4.4De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Overweging met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit – het meermalen steken met een mes van [slachtoffer 1] - sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank is gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 2 december 2014 [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven heeft beroofd, doordat verdachte meermalen met een mes in de borstreek en buikstreek en rug heeft gestoken waardoor deze [slachtoffer 1] op 3 december 2014 is komen te overlijden.
De vraag die de rechtbank thans moet beantwoorden is of sprake is geweest van moord, zoals door de officier van justitie wordt gevorderd, dan wel doodslag, zoals door de verdediging wordt betoogd.
Voorbedachte raad.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad - in de tenlastelegging nader uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg”- moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven (Hoge Raad 28 februari 2012, LJN BR2342).
Het gaat bij de beantwoording van de vraag of sprake is van voorbedachte raad bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval. De vaststelling dat verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechtbank er niet van te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen sommige omstandigheden de rechtbank uiteindelijk tot het oordeel brengen dat verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Om te kunnen beoordelen of bij verdachte op 2 december 2014 sprake is geweest van handelen met voorbedachte raad, dient de rechtbank allereerst de feitelijke toedracht vóór het delict vast te stellen.
Voorzover het de gebeurtenissen van 2 december 2014 betreft heeft verdachte meerdere verklaringen afgelegd, zowel bij de politie, als bij de Rechter-Commissaris als ter zitting.
Zo heeft verdachte op 3 december 2014 en 4 december 2014 bij de politie verklaard:
Ik had slecht geslapen, omdat het boven mij rumoerig was, erg lawaaierig. Daar begon de irritatie eigenlijk al en het werd dus steeds erger, ook met het verleden enzo. Omdat ik mijn ouders nooit heb gekend enzo. Dus dan ga je een beetje nadenken. Niet alles loopt zoals je wilt zeg maar. Je kropt dan je gevoelens op en dan explodeert dat op een gegeven moment. Ik heb me altijd ingehouden en op een gegeven moment kan dat niet meer. (..)
Ik haat mijn hele leven. (..) Gewoon mijzelf zijn, ik moet me altijd aanpassen en daar word je gek van. Eigenlijk was ik al doorgedraaid maar ik hield mijzelf eigenlijk altijd in, zo is het mijn hele leven al.
(V: Mag ik het dan zo samenvatten dat wat er gisterenavond uit is gekomen er dan in één keer uitkomt?)
Ja, ik denk het wel.(..)
(V: Ben je ooit zo boos geweest?)
Nee, ik had me tot die tijd altijd ingehouden.(..)
(V: Maar wat is daar gebeurd dan?)
Dat was aan tafel, toen liep het uit de hand. Het ging toen niet goed. Er was een conflict tussen mij en nog iemand, een jongere van daar. (..) Er was onenigheid en toen werd ik boos en toen is dit gebeurd. (..) Ik voelde niets omdat ik over de rooie was. Ik heb dus wel klappen gehad. Ik heb ook teruggeslagen. (..) Ik ben direct naar buiten gegaan en toen gebeurde het hele verhaal. (..)
(V: Hoe is dat nu met dat mes gegaan, bij het RIBW?)
Die heb ik uit de keukenla gepakt en ben toen naar buiten gelopen, heb de fiets gepakt. Onderweg heb ik tegen een boom of een ander voorwerp geslagen. Ik ben boos verder gegaan. Bij het winkelcentrum heb ik iemand neergestoken, vervolgens ook nog een tweede slachtoffer. Ik op de grond, de politie kwam, mensen om mij heen. (..)
(V: Wat kun je nog herinneren over het mes?)Dat ik hem neerstak. (..)
(V: Waar had je dat mes gelaten toen je van het RIBW onderweg was naar het winkelcentrum?)In mijn hand of in mijn jaszak. (..)
(V: Wat was je van plan te gaan doen?)Iemand neersteken. Ja, graaien in de keukenla en uiteindelijk neem je dan een mes mee. Volgens mij heb ik met dat mes nog op mijn kamer in een doos geprikt en iets met de gordijnen gedaan. Dit om te kijken hoe scherp het mes was. Ik werd niet rustiger en toen ben ik naar buiten gegaan, op de fiets naar het winkelcentrum. Dat naar buiten gaan was echt geen goed plan.
