In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 8 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een man en een vrouw over de wijziging van de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, [A]. De man, die eerder een zorgregeling had getroffen met de vrouw, verzocht de rechtbank om de bijdrage te wijzigen naar nihil of een door de rechtbank te bepalen bedrag, met terugwerkende kracht tot 18 november 2014. De vrouw verzocht de rechtbank om de man niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek en voerde aan dat de man zijn verplichtingen niet was nagekomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van gewijzigde omstandigheden, waaronder het feit dat de man opnieuw was gehuwd en twee kinderen had gekregen uit dit huwelijk. De rechtbank heeft de behoefte van het minderjarige kind [A] vastgesteld op € 200,- per maand, rekening houdend met de financiële situatie van beide ouders. De rechtbank heeft ook de draagkracht van de man en de vrouw beoordeeld en vastgesteld dat de man een bijdrage van € 52,- per maand diende te betalen voor het jaar 2014 en € 33,- per maand met ingang van 1 januari 2015.
De rechtbank heeft de ingangsdatum van de wijziging van de bijdrage vastgesteld op 24 november 2014, de datum waarop het verzoek van de man bij de rechtbank was ingediend. De rechtbank heeft de vrouw in het gelijk gesteld met betrekking tot de wettelijke indexering van de bijdrage en heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze beslissing.