen.
Op de andere tijdstippen dat verdachte en de medeverdachte in de Brugstraat reden, hebben ze met een beduidend hogere snelheid van 29 – 41 kilometer per uur gereden, wat het onwaarschijnlijk maakt dat de auto is gestopt en aangeefster op één van die tijdstippen is ingestapt.
Betrouwbaarheid AVLS
De rechtbank gaat er, gelet op de nadere uitleg van deskundigen [verbalisant 8], Van Bree en Van der Knijff ter terechtzitting van 21 mei 2015, van uit dat het AVLS tegenwoordig een dusdanig betrouwbaar systeem is, dat van de door het systeem aangegeven rittijden en locaties uitgegaan kan worden.
Telecomonderzoek
Over de telefoon van aangeefster en de daaruit verkregen data hebben diverse deskundigen zich gebogen. De rechtbank sluit zich aan bij het meest recente onderzoek van de deskundige C.A. van Holten, die onder meer gereageerd heeft op vragen die uit de eerdere onderzoeken naar voren zijn gekomen. Van Holten geeft aan dat uit de data geen conclusies getrokken kunnen worden over het moment waarop de mobiel van aangeefster zich in één van de cellen in het gebied tussen Raalte, Olst en Wijhe bevond. Echter, door de uitkomsten van de dekkingsanalyse en printgegevensanalyse te combineren heeft hij wel een beeld kunnen schetsen van de positie waar de telefoon zich mogelijkerwijs heeft bevonden tussen middernacht en één uur ’s nachts. Hieruit komt vervolgens naar voren dat de telefoon op de plekken is geweest rondom de tijdstippen waar volgens het AVLS op dat moment ook de auto waar verdachte en de medeverdachte in reden moet zijn geweest.
Forensisch onderzoek
Onder meer de jas en haren van aangeefster zijn onderzocht op DNA-sporen. Op het linkervoorpand van de jas, op de rand onder de kraag, is een DNA-hoofdprofiel van verdachte aangetroffen. Het NFI heeft berekend dat de kans kleiner dan één op één miljard is dat sprake is geweest dat een ander dan verdachte dit DNA-materiaal heeft achtergelaten op de jas. Deze conclusie is niet door de andere materiedeskundigen weersproken, zodat de rechtbank hiervan uitgaat. Gelet op de houding waarin aangeefster op de achterbank in de auto heeft gelegen acht de rechtbank het door verdachte aangedragen alternatieve scenario daarentegen niet aannemelijk. Immers, terwijl aangeefster op haar rug op de achterbank lag met haar hoofd ter hoogte van de stoel van de bijrijder, kan het linkervoorpand van haar jas, ter hoogte van de kraag, nooit langs het aanwezige DNA-spoor aan de voorkant van het midden van de bank geschoven zijn.
Dat er een aanwijzing is gevonden dat er in het haar van aangeefster spermavloeistof aangetroffen zou zijn, neemt de rechtbank niet als doorslaggevend, maar wel als ondersteunend bewijs mee.
Gelet op het voorgaande in onderlinge samenhang bezien is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in objectieve andere bewijsmiddelen. De tijdstippen en plaatsbepaling zoals door haar aangegeven komen overeen met de technische gegevens die te herleiden zijn uit het AVLS en haar mobiele telefoon. De door verdachte vermelde alternatieve lezing, dat het vervoer van aangeefster op een later moment heeft plaatsgevonden, vindt daarentegen geen enkele objectieve steun. Integendeel, aangeefster appt dat zij seks heeft gehad met de politie op een tijdstip dat zij, volgens verdachte, zich in het geheel nog niet in het politievoertuig bevond.
De rechtbank acht op grond van het vorenstaande de verklaring van aangeefster betrouwbaar en acht daarmee, in combinatie met de hiervoor genoemde objectieve andere bewijsmiddelen, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan -kort gezegd- het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer].
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde, nu uit het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting weliswaar is gebleken dat aangeefster de bewuste nacht in behoorlijke mate alcohol gedronken heeft, maar niet in een dusdanige mate dat ze daardoor in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde.
Het onder 1 subsidiair tenlastegelegde feit acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen. De schending van zijn ambtsplicht heeft betrekking op het feit dat verdachte samen met de medeverdachte die betreffende carnavalsnacht een horecadienst draaide en daarbij naar eigen zeggen als taak voor zichzelf zag het begeleiden / beschermen van [slachtoffer], die met (te) veel alcohol op alleen op straat was. In die omstandigheid was aangeefster aan de waakzaamheid van verdachte en zijn medeverdachte toevertrouwd. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan heeft hij misbruik gemaakt van een gelegenheid die hem door zijn ambt als politieambtenaar was geschonken.
De rechtbank is van oordeel dat ook het onderdeel medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
In casu zaten verdachte en zijn medeverdachte, op dat moment tegelijk bezig met hun politietaken, samen in een dienstvoertuig. Verdachte maakte seksueel getinte opmerkingen en al rijdende heeft hij aangeefster gevingerd. De medeverdachte bestuurde de auto en is naar de Barlosche Kolk gereden in plaats van rechtstreeks naar het verblijfadres van aangeefster. Bij de Barlosche Kolk aangekomen heeft de medeverdachte de auto tot stilstand gebracht, zijn beide verdachten uit de auto gekomen, om vervolgens beide seksuele handelingen bij aangeefster, die zich op dat moment nog op de achterbank van het dienstvoertuig bevond, te verrichten.
Gelet op deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bewuste en nauwe samenwerking ten aanzien van de gepleegde ontuchtige handelingen, waarbij de bijdrage aan het delict van de verdachten van voldoende gewicht zijn.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastgelegde feit is de rechtbank, gelet op het hiervoor overwogene ten aanzien van feit 1, van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Immers nu wettig en overtuigend bewezen is dat de verklaring van aangeefster met betrekking tot de door haar genoemde tijdstippen juist is, volgt daar uit dat het door verdachte en zijn medeverdachte opgemaakte mutatierapport ten aanzien van de daarin genoemde tijdstippen onjuist is opgemaakt, ter verhulling van het door verdachten (onder 1 bewezenverklaarde) gepleegde strafbare feit.
Het verweer van de verdediging dat een dergelijk mutatierapport niet bedoeld is om tot bewijs te dienen volgt de rechtbank niet. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat dergelijke mutaties ten behoeve van de waarheidsvinding regelmatig aan strafdossiers worden toegevoegd, al dan niet in uitgewerkte vorm.