(V: Wanneer is er in je opgekomen om iemand te gaan neersteken?)Ik denk die middag al, er komen weer veel herinneringen binnen.(..)
(V: Wat had je toen in gedachten toen je iemand wilde neersteken?)
Dat dus, dat ik iemand neer wilde steken.
(
V: Hoe zag je dat voor je dan?)Gewoon op iemand afgaan, de eerste die ik zou tegenkomen wilde ik neersteken. Dit is wat ik toen dacht.
(V: Dus die meneer die nu dood is, was dat de eerste die je tegenkwam?)Ja. Ik snap ook niet waarom het die man moest zijn, ik moest me heel erg afreageren.
Verdachte heeft op 5 december 2014 bij de Rechter-Commissaris verklaard:
U vraagt mij of ik op 2 december 2014 een accordeon speler en een meneer heb neergestoken.
Dat klopt. Ik was boos. Ik heb een mes uit de keuken van mijn woning aan de [adres 1] gepakt. Ik had toen al het plan om de eerste de beste die ik tegenkwam neer te steken. Ik kan mij 90% van wat er gebeurd is nog herinneren. Ik ben afgestormd op de accordeonspeler en heb hem gestoken. Hij liep de winkel in. Toen kwam de tweede man. Hem stak ik ook, omdat hij er zich mee bemoeide. Andere mensen hielden mij tegen. Ik ben toen aangehouden door de politie.
Verdachte heeft ter terechtzitting op 5 juni 2014 het volgende verklaard:
Ik had die dag een slechte dag, omdat ik naar de leerplichtambtenaar moest. Daarvan had ik veel stress. Tijdens het avondeten in het RIBW kreeg ik een conflict met een andere jongen. Dat was [naam 1]. [naam 1] begon mij uit te schelden over mijn biologische ouders. Dat is een heel gevoelig punt voor mij. Ik werd daar boos over. Ik begon na te denken dat ik mijn biologische ouders nooit heb gekend en dat ik niet geadopteerd had willen worden. Ik had destijds geen eigen keuze om in mijn eigen land te blijven. Ik had er niets over te zeggen dat ik uit mijn land weg moest. Ik was al boos, maar werd steeds bozer. Na het eten zei de groepsleiding dat ik rustig moest worden en werden [naam 1] en ik uit elkaar gehaald. Ik moest de vaatwasmachine inruimen. Ik zag toen in de keuken een mes liggen. Dit mes was ongeveer 20 centimeter lang en dat mes heb ik stiekem meegenomen naar mijn kamer. Op mijn kamer ging ik mijn boosheid uiten. Ik heb toen een paar keer in de gordijnen en in de dozen gestoken. Ik deed dit om mijn woede af te reageren. Ik kon mij niet beheersen. Daarna wilde ik naar buiten, maar toen kwam ik [naam 1] tegen. Ik had op dat moment het mes in mijn binnenzak. Ik reageerde mij verbaal af op [naam 1] en wilde uitleg van hem waarom hij opmerkingen maakte over mijn biologische ouders. Dit liep uit de hand en ik werd steeds bozer. De groepsleiding heeft mij toen weggestuurd. Ik ben toen naar buiten gegaan naar mijn fiets. Ik was heel erg boos en verdrietig. Ik ben toen naar het winkelcentrum gefietst. De man speelde een liedje, volgens mij kerstmuziek, waardoor ik het gevoel kreeg dat ik nergens bij hoorde. Ik kan mij nog vaag herinneren dat ik daar die man aanvloog en hem een paar keer heb neergestoken. Die man rende naar binnen en ook in de Jumbo heb ik hem neergestoken.
Ik weet niet waarom ik juist deze man heb neergestoken. Volgens mij werd ik boos toen hij stopte met muziek maken. Daarvoor wilde ik [naam 1] al neersteken met het mes, want dat mes had ik toen al bij me. Dat is niet gebeurd, omdat de groepsleiding ons uit elkaar haalde. Toen ben ik naar buiten gegaan en werd het alleen nog maar erger.
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden op 2 december 2014, kort samengevat en zakelijk weergegeven:
Verdachte had op 2 december 2014 een slechte dag en zat niet lekker in zijn vel. Vervolgens kreeg verdachte in het RIBW tijdens het avondeten ruzie met medebewoner [naam 1], omdat deze [naam 1] richting verdachte opmerkingen maakte over de biologische ouders van verdachte, hetgeen een zeer gevoelig punt is voor verdachte. Hierop werd verdachte boos. Verdachte moest van de groepsleiding rustig worden en moest na het eten de vaatwasmachine inruimen. Verdachte zag in de keuken een mes, van in totaal 20 centimeter, liggen en heeft dat mes stiekem meegenomen. Verdachte heeft vervolgens in zijn kamer meermalen met dat mes in de gordijnen en in een doos gestoken om te kijken hoe scherp het mes was en om zijn boosheid te uiten. Dit wordt bevestigd door de foto’s die zijn gemaakt van de gordijnen en van de doos op de kamer van verdachte. Verdachte wilde naar buiten, maar kwam op de gang [naam 1] tegen en wilde uitleg van [naam 1] en zocht de confrontatie met hem op. Verdachte had op dat moment het mes in zijn binnenzak en stond op het punt [naam 1] met het mes neer te steken. Verdachte heeft verklaard dat dit niet is gebeurd, omdat de groepsleiding tussen verdachte en [naam 1] is gekomen en verdachte heeft weggestuurd. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 1], die als woonbegeleider bij de RIBW werkzaam is.
Hierop heeft verdachte zijn fiets gepakt en is hij naar het winkelcentrum gefietst. Verdachte was boos en verdrietig en heeft onderweg nog tegen een boom getrapt. Verdachte is bij het winkelcentrum aangekomen, terwijl straatmuzikant [slachtoffer 1] een liedje speelde dat de gevoelens van verdachte dat hij nergens bij hoorde versterkte. Toen [slachtoffer 1] stopte met muziek maken, is verdachte [slachtoffer 1] aangevlogen en heeft verdachte hem meermalen met het meegenomen mes gestoken. [slachtoffer 1] kon ontkomen en is gewond de Jumbo binnengestrompeld. Verdachte is achter [slachtoffer 1] aangelopen en heeft in de Jumbo [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam geschopt en hem tevens meermalen met het mes gestoken. Dit wordt ondersteund door meerdere getuigenverklaringen in het dossier. Gebleken is uit het sectierapport dat [slachtoffer 1] minimaal 29 keer door verdachte met het mes is gestoken en uiteindelijk op 3 december 2014 aan zijn verwondingen is overleden.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat verdachte op 2 december 2014 na de avondmaaltijd op het moment dat hij in de keuken het mes heeft zien liggen en dit stiekem heeft meegenomen reeds het besluit heeft genomen om iemand met dat mes neer te steken. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij op dat moment al het plan had om de eerste de beste die hij tegen kwam neer te steken.
Gelet op de gang van zaken is de rechtbank van oordeel dat het plan om iemand te doden door verdachte welbewust werd genomen op het moment dat hij die avond in de keuken het mes mee nam. Daarna is sprake geweest van een langdurige opgebouwde boosheid bij verdachte waarvan hij zich terdege bewust was en die hij, tot het moment dat [slachtoffer 1] stopte met muziek maken, heeft kunnen onderdrukken. Op dat moment werd verdachte echter dusdanig getriggerd dat hij in grote razernij is gaan insteken op [slachtoffer 1]. Eerst buiten de Jumbo en vervolgens is hij daarmee doorgegaan in de Jumbo.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte reeds in de keuken het besluit heeft genomen om iemand neer te steken en dat hij tot het moment van het daadwerkelijk neersteken van [slachtoffer 1] meerdere keren en momenten de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Daarbij overweegt de rechtbank dat aanzienlijke tijd is verstreken tussen het moment van het pakken van het mes in de keuken en het uiteindelijke neersteken van [slachtoffer 1] in het winkelcentrum.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verdachte niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Alhoewel bij verdachte sprake is geweest van een langdurig opgebouwde boosheid ontaardend in een razernij was geen sprake van een plotseling opkomende drift, omdat het besluit en voornemen van verdachte om iemand neer te steken immers al eerder die avond in de keuken was genomen. Daarbij heeft de rechtbank in haar overweging meegewogen dat verdachte zich de periode vanaf het moment dat hij het mes in de keuken heeft gepakt tot het moment dat hij [slachtoffer 1] aanviel goed kon herinneren en heeft kunnen navertellen. Vanaf het moment dat verdachte [slachtoffer 1] is aangevallen en meermalen heeft gestoken met het mes zijn de herinneringen van verdachte pas minder helder.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat geen andere feiten en omstandigheden aanwezig zijn geweest die een contra-indicatie voor de voorbedachte raad zouden kunnen vormen.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1], zodat de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.
