Op 21 januari 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 44-jarige vrouw uit Enschede, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een verkeersongeval. De vrouw reed op 29 augustus 2013 achteruit op een parkeerplaats van een supermarkt in Enschede, waarbij zij een voetganger aanreed. De voetganger, de heer [slachtoffer], liep daarbij zwaar lichamelijk letsel op, namelijk een bovenbeenfractuur. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde feit zou worden vrijgesproken, maar dat zij voor het subsidiair tenlastegelegde feit zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 750,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee maanden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 7 januari 2015 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verklaring van de verdachte gehoord. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam had gereden, en sprak haar vrij van het primair tenlastegelegde. Echter, de rechtbank concludeerde dat de verdachte bij het achteruitrijden niet voldoende had gekeken en dat dit gedrag gevaar op de weg had veroorzaakt, wat leidde tot de aanrijding met de voetganger.
De rechtbank achtte het subsidiair tenlastegelegde bewezen en legde een geldboete op van € 250,--, te betalen in vijf maandelijkse termijnen. Daarnaast werd een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van twee jaar opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat zij niet eerder in aanraking was gekomen met politie of justitie.