ECLI:NL:RBOVE:2015:3114

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
30 juni 2015
Zaaknummer
08/730509-14, 08/229927-14, 96/144018-14 en 08/279667-14 (ttz gevoegd)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor brandstichting, bezit van harddrugs en verkeersdelicten

Op 30 juni 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 46-jarige man uit Nijverdal veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder brandstichting van de auto van zijn ex-vrouw, bezit van harddrugs en werpsterren, rijden onder invloed en doorrijden na een aanrijding met een politiewagen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 300 dagen, waarvan 224 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. De man werd als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, mede door zijn cocaïneverslaving, en de rechtbank benadrukte het belang van behandeling voor zijn verslaving.

De feiten kwamen aan het licht tijdens openbare terechtzittingen op 28 november 2014, 3 april 2015 en 16 juni 2015. De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, vorderde een gevangenisstraf van 300 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en behandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk brand had gesticht in de auto van zijn ex-vrouw, wat gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast werd hij schuldig bevonden aan het voorhanden hebben van cocaïne en werpsterren, en het rijden onder invloed van alcohol.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd ook veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €731,22 aan zijn ex-vrouw. De rechtbank volgde het advies van de reclassering en de psycholoog, die pleitten voor behandeling van de verdachte, en legde hem bijzondere voorwaarden op om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/730509-14, 08/229927-14, 96/144018-14 en 08/279667-14 (ttz gevoegd)
Datum vonnis: 30 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende bij het Orthopedagogisch Behandel Centrum Berkelland, Panovenweg 12 in Rekken.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 28 november 2014, 3 april 2015 en 16 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.J.G. Pieper, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
inzake parketnummer 08/730509-14
opzettelijk een auto in brand heeft gestoken, waardoor personen en/of goederen in gevaar zijn gebracht;
inzake parketnummer 08/229927-14
feit 1:een kogelpatroon voorhanden heeft gehad;
feit 2:een hoeveelheid cocaïne aanwezig heeft gehad;
inzake parketnummer 96/144018-14
feit 1:onder invloed van alcohol, al dan niet in combinatie met een andere stof, een auto heeft bestuurd;
feit 2:is doorgereden na een aanrijding;
feit 3:met een personenauto heeft gereden zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs;
inzake parketnummer 08/279667-14
drie werpsterren voorhanden heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
Inzake parketnummer 08/730509-14
hij op of omstreeks 16 september 2014 te Nijverdal, althans in de gemeente Hellendoorn, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een auto (merk: Fiat, type: Punto) welke geparkeerd stond aan de [adres 1] (in de nabijheid van een basisschool) immers heeft verdachte opzettelijk benzine over en/of in voornoemde auto gegoten en/of (vervolgens) deze benzine met een aansteker aangestoken, in elk geval open vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met een brandbare stof, ten gevolge waarvan die auto (merk: Fiat, type: Punto) geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (een) bo(o)m(en) en/of struik(en) en/of belendend(e) perce(e)l(en) en/of de basisschool, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letstel voor de nabij de parkeerplaats en/of basisschool aanwezige personen, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was;
Inzake parketnummer 08/229927-14
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 te Borne, munitie van categorie III, te weten een volmantel kogelpatroon (merk Sellier & Bellot), voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 te Borne opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,7 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Inzake parketnummer 96/144018-14
1.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 te de Lutte, gemeente Losser als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op 28 juni 2014 te De Lutte als degene die bij een verkeersongeval op de (carpoolplaats nabij/aan) Bentheimerstraat was betrokken, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten Ministerie van Veiligheid en Justitie en/of Regiopolitie) schade was toegebracht;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 te de Lutte, gemeente Losser, althans in Nederland als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, Bentheimerstraat, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde;
Inzake parketnummer 08/279667-14
hij op of omstreeks 25 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn een of meer wapens van categorie I, onder 3, te weten drie (3) werpsterren, voorhanden heeft gehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake parketnummers 08/730509-14, 08/229927-14 onder 1 en 2, 96/144018-14 onder 1 en 2 en 08/279667-14 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 224 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren met daarbij de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, meldplicht, ambulante behandeling met maximaal 7 weken klinische behandeling en urinecontroles. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis wordt opgeheven. De officier van justitie heeft ten slotte geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij en heeft daarbij tevens de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden, of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. [1]
5.1
Inzake parketnummer 08/730509-14 [2]
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het in deze zaak onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat verdachte opzettelijk brand heeft gesticht in en aan een auto, waarvan gemeen gevaar voor bomen is ontstaan.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
De processen-verbaal van de terechtzittingen van 28 november 2014 en van 16 juni 2015 in samenhang bezien, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 16 september 2014, pagina’s 6 en 7.
