ECLI:NL:RBOVE:2015:2913

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
18 juni 2015
Publicatiedatum
18 juni 2015
Zaaknummer
07/700021-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak rondom bedrijfsongeval met sloopkraan

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 18 juni 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van het veroorzaken van een arbeidsongeval waarbij een werknemer, [slachtoffer], om het leven kwam. Het ongeval vond plaats op 19 januari 2011 tijdens het monteren van een sloopkraan op een terrein in Hardenberg. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als directeur van [bedrijf 1] B.V., niet voldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen, wat leidde tot het ongeval. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair verwijtbaar handelen van de verdachte, waarbij het primair ten laste gelegde betrekking had op grove nalatigheid en het subsidiair op het niet nemen van doeltreffende maatregelen ter voorkoming van gevaar voor anderen.

Tijdens de zitting is gebleken dat de borgbouten die de sloopkraan aan de spoorverbreders moesten bevestigen, niet op de juiste manier waren aangebracht. Slechts vier van de vereiste vierentwintig borgbouten waren bevestigd, wat leidde tot een onveilige situatie. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de onveilige manier van werken niet de directe oorzaak was van het ongeval. Een rapport van TNO wees uit dat het ontwerp van de sloopkraan zelf ontoereikend was, wat de kans op een ongeval vergrootte. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat de verdachte niet verwijtbaar heeft gehandeld en heeft hem vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging bevestigd en vastgesteld dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De beslissing van de rechtbank is openbaar uitgesproken en de verdachte is vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 07/700021-12
Datum vonnis: 18 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 oktober 2013 en 4 juni 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. de Jong en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. J.H. Fellinger, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging aan de verdachte luidt dat:
[bedrijf 1] B.V. te [vestigingsplaats] op of omstreeks 19 januari 2011 in de
gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
zich zodanig, te weten grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of
onachtzaam en/of nalatig heeft/hebben gedragen, dat (mede) een aan haar schuld
te wijten arbeidsongeval heeft plaatsgevonden,
waardoor [slachtoffer], zodanig letsel, namelijk werd een gedeelte van het
lichaam van die [slachtoffer] geplet, heeft bekomen dat deze aan de gevolgen daarvan
is overleden,
bestaande dat gedrag hieruit:
I.
dat [bedrijf 1] B.V. en/of verdachte, de (de)montage van een
arbeidsmiddel, te weten een sloopkraan, niet op een veilige wijze heeft/hebben
laten plaatsvinden, al dan niet met in achtneming van de eventuele
aanwijzingen van de fabrikant,
namelijk waren toen aldaar op een perceel aan de [adres] één of meer
werknemers van [bedrijf 1] B.V. bezig met het opbouwen/monteren van een
sloopkraan - terwijl van die sloopkraan geen Nederlandse gebruikershandleiding
aanwezig was - en was die sloopkraan voorzien van twee
spoorverbreders/rupsbalken,
-
- welke twee spoorverbreders/rupsbalken aan de linkervoorzijde en de
rechtervoorzijde en de linkerachterzijde en de rechterachterzijde aan de
onderwagen van de kraan behoorden te worden bevestigd door klauwen die om
de assen van de spoorverbreders haken en - door het gewicht van de
kraan - twee koppelplaten tegen elkaar drukte en vervolgens dienden de
twee koppelplaten met zes borgbouten te worden vastgezet -
- en waren de twee spoorverbreders/rupsbalken slechts met vier borgbouten,
althans niet met de vereiste/voorgeschreven/te plaatsen vierentwintig bouten,
aan de onderwagen van die sloopkraan vastgezet en/of
- zijn op een gegeven moment de vier borgbouten die aan de onderwagen van die
sloopkraan waren vastgezet, gebroken/afgesneden en is (vervolgens), doordat de
twee spoorverbreders/rupsbalken niet meer met bouten aan de sloopkraan waren
vastgezet, die kraan voorover gekanteld tot de hoofdmast de grond raakte en
kwamen (daarbij/daardoor) aan de achterzijde van de kraan de klauwen van de
verbinding van de spoorverbreders los van de assen waarop zij inhaakten en/of
- is (vervolgens) gepoogd de sloopkraan naar zijn oorspronkelijke positie
terug te duwen en kwamen (daarbij/daardoor) ook de klauwen aan de voorzijde
van de kraan los van de assen en kwamen (daarbij/daardoor) de twee rupsen met
de daaraangekoppelde spoorverbreders los van de kraan en zijn (vervolgens)
deze rupsen opzij geschoven en/of
- is (vervolgens) die kraan op het asfalt/de grond gevallen en/of
- is (vervolgens) de contraballast wat op/aan die kraan was bevestigd, juist
op een moment dat zich genoemde [slachtoffer] onder, dan wel (zeer) dicht nabij de
contraballast bevond, van die kraan en op genoemde [slachtoffer] gevallen;
en/of
II.
