2.
Een
proces-verbaal van verhoor getuiged.d. 17 juli 2014, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, de
verklaring van [slachtoffer 1]:
V: Doen we straks nog wel eventjes een spelletje. Nou. Waarover kom jij praten?
N: Euhm. Omdat ik werd geslagen door mijn moeder.
V: Hmhm. Vertel daar eens alles over.
N: Eum ze sloeg me best wel hard.
V: Hmhm.
N: Euh ze sloeg wel met de riem keihard op m’n benen, met haar vuist, met een schoen op m’n hoofd ging ze heel hard slaan en soms ging ging ze heel erg gemene dingen zeggen. Ze ging ook met spullen gooien en euh euh ze zei dat ik stom was. Omdat ze boos was.
V: Hmhm. Verder nog?
(..)
V: Oké. Verder nog?
N: Euh... En ze sloeg [slachtoffer 2] soms ook.
V: Hm.
N: Dat is mijn zusje.
V: Ja.
N: Van 5 jaar, nu is ze 6, en die sloeg ze ook met de riem, zei ze ook gemene dingen en ging ze ook dingen gooien. Zo (...).
V: Hmhm.
N: Mmh... 0 ja en ze heeft ook mijn tong verbrand.
V: Ja.
N: En ze was boos op mij en toen trok ze m’n onderbroek uit toen ik aan het slapen... Nee, toen euh euh was ik aan het slapen en toen trekte ze m’n arm zo uit m’n bed en toen euh ging ze mij slaan met de riem en toen euh toen ging het en toen breng trekte mama me naar de keuken en toen heeft ze de euh pan, ja hoe zeg ik dat, in de keuken staan toch zulke dingen die branden?
V: Ja.
N: Euh die heeft ze toen een mes opgewarmd en toen op mijn tong gedaan. Toen had ik een litteken op m’n tong, die is nu weg.
V: Ho ja. Je had een litteken en dat is nu weg.
N: Ja. En ze heeft me in m’n euh gezicht gekrabd omdat ze boos was, daarzo en daar.
0:10.40 uur: [slachtoffer 1] wijst aan waar hij werd gekrabd.
V: Ja. Ja dat kan je nog een beetje zien hè?
N: Ja.
V: Ja.
N: En toen trok ze m’n onderbroek uit en toen moest ik gaan zitten de hele nacht. Toen mocht ik niet slapen.
V: Nee. Verder nog?
N: Mmh...
V: Oké. Dat was het (..)
(..)
V: Ja? Euhm. Euhm jij vertelt eigenlijk als eerste, dat ga ik even opschrijven, van de riem en dat ze
Op je benen sloeg.
N: Ja.
V: Hoe vaak is dat gebeurd?
N: Mmh. Dat weet ik niet uit m’n hoofd maar wel best wel vaak.
V: Best wel vaak. Euhm. Euh ja dat weet je niet uit je hoofd maar weet je misschien nog euhm hoe veel keer dat in week was, of was het misschien een paar keer per... Is het misschien twee keer gebeurd of is het wel tien keer gebeurd of was het anders.
N: Euhm in de week mmh...
V: Met de riem op de benen.
N: Twee keer denk ik.
V: Twee keer gebeurd?
N: Ja.
V: En dan twee keer helemaal of in de week.
N: In de week, soms.
N: En toen euh zei ze dat ik... Nee toen euh ging ik toen pakte ze de riem uit de kamer en toen ging ze mij slaan.
V: Oké. Dus dan pakte ze de riem uit de kamer en dan ging ze jou slaan. Uit welke kamer pakte ze die riem?
N: Uit haar kamer.
V: Uit haar kamer. Oké. En hoe zag die riem er uit? Wat voor riem was dat.
N: Allemaal verschillende riemen van mama.
V: Oké. Maar was dat een euh hondenriem of een riem voor je broek of was dat...
N: Euh een riem voor je broek.
V: Een riem voor je broek. Oké.
N: Ja.
V: Hmhm. Euhm. En als zij jou op jouw benen sloeg met de riem, euh waar was jij dan?
N: Op m’n kamer, in de woonkamer of in haar kamer.
V: Oké. Dus in jouw kamer.
N: Ja.
V: Of in de woonkamer.
N: Ja.
V: Of in je moeders kamer.
N: (0: [slachtoffer 1] knikt)
V: Hmhm. Euhm en euh hoe was jij dan? Was je stond je dan of lag je dan of zat je dan of was het anders?
N: Ik stond zeg maar.
V: Hmhm.
N: En toen ging ze mij slaan aan m’n benen.