5.2
Inzake parketnummer 08/229927-14 [3]
Feit 1
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder 1 ten laste is gelegd. Voor een veroordeling ter zake van het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie is naast de aanwezigheid van het wapen of de munitie en een meer of mindere mate van bewustheid bij de verdachte omtrent de aanwezigheid van dat wapen of die munitie, een zekere beschikkingsmacht van verdachte over het wapen of de munitie vereist. Verdachte heeft verklaard dat de kogelpatroon niet van hem is en dat hij niet weet hoe de kogelpatroon in zijn auto terecht is gekomen. In het dossier bevinden zich verder geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte van de aanwezigheid van de munitie in zijn auto wist. De rechtbank is van oordeel dat er eveneens onvoldoende aanwijzingen in het dossier zijn waaruit afgeleid kan worden dat verdachte een zekere beschikkingsmacht had over de munitie. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het voorhanden hebben van munitie in strijd met de Wet Wapens en Munitie.
Feit 2
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het in deze zaak onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van [verbalisant] en [verbalisant], respectievelijk brigadier en surveillant van politie Oost-Nederland, District Twente, Unit Regionale Tactische Recherche, team Druwa (Drugs en Wapens) van 1 juli 2014, pagina’s 19 en 20;
5.3
Inzake parketnummer 96/144018-14 [4]
Feit 1
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het in deze zaak onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 16 juni 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Rapport Alcohol in het verkeer van het Nederlands Forensisch Instituut van 8 juli 2014;
Rapport van het toxicologisch onderzoek naar aanleiding van een vermoedelijke overtreding van artikel 8 Wegenverkeerswet van het Nederlands Forensisch Instituut van 25 juli 2014;
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], agent van politie Regiopolitie Twente, en [verbalisant], brigadier van politie Regiopolitie Twente van 28 juni 2014, pagina’s 12 en 13.
Feit 2
Verbalisanten Ter Horst, Demirkol en Bakker hebben verklaard dat het voertuig dat verdachte bestuurde een politievoertuig ramde, nadat deze laatste de weg had geblokkeerd, alsmede dat het voertuig van verdachte vervolgens verder reed richting De Lutte en vervolgens op de kop in de sloot terechtkwam. Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het in deze zaak onder feit 2 aan verdachte tenlastegelegde, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte onder 3 ten laste is gelegd, nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit niet in het bezit was van een rijbewijs.
5.4
Inzake parketnummer 08/279667-14
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het proces-verbaal van de politie, wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van de Wet Wapens en Munitie door werpsterren voorhanden te hebben gehad.
Door de verdediging is bepleit dat de aangetroffen voorwerpen niet kunnen worden gekwalificeerd als werpsterren. Het betreft tandwielen die verdachte uit een oudijzerbak heeft meegenomen en welke tandwielen afkomstig zijn van een interieurbouwer.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststaat dat bij de fouillering van verdachte op 25 augustus 2014 te Nijverdal drie metalen voorwerpen zijn aangetroffen. Uit het proces-verbaal van [verbalisant] en [verbalisant], beiden brigadier van de politie Twente, werkzaam bij de Unit regionale tactische recherche - team Druwa, blijkt dat de bij de verdachte in beslag genomen voorwerpen van metaal zijn gemaakt en dat ze aan de uiteinden voorzien zijn van scherpe punten. Bij het werpen van deze werpsterren komt in nagenoeg alle gevallen een van de scherpe metalen punten naar voren waardoor de werpster bij het in contact komen met een voorwerp of een persoon vast zal komen te zitten. Derhalve hebben de verbalisanten geconcludeerd dat deze voorwerpen wapens zijn, als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie I onder 3e van de Wet Wapens en Munitie, met andere woorden dat het werpsterren zijn. De verklaring van verdachte dat het zou gaan om tandwielen, acht de rechtbank niet geloofwaardig gelet op de scherpe punten die aan de metalen voorwerpen zitten. Daarbij overweegt de rechtbank dat zelfs al zou het zo zijn dat verdachte deze voorwerpen uit een oudijzerbak zou hebben meegenomen, dat niet afdoet aan de verklaring van de deskundigen dat het in feite om werpsterren gaat.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat ook dit feit wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 met parketnummer 08/229927-14, en onder 3 met parketnummer 96/144018-14 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het feit met parketnummer 08/730509-14, feit 2 met parketnummer 08/229927-14, feit 1 en 2 met parketnummer 96/144018-14 en het feit met parketnummer 08/279667-14 heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 08/730509-14
hij op 16 september 2014 te Nijverdal, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een auto (merk: Fiat, type: Punto) welke geparkeerd stond aan de [adres 1] (in de nabijheid van een basisschool) immers heeft verdachte opzettelijk benzine over en in voornoemde auto gegoten en vervolgens deze benzine met een aansteker aangestoken, ten gevolge waarvan die auto (merk: Fiat, type: Punto) is verbrand, en daarvan gemeen gevaar voor bomen te duchten was;
parketnummer 08/229927-14
2.
hij op 28 juni 2014 te Borne opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
parketnummer 96/144018-14
1.
hij op 28 juni 2014 te De Lutte, gemeente Losser als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan - in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
2.
hij op 28 juni 2014 te De Lutte als degene die bij een verkeersongeval op de (carpoolplaats nabij/aan) Bentheimerstraat was betrokken, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval naar hij redelijkerwijs moest vermoeden aan een ander (te weten de Regiopolitie) schade was toegebracht;
parketnummer 08/279667-14
hij op 25 augustus 2014 te Nijverdal, gemeente Hellendoorn wapens van categorie I, onder 3, te weten drie (3) werpsterren, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 157 Wetboek van Strafrecht (Sr)
(parketnummer 08/730509-14), artikel 2 Opiumwet (
parketnummer 08/229927-14), artikelen 7, 8, 176 en 177 Wegenverkeerswet 1994
(parketnummer 96/144018-14)en artikel 13 jo. artikel 55 Wet Wapens en Munitie
(parketnummer 08/279667-14). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 08/730509-14
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
parketnummer 08/229927-14
feit 2:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 96/144018-14
feit 1:
het misdrijf: overtreding van artikel 8 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
het misdrijf: overtreding van artikel 7 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08/279667-14
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft de auto van zijn toenmalige echtgenote in de nabijheid van een basisschool in brand gestoken. Brandstichting is, gelet op het gevaarzettende karakter ervan, een ernstig misdrijf, waardoor vaak niet alleen enorme materiële schade, maar ook grote maatschappelijke onrust ontstaat.
De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij door zijn gedragingen een gevaar voor goederen in het leven heeft geroepen.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne. Het gebruik van harddrugs, zoals in dit geval cocaïne, brengt gezondheidsrisicos mee, zoals de mogelijkheid van blijvende schade aan het centrale zenuwstelsel. Daarnaast heeft het drugsgebruik een negatieve uitwerking op de samenleving. Verdachte heeft zich bovendien schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van werpsterren. Deze werpsterren vormen een gevaar voor en een bedreiging van een veilige samenleving. Verder heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan rijden onder invloed en heeft hij de plaats van een ongeval verlaten. Verdachte heeft een stopteken genegeerd en hij is door de politie achtervolgd en heeft uiteindelijk een politievoertuig aangereden, is doorgereden en is vervolgens zelf met zijn auto op de kop in de sloot terechtgekomen. Verdachte heeft door op zo’n manier deel te nemen aan het verkeer grote risico’s doen ontstaan voor zichzelf en voor anderen.
Uit de justitiële documentatie van verdachte d.d. 12 mei 2015 blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, onder meer voor verkeersdelicten waaronder rijden onder invloed en een overtreding van de Opiumwet.
