ECLI:NL:RBOVE:2015:2996

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
25 juni 2015
Zaaknummer
Awb 15/1205
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening door Vereniging Industriële Kring in handhavingszaak tegen Thedos Holding BV

Op 25 juni 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een zaak waarin de Vereniging Industriële Kring Hardenberg (verzoekster) een voorlopige voorziening vroeg tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg (verweerder) die een last onder dwangsom aan Thedos Holding BV (derde-partij) oplegden. De last hield in dat de aanvoer van afvalstoffen naar het terrein aan de Handelsstraat 61 in Hardenberg per direct moest worden beëindigd en dat de aanwezige afvalstoffen voor een bepaalde datum moesten worden afgevoerd. De verzoekster stelde dat zij als belanghebbende moest worden aangemerkt, omdat haar leden klachten hadden over geurhinder van de afvalstoffen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de Vereniging Industriële Kring geen belanghebbende was in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De doelstellingen van de vereniging waren te algemeen en niet specifiek genoeg om aan te nemen dat zij rechtstreeks betrokken was bij de besluiten van verweerder. De voorzieningenrechter concludeerde dat de bezwaren van verzoekster naar verwachting niet-ontvankelijk zouden worden verklaard en wees het verzoek om voorlopige voorziening af. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gedaan en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/1205
uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
de Vereniging Industriële Kring Hardenberg, te Hardenberg, verzoekster,
gemachtigde: ing. M.H. Middelkamp,
en
het college van burgemeester en wethouders van Hardenberg, verweerder,
gemachtigde: mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle.
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Thedos Holding BVte Emmen (verder Thedos BV).

Procesverloop

1. Bij besluit van 5 juni 2015 besluit heeft verweerder Thedos BV een last onder dwangsom opgelegd, inhoudende dat de aanvoer van afvalstoffen, op welke wijze dan ook, naar het terrein aan de Handelsstraat 61 in Hardenberg per direct moet worden beëindigd en beëindigd moet blijven. Verder houdt de last in, dat de ongeveer 650 balen afvalstoffen die er nu op het bedrijf staan voor zaterdag 6 juni 2015 18.00 uur zijn afgevoerd, waarbij de aan de last te verbinden dwangsom € 1.500,-- per week bedraagt met een maximum van € 15.000,--.
Verzoekster heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Zij heeft de voorzieningen-rechter op 10 juni 2015 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
2. Bij besluit van 12 juni 2015 heeft verweerder de bij het besluit van 5 juni 2015 opgelegde last onder dwangsom gewijzigd in die zin dat de ongeveer 650 balen afvalstoffen die nu op het bedrijf staan door Thedos BV vóór zaterdag 13 juni 2015 18.00 uur moeten zijn afge-voerd, waarbij de aan de last te verbinden dwangsom € 1.500,-- per dag bedraagt met een maximum van € 150.000,-. Verweerder heeft dit besluit met dezelfde strekking en inhoud toegezonden aan Inter Baarslag Hardenberg BV en haar bestuurders (verder: Inter Baarslag) in haar hoedanigheid als eigenares van het perceel aan de Handelsstraat 61 te Hardenberg. Tegen dit besluit is door Inter Baarslag een bezwaarschrift ingediend. Op 15 juni 2015 heeft Inter Baarslag aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 juni 2015, waarbij gevoegde behandeling heeft plaatsgevonden met het door Inter Baarslag Hardenberg BV en haar bestuurders ingediende verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. Na de behandeling zijn de zaken weer gesplitst, zodat in beide zaken afzonderlijk uitspraak wordt gedaan.
Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Bekooy, advocaat te Zwolle en L. Brondijk. Thedos BV is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter dient ambtshalve allereerst te beoordelen of verzoekster als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt kan worden .
3. Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
Ingevolge het derde lid worden ten aanzien van rechtspersonen als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
Voor de vraag of een rechtspersoon belanghebbende is als bedoeld in artikel 1:2, eerste en derde lid, van de Awb, is bepalend of de rechtspersoon krachtens zijn statutaire doelstelling en blijkens zijn feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het bestreden besluit betrokken algemeen of collectief belang in het bijzonder behartigt.
4. Blijkens artikel 2, eerste, lid van haar statuten, stelt verzoekster zich ten doel het bevorderen van de plaatselijke industriële belangen in het bijzonder en het behartigen van de bedrijfsbelangen in het algemeen in de gemeente Hardenberg,
In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat zij dit doel tracht te bereiken door:
a. Het onderhouden van contacten met overheden.
b. Het gezamenlijk optreden in aangelegenheden, die voor de economische gesteldheid in de gemeente Hardenberg van belang zijn;
c. Het houden van bijeenkomsten van formele en informele aard.
d. Het bevorderen van goede zakelijke betrekkingen tussen haar leden.
e. Alle andere wettige middelen, die het bereiken van het doel van de vereniging kunnen bevorderen.
5. Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomings-geschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks is betrokken.
6. Ter zitting is namens verzoekster aangevoerd dat de klachten van geurhinder van enkele van haar leden reden zijn om bezwaar te maken tegen de besluiten van 5 en 12 juni 2015. Die besluiten gaan naar de opvatting van verzoekster niet ver genoeg. Ook al is bij besluit van 12 juni 2015 de last onder dwangsom aangescherpt, is zij van mening dat verweerder een last onder bestuursdwang had moeten opleggen.
7. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoekster geen belanghebbende is in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij de besluiten van 5 en 12 juni 2015.
De voorzieningenrechter heeft daarbij overwogen dat de algemene en collectieve belangen die verzoekster blijkens haar doelstelling in artikel 2 van de van de statuten beoogt te behartigen met name gericht lijken te zijn op het versterken van het ondernemersklimaat en aldus niet rechtstreeks zijn betrokken bij de door verweerder aan Thedos BV opgelegde lasten onder dwangsommen. De voorzieningenrechter acht daarbij van belang dat de doelstelling van verzoekster onvoldoende concreet en te algemeen is geformuleerd om aan te nemen dat verzoekster door de bestreden handhavingsbesluiten rechtstreeks wordt getroffen in een belang dat zij in het bijzonder behartigt. Gelet op de doelstelling van verzoekster kan ook hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over haar feitelijke werkzaamheden er niet toe leiden dat de vereiste rechtstreekse betrokkenheid bij de bestreden besluiten kan worden aangenomen. Het behoort niet tot de doelstelling van verzoekster om in rechte op te treden voor enkele van haar leden.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat het door de gemachtigde van verzoeker gedane beroep op een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2012 met het zaaknummer 201105967/R1 niet slaagt nu geen sprake is van een vergelijkbare situatie nu het in genoemde casus een Stichting en een Besloten Vennootschap betrof en geen Vereniging, zoals verzoekster.
8. Omdat verzoekster naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter geen belanghebbende is bij de door haar bestreden besluiten, zullen haar bezwaren naar verwachting niet-ontvankelijk worden verklaard. De voorzieningenrechter komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de door verzoekster gevraagde voorlopige voorziening. Het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.J.B. Cornelissen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van C. Kuiper, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.