V: Oké. Dus je stond en dan ging ze je slaan aan je benen. Euh en waar raakte ze jou dan?
N: Ja bij mijn benen.
V: Bij je benen. Kan je dat aanwijzen?
0: 10.49 uur: [slachtoffer 1] wijst zijn bovenbenen aan.
N: Euh.
(..)
V: Hmhm. En je moeder, wat zei jouw moeder daarbij als ze je met de riem op de benen sloeg?
N: Dat ik dat, dat ik dat niet meet mocht doen.
(..)
N: Mmh. Mmh. Mama gaf ons ook soms geen eten en toen ging ik stiekem euh wat eten pakken uit de kast omdat ik dan honger had.
V: Ja. Oké.
N: En toen werd ze boos en toen ging ze mij slaan en zo.
V: Ja. Hé en euhm hoe vaak sloeg ze jou dan, als jij daar stond dan sloeg ze met de riem op de
benen, hoe vaak ging ze jou dan slaan?
N: Drie keer.
V: Drie keer?
N: (0: [slachtoffer 1] knikt)
V: En was dat altijd drie keer of soms drie keer?
N: Euh bijna altijd drie keer.
V: Bijna altijd drie keer.
N: Ja.
V: Oké. Euhm... Even kijken, dan heb je ook verteld over dat ze euhm jou met haar vuist sloeg.
N: Euh ja dat deed ze op m’n rug.
V: Oké. Dat was op je rug.
N: Ja.
V: Euhm en hoe vaak is dat gebeurd?
N: Euh. Dat weet ik niet uit m’n hoofd.
V: Dat weet je niet uit je hoofd. Euhm en wanneer gebeurde dat dat ze je op je rug sloeg met de
vuist?
N: Mmh. Toen ik wat stouts had gedaan.
V: Hmhm.
N: Toen ging ze mij op m’n wang heel hard slaan.
V: Ja. En waar waren jullie toen?
N: Nou toen was ik gewoon ergens en toen ging ze mij op m’n rug heel hard slaan met de vuist.
V: Oké. Euh. En dat ergens, weet je nog waar dat was?
N: Bedoel je op m’n rug of...
V: Nee, even oké. Euhm euhm met ergens bedoel ik was je euhm buiten of was je binnen of was je euh op de wc of was je euh daar. Dat bedoel ik.
N: Euh meestal binnen.
V: Binnen. Oké en waar was je dan binnen als ze jou sloeg op je rug met de vuist.
N: Euhm. In de woonkamer, in de gang.
V: Oké. In de woonkamer of in de gang.
N: Ja of in m’n kamer.
V: Of in je kamer. Oké. Euhm. Hoe vaak sloeg ze je dan op je rug?
N: Euhm.
V: En dan bedoel ik als ze euhm als ze bijvoorbeeld in de woonkamer was en dan sloeg ze jou
omdat je wat stouts had gedaan en hoe vaak sloeg ze je dan?
N: Mmh. Euh twee keer denk ik.
V: Ja?
N: En soms drie keer.
V: En soms drie keer. Hé en zei ze daar ook wat bij?
(…)
V: Heel hard. Ja. Euhm... Jij vertelde al dat van de riem op de benen, is daar wel eens iemand anders bij geweest?
N: Euhm.
V: Die dat gezien heeft bedoel ik.
N: Nee. Behalve [slachtoffer 2].
V: Alleen [slachtoffer 2] heeft dat wel eens gezien. Ja. En euh van dat ze met je met haar vuist op jouw rug sloeg, hebben andere mensen dat wel eens gezien?
N: Mmh alleen [slachtoffer 2].
(..).
V: Hmhm. En jij hebt euh ook verteld over euhm dat ging dat ze jou aan je arm trok toen je in bed lag. Zeg ik dat goed?
N: Ja.
V: Ja.
N: Toen was ik in m’n slaap en toen trok ze me zo euh uit m’n slaap heen, trok ze me naar de euh naar haar kamer volgens mij en toen zing ze mmh mij slaan.
V: Toen ging ze jou slaan.
N: Ja.
V: En was dat euh euhm want jij zegt jij sliep.
N: Ja.
V: Was dat euh ook ‘s nachts of was dat toch een andere keer ander euh was je ‘s middags aan het slapen of zo.
N: Nee het was ‘s nachts.
V: Oké dat was ‘s nachts.
N: Ja.
V: Hmhm. Euh en toen was ze boos en trok ze je naar jouw ka... naar haar kamer toe en euh hoe ging dat toen verder?
N: En toen ging ze mij slaan met de riem op m’n benen en toen trok ze me mee naar de keuken en toen ging ze mijn tong verbranden en toen...