dat [bedrijf 1] B.V. en/of verdachte, terwijl bij en/of in rechtstreeks
verband met de arbeid, te weten het opbouwen/monteren van een sloopkraan, die
[bedrijf 1] B.V. en/of verdachte als werkgever(s) door zijn/haar/hun
werknemers deed/deden verrichten in een bedrijf en/of inrichting en/of in de
onmiddellijke omgeving daarvan, te weten op een perceel aan de [adres]
aldaar, gevaar kon ontstaan voor de veiligheid en/of de gezondheid van andere
personen dan die werknemers, te weten voor [slachtoffer], geen
doeltreffende maatregelen heeft/hebben genomen ter voorkoming van dat gevaar,
namelijk zijn tijdens het opbouwen/monteren van die sloopkraan de twee
spoorverbreders/rupsbaken los geraakt van de kraan en is (vervolgens) de kraan
op de grond/het asfalt gevallen en is (vervolgens) (door de schok) de
contraballast wat op/aan die kraan was bevestigd - juist op een moment dat
zich genoemde [slachtoffer] onder, dan wel (zeer) dicht nabij de contraballast
bevond - van die kraan en op genoemde [slachtoffer] gevallen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en)
verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven
verboden gedraging(en) verdachte (telkens) leiding heeft gegeven;
waardoor het aan zijn, verdachtes, schuld te wijten is geweest dat voornoemde
[slachtoffer] bovenomschreven letsel heeft bekomen en aan de gevolgen daarvan is
overleden;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[bedrijf 1] B.V. en/of verdachte op of omstreeks 19 januari 2011 in de
gemeente Hardenberg, in ieder geval in Nederland, als werkgever(s),
terwijl bij en/of in rechtstreeks verband met de arbeid, te weten het
opbouwen/monteren van een sloopkraan, die [bedrijf 1] B.V. en/of verdachte,
als werkgever(s) door haar/zijn/hun werknemers deed/deden verrichten in een
bedrijf en/of inrichting en/of in de onmiddellijke omgeving daarvan, te weten
op een perceel aan de [adres] aldaar, gevaar kon ontstaan voor de
veiligheid en/of de gezondheid van andere personen dan die werknemers, te
weten voor [slachtoffer], geen doeltreffende maatregelen heeft/hebben
genomen ter voorkoming van dat gevaar,
immers was/waren toen aldaar de werknemers [werknemer 1] en/of [werknemer 2]
van [bedrijf 1] B.V. en/of verdachte bezig met het opbouwen/monteren van
die sloopkraan - aan/op welke kraan reeds de hoofdgiek en/of de beide
hulpgieken en/of de contraballast was/waren gemonteerd -
en was die sloopkraan (tevens) voorzien van twee spoorverbreders/rupsbalken,
welke twee spoorverbreders/rupsbalken met vier borgbouten, althans niet met de
voorgeschreven/vereiste/te plaatsen vierentwintig bouten aan de onderwagen van
die sloopkraan waren vastgezet en zijn op een gegeven moment die borgbouten
gebroken/afgesneden
en is (vervolgens) de kraan voorover gekanteld totdat de hoofdmast de grond
raakte
en kwamen vervolgens (in een poging de sloopkraan in zijn oorspronkelijke
positie terug te duwen) de rupsen met de daaraan gekoppelde
spoorverbreders/rupsbalken los van de onderwagen van de kraan,
en is die sloopkraan (vervolgens) op het asfalt/de grond is gevallen
en is (vervolgens) de contraballast wat op/aan die kraan was bevestigd, juist
op een moment dat zich genoemde [slachtoffer] onder, dan wel (zeer) dicht nabij de
contraballast bevond, van die kraan en op genoemde [slachtoffer] gevallen,
waardoor gevaar kon ontstaan voor de veiligheid en/of de gezondheid van andere
personen dan voor genoemde werknemers en heeft/hebben [bedrijf 1] B.V.
