5.2.1Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het aan verdachte onder 2 tenlastegelegde.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat er op 31 augustus 2009 door drie mannen een overval is gepleegd op een woning aan de [adres 2] in Hengelo (O). Aan die overval te koppelen goederen zijn kort na de overval op een hondenuitlaatplaats in de nabijheid van de woning aan de [adres 2] aangetroffen. Het betrof onder meer drie paar handschoenen, een geknoopte zakdoek, een pistool, een groen gekleurd vest, een bundeltje tie-wraps, een alarmpistool en een zwarte zaklamp. Op die goederen zijn 18 DNA-sporen van verdachte aangetroffen en van het slachtoffer [slachtoffer 2].
De niet controleerbare verklaring van verdachte dat een zak met kleding uit zijn auto is gestolen, biedt dan ook onvoldoende tegenwicht tegen het voorgaande om tot een andere uitleg te komen.
5.2.2Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bij haar pleidooi – overeenkomstig haar pleitnotitie – met name betoogd dat het aangetroffen forensische bewijs onvoldoende redengevend is om tot een bewezenverklaring te komen.
Het onderzoek tegen de verdachte heeft niet meer opgeleverd dan enkele DNA-sporen. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de aangetroffen DNA-sporen het volgende naar voren gebracht. Uit de jurisprudentie volgt dat DNA-sporen op verplaatsbare objecten niet leiden tot een bewezenverklaring. Zelfs niet bij een volledige DNA-match. DNA-sporen leveren geen direct, redengevend bewijs op voor de betrokkenheid van verdachte bij deze overval.
Verdachte heeft verklaard dat een zak met kleding is gestolen en dat mogelijk iemand anders hem er probeert in te luizen. Het aangetroffen DNA, voor zover het bewijswaarde heeft, laat zich volledig verklaren door het geschetste scenario dat de daders de kleding van verdachte hebben gebruikt om de overval te plegen.
Daarnaast zijn er contra-indicaties met betrekking tot het signalement van verdachte dat door aangever is gegeven voor wat betreft de lengte, de kleur van de ogen en het accent.
Nu er alleen sprake is van indirect bewijs en verdachte op geen enkele wijze op de plaats delict kan worden geplaatst, kan het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte te worden vrijgesproken.
5.2.3De bewijsoverweging van de rechtbank
Op grond van de bewijsmiddelen, die in de bijlage van dit vonnis zijn opgenomen en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, gaat de rechtbank van het volgende uit.
Op maandag [geboortedatum] 2009 omstreeks 4.00 uur wordt het slachtoffer, [slachtoffer 2], wakker van het geluid van snelle voetstappen op de houten trap naar de eerste verdieping van zijn woning aan de [adres 2] in Hengelo (O). Het slachtoffer ziet een gemaskerde man om de hoek van de deur van de slaapkamer kijken. Het slachtoffer schreeuwt tegen zijn vrouw: “Help, help, bel de politie”. Het slachtoffer ziet dat de gemaskerde man zijn slaapkamer inloopt op de voet gevolgd door nog twee gemaskerde mannen. Het slachtoffer ziet dat de twee mannen die op hem aflopen een wapen op hem gericht houden. De derde man, in de deuropening, houdt het wapen langs zijn lichaam en verlicht de slaapkamer met een zaklamp. De andere twee mannen proberen het slachtoffer vast te pakken en hem het schreeuwen te beletten. Het slachtoffer voelt dat één van de mannen een hand hard op zijn mond drukt. Het slachtoffer verzet zich tegen de twee mannen. Het slachtoffer is daarbij gewond geraakt aan zijn mond. Eén van de mannen richt het pistool op het hoofd van het slachtoffer. Het slachtoffer blijft zich verzetten. Vervolgens ziet het slachtoffer dat de twee mannen een brede rol plakband vast hebben en proberen daar een stuk vanaf te scheuren. Plotseling verlaten de drie mannen de woning. Het slachtoffer ziet dat na de overval op de vloer van de slaapkamer een zwarte tie-wrap ligt die door de daders is achtergelaten en dat de voordeur geforceerd is.
De daders waren tussen de 18 en 30 jaar oud. Alle drie met een lichte huidskleur. Zij spraken goed Nederlands, waren tussen de 1.70 meter en 1.75 meter lang, hadden een breed en gezet postuur en hadden donkerbruin haar. De twee waar het slachtoffer mee aan het vechten was, hadden geen gezichtsbeharing. Deze beide mannen hadden een lichte kleur ogen.
De derde man sprak als iemand van buitenlandse afkomst die wel goed Nederlands spreekt.
Verdachte ontkent dat hij in de woning aan de [adres 2] in Hengelo (O) is geweest en dat hij ook maar iets met de overval te maken heeft.
Op [geboortedatum] 2009 omstreeks 4.15 uur ontvangt de politie een melding dat er zojuist een overval heeft plaatsgevonden door drie mannen op de bewoners van een woning aan de [adres 2] in Hengelo (O).