V: Oké.
N: Moest ik in de woonkamer blijven slapen. Zonder onderbroek.
V: Zonder onderbroek. Hé en heeft ze daar nog wat ... Toen ze jou uit bed trok hè, heeft ze toen nog wat gezegd tegen jou?
N: Mmh.
V: Want je zei ze was boos, hoe wist je dat ze boos was?
N: Nou ze keek boos en ze praatte heel boos en ze schreeuwde.
V: Oké.
N: Maar ik kan niet herinneren wat ze heeft gezegd.
V: Nee. Zei ze ook waarom ze boos was?
N: Mmh..
V: Nee. Euhm want je vertelt dat ze je euh sloeg op je benen toen, was en hoe ging dat die euh die keer? Waar was ze waar was jij toen je toen ze euh toen zij jou sloeg op je benen, waar was jij toen.
N: In haar kamer.
V: In haar kamer. En waar in haar kamer was jij toen?
N: Euhm. Gewoon in de kamer.
V: Gewoon in haar kamer.
N: Ja.
V: Oké. En euh stond jij of zat jij of lag jij?
N: Ik stond.
V: Jij stond.
N: Ja.
V: Dus dat was hoe hij vertelde. En waar heeft zij je toen geraakt toen die keer?
N: Euh bij m’n benen.
V: Ja,
N: Bij m’n handen, ja dat was het dan.
V: De benen en op je handen. En hoe kwam het dat ze op jouw handen...
N: Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet. Euhm en toen heeft ze jou met de riem geslagen, zijn er toen nog verder dingen gebeurd daar in haar kamer?
N: Mmh. Nee.
V: Nee? Oké. En toen euh ... Hoe kwam het dat jullie naar de keuken gingen?
N: Nou daar zat het ding waarbij je het euh kon koken toch!
V: Hmhm.
N: En dan gaat die aan en dan is ie verwarmd en dan gaat ze die euh heet doen en dan doet ze dat op mijn tong.
V: Ja. En wat zei ze daar bij?
N: Euhm. Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet. Nee. Nee als je het niet meer weet dan weet je het niet meer. Hè?
N: (Zegt niets).
V: Euhm en jij euh vertelt dat ze euh dat mes euh boven de euh ja . Waar je waar je op kan koken, daar maakte ze dat mes warm hè?
N: Ja.
V: Hoe zag dat mes er uit?
N: Het was een zakmes.
V: Een zakmes.
N: Ja.
V: En wat voor kleur had dat zakmes?
N: Euh rood.
V: Rood.
N: Ja.
V: Ja. En euh was er nog wat speciaals met dat zakmes? Dat 1e kan zien van dat is dat zakmes.
N: Mmh. Het was een beetje knalroodachtig,
V: Knal rood, hmhm.
N: Ja. Niet normaal rood maar een beetje knal roodachtig.
V: Oké. En toen had ze dat heet gemaakt en toen.
N: Toen had ze het op m’n tong gedaan.
V: En euh hoe kon ze dat, nu heb jij ook je mond gewoon dicht zeg maar, maar hoe hoe kon het dat zij bij jouw tong kon komen?
N: En toen zei ze dat ik m’n mond moest openen.
V: Ja.
N: En toen ging ze euh op m’n tong doen.
V: Oké. Kun jij aanwijzen aan je aan jouw tong waar ze jou met dat mes heeft...
N: Euhm.
0: 11.02 uur: [slachtoffer 1] doet zijn mond open en laat met zijn vinger zien waar het mes werd geplaatst.
V: Helemaal achterin?
N: Ja.
V: Oké. Wat voelde jij toen toen ze dat deed?
N: Euh heet.
(..)
V: Ja. En euhm op een gegeven moment komen komen jullie thuis.
N: Ja.
V: En waar woonden jullie toen?
N: In de [adres 2].
V: In welke stad?
N: Euh in euh Zwolle.
V: In Zwolle. [adres 2].
N: Ja.
V: Oké. En toen kwam je daar en hoe ging het toen verder thuis?
N: Euh... Toen euh ging ging vroeg ze dat aan mij of ik dat heb gedaan en toen zei ik nee de hele tijd.
V: Hmhm.
N: En toen had ze me onder de koude douche gedaan.
V: Ja.
N: En ze had ook een potlood en toen stopte ze die in m’n kontgat.
V: Oké. Hé euh van die koude douche, euhm was je daar met je euh kleren aan onder gezet of was je daar in je blootje er onder of was dat anders?
N: In m’n blootje er onder.