en/of verdachte, geen doeltreffende maatregelen genomen om dat gevaar te
voorkomen,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en)
verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven
verboden gedraging(en) verdachte (telkens) leiding heeft gegeven;
zijnde in deze tenlastelegging alle begrippen gebezigd zoals bedoeld in de
Arbeidsomstandighedenwet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak.
Ontvankelijkheid in de vervolging
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging voor het subsidiair ten laste gelegde feit, omdat dit een overtreding is. Deze is verjaard omdat meer dan twee jaren zijn verstreken sinds het feit heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt het verweer. De verjaringstermijn ter zake van alle overtredingen is ingevolge – de op 1 januari 2008 in werking getreden wijziging van – artikel 70, eerste lid, aanhef en onder 1 van het Wetboek van Strafrecht, anders dan waar de raadsman in zijn verweer van uitgaat, gesteld op een periode van drie jaren. Nu de officier van justitie binnen die termijn de verdachte heeft gedagvaard, is van verjaring geen sprake. Het openbaar ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging.
Verder heeft de rechtbank vastgesteld dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling

4.1
Het standpunt van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting vrijspraak van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde en de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van wat subsidiair ten laste is gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.3
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van het verhandelde ter zitting, in samenhang met de inhoud van het dossier, het volgende vastgesteld.
Op 19 januari 2011 waren werknemers van verdachte bezig met het monteren van een sloopkraan op het terrein van [bedrijf 2] B.V te Hardenberg. Verdachte was op het terrein aanwezig evenals enkele andere personen, onder wie de heer [slachtoffer] (het latere slachtoffer), die op verzoek van verdachte aanwezig was om advies uit te brengen over de constructie van de onderwagen. De rupsen waren aan de onderwagen bevestigd, waarbij de onderwagen met vier borgbouten aan de spoorverbreders was verbonden. De contraballast was aan de kraan gehangen en de hoofdgiek en de beide hulpgieken waren gemonteerd.
Omstreeks 11.38 uur braken de borgbouten. Doordat de kraan hierdoor niet langer vastzat aan de rupsen, kantelde de kaan voorover tot de hoofdmast de grond raakte. Aan de achterzijde van de kraan kwamen de klauwen van de verbinding van de spoorverbreders aan de onderwagen los van de assen waarop zij inhaakten. De borgplaten schoven van elkaar af; de achterzijde van de kraan kwam omhoog, los van de onderwagen. Geprobeerd is de kraan naar zijn oorspronkelijke positie terug te duwen. Door het terugduwen kwamen de voorste klauwen ook los van hun assen waardoor de rupsen met de daaraan gekoppelde spoorverbreders loskwamen van de kraan en opzij schoven; de kraan zakte als het ware door de rupsen. De kraan viel vervolgens op het asfalt. Door de schok die daarop volgde scheurde de ophanging van de contraballast. De contraballast is terechtgekomen op de heer [slachtoffer], die op dat moment achter de kraan stond.
Met betrekking tot het primair ten laste gelegde.
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, omdat van schuld in enige strafrechtelijke betekenis niet is gebleken.
Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank het volgende.