De rechtbank houdt voorts rekening met de over verdachte opgemaakte psychologische rapportage van 31 oktober 2014, opgesteld door N. van der Weegen, GZ-psycholoog. Uit deze rapportage komt naar voren dat verdachte beperkt is in het gebruik van taal en dat hij zich slecht kan uitdrukken. Verdachte functioneert op zwakbegaafd intellectueel niveau. Verdachte is geneigd kinderlijk, primair en impulsief te reageren. Verdachte is, mede door zijn zwakbegaafdheid, afhankelijk van anderen. Hij heeft moeite met het omgaan met conflicten en door zijn zwakbegaafdheid kan hij moeilijk woorden geven aan de emoties die hij ervaart. Door zijn afhankelijkheid is hij bang de ander van zich te vervreemden en diegene te verliezen als hij zijn boosheid en frustratie uit. De copingvaardigheden van verdachte schieten tekort. Hij loopt weg en gebruikt cocaïne om zich weer beter te voelen. In diagnostische zin is sprake van een zwakbegaafde, van cocaïne afhankelijke man met een
persoonlijkheidsstoornis met afhankelijke en antisociale trekken. De deskundige acht het recidivegevaar groot. De deskundige heeft onder punt 10 “Forensisch psychologische beschouwing” geadviseerd om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. Onder punt 11 “Beantwoording van de vragen” heeft de deskundige geadviseerd om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundige over. Gelet op de door de psycholoog geconstateerde problematiek, is de rechtbank van oordeel dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden. De rechtbank ziet in het rapport van de psycholoog onvoldoende aanwijzingen om verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Verdachte is in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis gedurende ruim zes maanden ter observatie opgenomen in het Orthopedagogisch Behandel Centrum Berkelland. Door de reclassering is op 16 juni 2015 gerapporteerd over het verloop van die observatie. Geconstateerd is dat copingvaardigheden nagenoeg ontbreken bij verdachte. Bij onduidelijkheid ontregelt hij en handelt impulsief. Hij raakt overspoeld door problemen en emoties en is niet bij machte hierin zelfstandig structuur aan te brengen, maar kan de regie ook moeilijk uit handen geven. Zijn wens om een ander te helpen, zijn naïviteit en impulsiviteit, in combinatie met een beperkt probleeminzicht, maken hem een gemakkelijk slachtoffer voor mensen die hiervan misbruik zullen maken. Verdachte heeft zich voor een korte periode in toenemende mate begeleidbaar opgesteld en heeft zich goed ingezet bij dramatherapie. Verdachte zag zelf echter geen effecten in klinische behandeling, is zeer gefocust op geld en is veel bezig met handelen en kopen van dure spullen, waarin hij door de kliniek wordt begrensd. De behoefte van verdachte aan vrijheid en autonomie maken dat hij zich constant afzet tegen de klinische setting, waardoor hij niet komt tot het bewerken van zijn problematiek. Verdachte is gemotiveerd tot behandeling, echter volgens zijn eigen voorwaarden. Vanuit de kliniek zijn er onder de huidige omstandigheden onvoldoende behandelmogelijkheden. Door de kliniek is geconcludeerd dat een structurele en langdurige behandeling en frequente begeleiding is geïndiceerd, bij voorkeur vanuit een verplicht kader als bijzondere voorwaarde. De reclassering heeft geadviseerd verdachte te veroordelen tot een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf met oplegging van de bijzondere voorwaarden van een meldplicht en de verplichting tot behandeling voor psychische en persoonlijkheidsproblematiek door de Tender/Transfore of soortgelijke ambulante forensische zorg.
De rechtbank is, mede gelet op de rapportages van de psycholoog en de reclassering, van oordeel dat het, in het kader van voorkoming van feiten als de onderhavige, van groot belang is dat verdachte wordt behandeld. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 300 dagen, waarvan 224 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals hierna vermeld.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever], wonende te [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 731,22 ter zake materiële schade.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder parketnummer 08/730509-14 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 731,22. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij tevens de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit onder parketnummer 08/730509-14 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 57 en 91 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 met parketnummer 08/229927-14 en feit 3 met parketnummer 96/144018-14 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het feit met parketnummer 08/730509-14, feit 2 met parketnummer 08/229927-14, de feiten 1 en 2 met parketnummer 96/144018-14 en het feit met parketnummer 08/279667-14, heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 08/730509-14
het misdrijf: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
parketnummer 08/229927-14
feit 2:
het misdrijf: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
parketnummer 96/144018-14
feit 1:
het misdrijf: overtreding van artikel 8 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
feit 2:
het misdrijf: overtreding van artikel 7 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994;
parketnummer 08/279667-14
het misdrijf: handelen in strijd met artikel 13 van de Wet Wapens en Munitie, strafbaar gesteld bij artikel 55 lid 1 van de Wet Wapens en Munitie;
- verklaart verdachte strafbaar voor de bewezenverklaarde feiten;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [aangever], wonende te [adres 2] in het geheel ontvankelijk is in haar vordering;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor rechtsbijstand met betrekking tot deze vordering. De rechtbank begroot die kosten op nihil;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [aangever] van een bedrag van € 731,22;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M.F. Schreurs voorzitter, mr. M. Melaard en mr. C.C.S. Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 juni 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer 96/144018-14
Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal Aanrijding overtreding van [verbalisant], brigadier van politie regiopolitie Twente van 16 juli 2014, PL05QB-2014065809, pagina’s 7 en 8, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van verbalisant:
Op zaterdag 28 juni 2014 te 01.36 uur in De Lutte gaven [verbalisant] en [verbalisant] de bestuurder van genoemde auto (Mercedes) een stopteken, echter deze negeerde het stopteken en reed met hoge snelheid van de collega’s weg. Hierop werd de achtervolging ingezet. De verdachte reed de afslag “De Lutte” af, reed een carpoolplaats op, bemerkte dat dit doodliep, reed over het trottoir en het gras verder. Zijn weg werd belemmerd door de politieauto. De verdachte wilde hen voorbij rijden en daarbij kon een aanrijding tussen de verdachte en de politieauto niet meer voorkomen worden. De verdachte reed met zijn voertuig wel verder, echter kwamen er vonken onder de auto vandaan.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], brigadier van politie Regiopolitie Twente, en [verbalisant], hoofdagent van politie Regiopolitie Twente, van 28 juni 2014, PL05YF-2014065809, pagina’s 14 en 15, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als relaas van verbalisanten:
Zaterdag 28 juni 2014 zagen wij dat het voertuig met het roepnummer 21.01 naar links afweek. Wij zagen dat het voertuig met kenteken [kenteken 1] de afslag De Lutte nam. Wij zagen dat het voertuig 21.01 de weg blokkeerde van het voertuig. Wij zagen dat het voertuig de carpoolplaats opreed. Wij zagen dat het voertuig op de carpoolplaats het voertuig met het roepnummer 21.01 ramde. Wij zagen dat het voertuig vanuit de carpoolplaats richting de Bentheimerstraat reed. Wij zagen dat het voertuig vanuit de carpoolplaats letterlijk de Bentheimerstraat opvloog. Wij zagen dat het voertuig ongeveer 3 a 4 meter voor ons landde. Toen het voertuig op de Bentheimerstraat landde, zagen wij een vonkenregen vanuit de achterkant van het voertuig afkomen. Wij zagen dat het voertuig verder reed richting De Lutte.
Ten aanzien van het feit onder parketnummer 08/279667-14
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0500-2014086315 van 6 januari 2015. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant], agent van politie Regiopolitie Twente
en [verbalisant], hoofdagent van politie Regiopolitie Twente, van 6 januari 2015, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
Op maandag 25 augustus 2014, omstreeks 23.00 uur waren verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant]
belast met de noodhulp voor de regio Hellendoorn-Nijverdal. Verbalisanten reden op het industrieterrein ’t Lochter te Nijverdal op de Energiestraat. Op de Samuel Morssestraat hebben de verbalisanten het voertuig met kenteken [kenteken 2] een stopteken gegeven. Verbalisant [verbalisant] heeft [verdachte] op basis van de Opiumwet gefouilleerd. Tijdens de fouillering van [verdachte] kwamen wel drie werpsterren en een zaklantaarn (maglite) boven water. [verdachte] overhandigde zelf deze drie werpsterren aan verbalisanten. De werpsterren zijn aangemerkt door verbalisanten als zijnde wapens volgens de Wet Wapens en Munitie.
2.
Het proces-verbaal van [verbalisant] en [verbalisant], beiden brigadier van de politie
Twente, werkzaam bij de Unit regionale tactische recherche - team Druwa (Drugs en Wapens) van 20 oktober 2014, en de bijlage, zakelijk weergegeven, als relaas van verbalisanten:
De bij de verdachte [verdachte] in beslag genomen voorwerpen zijn werpsterren.
De werpsterren zijn gemaakt van metaal en zijn aan de uiteinden voorzien van scherpe punten. Bij het werpen van deze werpsterren komt in nagenoeg alle gevallen een van de scherpe metalen punten naar voren waardoor de werpster bij het in contact komen met een voorwerp of een persoon vast zal komen te zitten. Derhalve is dit voorwerp een wapen als bedoeld in artikel 2, lid 1, categorie 1 onder 3e van de Wet Wapens en Munitie.
Het wapen valt niet onder een andere categorie van de Wet Wapens en Munitie.

Voetnoten

1.Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0500-2014093643 van 17 september 2014.
3.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0500-2014065809 van 23 oktober 2014.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0500-2014065809 van 23 oktober 2014.