V: Oké in je blootje. Hmhm. Euhm en wat zei mama dan toen jij onder de douche onder de koude douche was?
N: Toen vroeg ze of ik dat had gedaan.
V: Ja.
N: En toen zei ik de hele tijd nee en toen deed ze het kouder en kouder.
V: Ja. Euhm en toen deed ze het kouder en kouder en hoe kan dat dan dat jij daar onder bleef staan?
N: Nou als ik weg ging dan werd ze nog bozer.
V: Hm. Dan werd ze nog bozer en waar was je dan bang voor als ze nog bozer werd?
N: Euh. Dat ze me ging slaan.
V: Oké. Euh dan wordt het kouder en kouder en dan.
(..)
V: Oké. Maar hoe was dat die keer dat je onder de koude douche stond en hij ging kouder en kouder?
N: Euh toen vroeg ze de hele tijd zo van heb je dat gedaan en toen zei ik nee. En toen werd ze heel erg boos en toen ging ze hem nog kouder doen.
V: Hmhm.
N: Daarna nog meer en daarna euh toen euh zei ik: ‘oké ik heb het gedaan’. Maar dat had ik niet gedaan.
V: Nee.
N: Dus toen loog ik zodat ik weet naar bed kon.
V: Oké. Want waar jij.
N: En ‘s nachts toen werd ze euh boos en toen trok ze me uit bed en toen ging ze en toen moest ik naar de kamer naar haar kamer en toen ging en toen ging ze met de riem slaan en toen pakte ze een potlood en toen stop en toen deed ze m’n broek uit, nee m’n onderbroek uit, en toen deed ze die pen euh in m’n kont. En toen moest ik huilen en toen trekte ze me mee naar de keuken en toen zei ze: ‘stil, anders worden de buren ook wakker’.
V: Ja.
N: ‘Dan gaan ze naar jeugdzorg toe om te zeggen’.
V: Ja.
N: En toen euh ging ze de ding aansteken waarbij je kon koken en toen ging ze de mes doen en toen ging ze op m’n tong doen. En toen trok ze me mee naar de woonkamer en toen deed ze m’n onderbroek uit en toen moest ik de hele nacht daar blijven slapen.
V: O.
N: Euh zitten.
V: En euhm is dat dezelfde keet als waar je net over hebt verteld of is dat een andere keer, is dat twee keer gebeurd.
N: Is dezelfde.
V: Dat is dezelfde keer.
N: Ja.
V: Dan begrijp ik het helemaal. Euhm en jij vertelde je was euh euh in je blootje euh onder de douche, onder de koude douche en wie had jou kleren uit gedaan?
N: Mama.
(..)
V: Ja. Euhm. Euh en toen vertelde je over euh een potlood of een pen.
N: Een potlood.
V: En dat die in jouw kontgat ging.
N: Ja.
V: Ja. Euhm hoe vertel daar eens over, hoe ging dat?
N: Euh toen legde ze me op bed en toen moest ik omdraaien en toen stopte ze die potlood euh make-up potlood dat je zo voor je oog of, zo ik weet het niet meer.
0: 11.16 uur: [slachtoffer 1] laat zien hoe het potlood gebruikt wordt en wijst op zijn ogen.
V: Ja.
N: En toen euh deed ze dat in m’n kont.
V: Oké. Euhm. En euh toen zei je toen ging ze me omdraaien en hoe lag jij toen jij omgedraaid was? Was dat op je buik of op je rug of op je zij?
N: Op m’n buik.
V: Op je buik.
N: Ja.
V: En euh hoe kon ze toen bij jouw euh kontgat komen?
N: Mmh. Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet.
N: Nee want toen lag ik op m’n buik.
V: Ja en had je toen je benen uit mekaar of wijd of of misschien wel euh krom.
N: Gewoon zo.
0: 11.16 uur: [slachtoffer 1] doet zijn benen naast elkaar en steekt ze recht naar voren.
V: Gewoon recht.
N: Ja.
V: Gewoon zo naast mekaar.
N: Ja.
V: Ja. Euhm. Wat voor kleur had dat potlood trouwens?
N: Euh was euh bruin met zwart.
V: Bruin met zwart.
N: Volgens mij.
N: En euhm hoe euhm ja was het een kort potlood of een lang potlood of was die dik of dun, hoe
zag die er uit?
N: Euh... Dat potlood die zag er euh hij was zo dik denk ik ongeveer.
0:11.17 uur: [slachtoffer 1] laat zien hoe dik en lang het potlood is met zijn vingers.
V: Ja.
N: Zo.
V: En hoe lang?
N: Euh. Euh. Mm zo denk ik, zoiets.