Ten laste is gelegd dat verdachte als werkgever geen doeltreffende maatregelen heeft genomen ter voorkoming van gevaar voor anderen, ten gevolge waarvan het slachtoffer, [slachtoffer], is overleden.
Aan de onderwagen van de kraan waren spoorverbreders aangebracht, die met borgbouten moesten worden bevestigd. Vast staat dat slechts vier van de vierentwintig borgbouten waren bevestigd. Aanvankelijk is geprobeerd de montage volgens de gebruikelijke werkwijze te verrichten, te weten dat de borgbouten worden aangebracht voordat de giek en de ballast aan de kraan worden bevestigd. Omdat de gaten waardoor de borgbouten moesten worden aanbracht niet goed in elkaars verlengde lagen, is, nadat vier van de voorgeschreven vierentwintig borgbouten waren aangebracht, gekozen voor een oneigenlijke volgorde van de opbouw. Het gewicht op de sloopkraan is verzwaard door de giek en de contraballast op de sloopkraan te plaatsen. Vervolgens is geprobeerd om de montagegaten in een zodanige positie te krijgen dat alsnog de overige 20 borgbouten konden worden geplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat destijds – met de wetenschap van nu – een verkeerde beslissing is genomen door deze oneigenlijke volgorde te hanteren en de giek en de contraballast al op de kraan te plaatsen voordat alle bouten waren aangebracht. Uiteindelijk is door het gewicht van de giek en de contraballast de kraan gekanteld en vervolgens op het asfalt gevallen. Na die val is de contraballast, die aan de achterzijde van die kraan was bevestigd, van die kraan gevallen en op het slachtoffer [slachtoffer] terechtgekomen waardoor deze is overleden.
De vraag die voorligt is of verdachte, als directeur van het bedrijf [bedrijf 1] B.V., (daardoor) verwijtbaar heeft gehandeld. Voor de beoordeling van die vraag is van belang of het uit de (onveilige) manier van werken voortvloeiende gevaar (het afbreken van het contragewicht) voorzienbaar was.
Vast staat dat tijdens de opbouw van de kraan zich meerdere gevaarlijke situaties hebben voorgedaan. Ook staat vast dat op het terrein waar de kraan werd opgebouwd, geen kraanboek en geen gebruikershandleiding – waarin staat beschreven hoe en in welke volgorde de tracks (rupsen) moeten worden gemonteerd – aanwezig waren. Ten aanzien van de vraag of de (onveilige) manier waarop de kraan werd opgebouwd heeft bijgedragen aan het verwezenlijken van het gevaar dat het contragewicht zou afbreken, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is. Daartoe verwijst de rechtbank naar het rapport van TNO d.d. februari 2015, opgesteld door ing. M.A. van de Nieuwhof en ir. E.C. Dillingh. Dit rapport heeft als uitgangspunt de onderzoeksvraag:
Kan aan de hand van de aangeleverde breukvlakken van het contragewicht een antwoord worden verkregen op de vraag wat de onderliggende oorsprong is van de breuk? Was dit overbelasting of een ontwerpfout of een materiaalfout of een combinatie van factoren?
Het rapport bevat een aantal conclusies over de plaats en de manier waarop het contragewicht was aangelast. De slotsom luidt dat niet zozeer de belasting maar het ontwerp ten grondslag heeft gelegen aan het ongeval. Bij normaal gebruik zou het contragewicht ook op enig moment zijn afgebroken. Door de relatief grote val van de kraan is dit bespoedigd. Het ontwerp was in de kern al ontoereikend om de veiligheid te allen tijde te garanderen.
Het voorgaande overziend is de rechtbank van oordeel dat niet door de (onveilige) manier van opbouwen van de kraan, maar door het ontwerp van de sloopkraan (achteraf bezien) gevaar is ontstaan dat het contragewicht zou afbreken. Dit gevaar was ten tijde van het ongeval niet voorzienbaar. Verdachte kan daarom niet het verwijt worden gemaakt dat hij onvoldoende maatregelen heeft getroffen ter voorkoming van dat gevaar en zal daarom van het subsidiair ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van W. van Goor, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2015.