Kort na de overval, omstreeks 5.10 uur, treft getuige [getuige] op een hondenuitlaatplaats gelegen op de hoek van de Oude Bornseweg en de Ruijsdaelstraat, enkele honderden meters van de woning aan de [adres 2] in Hengelo (O), een paar handschoenen en een pistool aan.
De ter plaatse gekomen politie voert onderzoek uit op de hondenuitlaatplaats en treft een paar grijs/zwarte handschoenen, een geknoopte zakdoek, een pistool, merk Smith & Wesson, een rol zwarte tape, een groen gekleurd vest, een bundeltje zwarte tie-wraps, een paar wit/grijze handschoenen, een alarmpistool “Gun Italy”, een zwarte zaklamp en een paar blauwe handschoenen aan. De aangetroffen goederen worden inbeslaggenomen en forensisch onderzocht op de aanwezigheid van sporen.
Onderzoek aan de buitenzijde van het vest wijst uit dat op twee plaatsen op de rechtersteekzak van het vest bloedsporen te vinden zijn. Nader onderzoek wijst uit dat het bloed op de rechtersteekzak afkomstig is van het slachtoffer [slachtoffer 2]. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van [slachtoffer 2] matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. Het DNA-profiel dat aan de binnenzijde van hetzelfde vest op de kraag en de manchet van de rechtermouw wordt gevonden behoort toe aan een onbekende man A. De berekende frequentie van het DNA-profiel is kleiner dan één op een miljard.
De geknoopte zakdoek is door het NFI onderzocht op speeksel. Nader onderzoek wijst uit dat het DNA-profiel op de geknoopte zakdoek toebehoort aan een onbekende man A. Het NFI heeft berekend dat de kans dat het betreffende DNA van de onbekende man matcht met het DNA van iemand anders kleiner is dan één op één miljard. Op de zakdoek wordt ook celmateriaal gevonden van het slachtoffer [slachtoffer 2].
De grijs/zwarte handschoenen zijn door het NFI onderzocht. In de bemonsteringen aan de binnen- en buitenzijde van de linkerhandschoen is een DNA-mengprofiel gevonden waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat de onbekende man A één van de donoren kan zijn.
Het DNA-profiel van de onbekende man A is vergeleken met DNA-profielen uit de Nederlandse DNA-databank. Bij deze vergelijking is in januari 2013 een match gevonden met het DNA-profiel van verdachte.
Uit de resultaten van het NFI-onderzoek, waarbij zowel sporen van verdachte als bloedsporen en celmateriaal van het slachtoffer zijn gevonden op het vest en de geknoopte zakdoek die kort na de overval in de nabijheid van de woning van het slachtoffer zijn gevonden, leidt de rechtbank allereerst af dat de bloedsporen en het celmateriaal van het slachtoffer bij gelegenheid van de overval op de woning aan de [adres 2] in Hengelo (O) op het vest en de zakdoek moeten zijn terechtgekomen. Daarbij is ook van belang dat de daders van de overval, volgens het slachtoffer [slachtoffer 2], een zwarte zaklamp, zwarte tie-wraps en vuurwapens bij zich hadden, welke eveneens op de hiervoor genoemde hondenuitlaatplaats in de nabijheid van de andere sporendragers zijn aangetroffen.
Gelet op de verdere hierboven genoemde resultaten van het forensisch onderzoek, komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de donor van het celmateriaal is geweest in diverse bemonsteringen op sporendragers, die ten tijde van de overval zijn gedragen. Daarbij kent de rechtbank gewicht toe aan het gegeven dat het niet gaat om één maar meerdere en verschillende soorten sporendragers, te weten een vest, zakdoek en handschoenen.
Verdachte heeft in januari 2015 verklaard dat hij werkzaamheden verrichtte in een hennepkwekerij waarbij hij een jasje met capuchon, handschoenen en een nylonkous droeg. Die kleding is vermoedelijk gestolen uit de opslagruimte van de hennepkwekerij en gebruikt bij de overval.
De rechtbank stelt vast dat op het vest alleen enkelvoudig DNA, dat, naast een match met het slachtoffer, alleen matcht met het DNA van verdachte, is aangetroffen en dat verdachtes DNA prominent aanwezig is op de zakdoek. Gelet op het late stadium waarin verdachte met een verklaring is gekomen, verdachte de kleding ook niet met zekerheid herkend en het feit dat deze verklaring ook overigens op geen enkele wijze wordt ondersteund, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat een ander dan verdachte de kleding ten tijde van de overval heeft gedragen.
Dat verdachte wellicht niet helemaal in de door aangever opgegeven signalementen past, zoals door de raadsvrouwe is betoogd, doet aan het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank niets af. De rechtbank heeft daarbij in ogenschouw genomen dat aangever geconfronteerd werd met 3 daders, een vechtpartij is ontstaan waarbij hij zich hevig heeft verzet en zijn waarnemingen in deze angstige en hectische situatie heeft gedaan.
De rechtbank komt, gezien de bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien tot de conclusie dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat verdachte samen met anderen, aangever in zijn woning heeft proberen te overvallen en dat daarbij geweld is gebruikt. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd.