In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Overijssel op 24 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het mishandelen van een arrestantenbewaarder. De verdachte had op 16 maart 2015 in Borne de arrestantenbewaarder in de buik getrapt, terwijl deze probeerde haar broek uit te trekken. De politierechter oordeelde dat er op dat moment sprake was van een ogenblikkelijke en wederrechtelijke aanranding van de verdachte door de arrestantenbewaarder, aangezien de verdachte op dat moment geen verdachte was en er geen wettelijke bevoegdheid was om haar te ontkleden in het bijzijn van mannelijke verbalisanten.
De politierechter heeft de verdediging van de verdachte, die zich beroept op noodweer, als geboden en noodzakelijk beoordeeld. De rechter concludeerde dat de wijze van verdediging, in dit geval het geven van een trap, proportioneel was. Hierdoor kon niet wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, de arrestantenbewaarder, niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige afweging van de bevoegdheden van politieambtenaren en de rechten van verdachten, vooral in situaties waarin de lichamelijke integriteit van een persoon in het geding is. De politierechter heeft ook aangegeven dat handelingen van politieambtenaren altijd binnen de wettelijke kaders moeten blijven, zelfs als deze handelingen bedoeld zijn ter bescherming van de betrokkene.