Overweging met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit – het meermalen met een mes steken van [slachtoffer 2] - sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank is gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 2 december 2014 opzettelijk heeft gepoogd [slachtoffer 2] van het leven te beroven, doordat verdachte meermalen [slachtoffer 2] met een mes in de borstreek en buikstreek heeft gestoken.
De vraag die de rechtbank thans moet beantwoorden is of sprake is geweest van poging tot moord, zoals door de officier van justitie wordt gevorderd, dan wel poging tot doodslag, zoals door de verdediging wordt betoogd.
Uit de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen en hetgeen de rechtbank reeds hiervoor onder 1 heeft geoordeeld is gebleken dat verdachte op 2 december 2014 in de keuken van het RIBW het mes heeft meegenomen en toen reeds het besluit heeft genomen om ‘de eerste de beste’ neer te steken. Verdachte heeft vervolgens op de parkeerplaats straatmuzikant [slachtoffer 1] aangevallen en meermalen met een mes gestoken. Toen [slachtoffer 1] de Jumbo is binnengevlucht is verdachte achter hem aangegaan en heeft verdachte in de Jumbo [slachtoffer 1] meermalen in het gezicht en tegen het lichaam geschopt en hem wederom meermalen met het mes gestoken.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaringen van verdachte, de verklaring van aangever [slachtoffer 2] en de getuigenverklaringen van [getuige 2] en [getuige 3], is vervolgens gebleken dat op het moment dat verdachte de op de grond gelegen [slachtoffer 1] schopte en met het mes op hem instak, [slachtoffer 2] met zijn winkelwagentje in de richting van verdachte kwam en tegen verdachte riep ‘stop daarmee’ of iets dergelijks. Op dat moment heeft verdachte zich gericht tot [slachtoffer 2] en heeft ook de woede van verdachte zich op [slachtoffer 2] gericht. Gebleken is dat [slachtoffer 2] verdachte heeft proberen af te weren door het winkelwagentje tussen hem en verdachte in te houden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij als een beest tekeer ging, waarbij het winkelwagentje omviel en ook [slachtoffer 2] op de grond terechtkwam. Toen [slachtoffer 2] op de grond lag, heeft verdachte hem met het mes tweemaal in de borststreek gestoken waarbij [slachtoffer 2]’s rechter hartkamer werd geperforeerd alsmede zijn long. Verdachte is vervolgens door meerdere omstanders overmeesterd en in bedwang gehouden en daarna aangehouden door de politie. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij ook [slachtoffer 2] had omgebracht als omstanders niet hadden ingegrepen. [slachtoffer 2] is naar het ziekenhuis gebracht en geopereerd. Uit de letselrapportage is gebleken dat de verwonding aan het hart van [slachtoffer 2] zeer ernstige gevolgen kan hebben, zoals het overlijden van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, zoals hiervoor reeds onder 1 is geoordeeld, op 2 december 2014 in de keuken van het RIBW op het moment dat hij het mes pakte en meenam het besluit heeft genomen om ‘de eerste de beste’ neer te steken en daarmee met voorbedachte raad heeft gehandeld. Dat verdachte tijdens het neersteken van [slachtoffer 1] werd aangesproken door [slachtoffer 2] en daarop zijn woede richtte op [slachtoffer 2] en vervolgens met het mes op [slachtoffer 2] begon in te steken is naar het oordeel van de rechtbank een voortvloeisel geweest van het door verdachte aanvankelijk reeds in de keuken genomen besluit om met dat mes iemand neer te steken. Verdachte heeft daarna meerdere keren en momenten de gelegenheid gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen besluit.
De rechtbank komt op grond van al het voorgaande tot de conclusie dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld en dat verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan een poging tot moord op [slachtoffer 2], zodat de rechtbank het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen acht.