V: Oké. Tien centimeter ongeveer.
N: Ja zoiets.
V: Ja zoiets. En euhm euh welke kant stopte in jouw kontgat?
N: Dat weet ik niet.
V: Dat weet je niet. Nee. Want hoe komt dat dat je dat niet weet?
N: Omdat ik op m’n buik lag.
V: Ja. Ja. Oké. En wat voelde jij toen?
N: Euh pijn.
V: Ja. Hoe lang denk je dat dat geduurd heeft? Dat is een moeilijke vraag hoor, dat weet ik wel.
N: Nou ze stopte hem er in, paar seconden, vijf of zo, en toen deed ze hem er weer uit en toen trok ze me mee naar de keuken en toen heeft ze m’n tong gebrand en (onv).
V: Oké. En euhm euh wat zei ze daar ook wat bij toen ze dat deed? Die potlood euh in je kontgat.
N: Dat weet ik niet meer.
(..)
V: Nee haha. Oké maar daar heb je met [naam 3] over gepraat.
N: Ja.
V: Dat bedoel je.
N: Ja.
V: Oké. Ja. Euhm en toen vertelde je ook van nou dat was gebeurd met dat potlood en hoe stopte
dat?
N: Gewoon toen deed ze hem er uit.
V: Toen haalde ze hem er uit. Oké. Euh en toen gebeurde dat je naar de keuken ging en met dat
mes op je tong.
N: Ja.
V: Ja. En euh daarna was nog gebeurd dat jij euh die nacht op je blote billen in de kamer moest
zitten.
N: Ja.
(..)
(..)
N: Toen werd mama boos.
V: Oké.
N: Toen ging ze mij al weer slaan.
V: Ja. Want waar euhm wie waren daar nog bij dat jij daar op je euh met je blote billen op de vloer zat?
N: Euh niemand.
V: Niemand. Oké. Euhm hoe was dat trouwens met die euh van dat potlood? Was daar verder nog iemand bij?
N: Nee.
V: Nee. En dat je onder de douche stond?
N: Euh [slachtoffer 2] die moest in haar onderbroek die moest ook onder de douche, koude douche.
V: Moest [slachtoffer 2] ook onder de koude douche?
N: Ja. [slachtoffer 2] die zei dat ik dat wel had gedaan en ik zei de hele tijd dat ik dat niet had gedaan.
V: Nee.
N: Maar mama geloof, raakte in de war en geloofde [slachtoffer 2].
V: Ja. Dus mama raakte in de war en toen geloofde ze [slachtoffer 2].
N: Ja.
V: Ja. En euh [slachtoffer 2] in haar onderbroek onder de koude douche. En was dat... Stonden jullie
tegelijk onder de koude douche? Moesten jullie naast euh na elkaar of was dat anders?
N: Euh naast elkaar.
V: Naast elkaar.
N: Ja.
V: Niet na elkaar maar naast elkaar.
N: Ja.
V: Ja oké. Heel goed. Euhm. En en toen jij met dat potlood, waar was [slachtoffer 2] toen dan?
N: Euh die slaapte nog denk ik of ze was stiekem wakker. Of ze was aan het afluisteren maar dat weet ik niet.
(..)
N: Dat was ‘s nachts.
V: Want dat was ‘s nachts. Nou. Euhm. Nou moet ik even heel hard nadenken. Hahaha. Neem ik nog een slokje drinken. Jij vertelde dat jij euh jij had een litteken op je tong.
N: Ja.
V: En euhm euh hoe kon je dat merken dat je dat had?
N: Euhm dat voelde ik en zag ik in de spiegel en dat voelde ik.
V: Oké dat voelde je.
N: Ja.
V: En wat zag je in de spiegel?
N: Euh mmh. Een litteken in de in, in de vorm van de maan.
(..)
V: Ja. En jij vertelde euhm dat zij jouw zusje ook sloeg. Dat ze [slachtoffer 2] ook sloeg.
N: Ja.
V: Wat wat gebeurde er dan met [slachtoffer 2]?
N: Dan moest [slachtoffer 2] huilen ook.
V: Ja.
N: En toen werd ze ook verdrietig.
V: Euh in het begin vertelde jij ook dat euh zij [slachtoffer 2] ook sloeg met de riem.
N: Ja.
V: Ja. En waar raakte ze [slachtoffer 2] dan?
N: Ook bij de benen volgens mij.
V: Hé en hoe weet jij dat dat ze dat deed?
N: Euh Nou dat weet ik niet maar dat denk ik.
V: Want?
(..)
N: Dat hoor ik dan.
V: Dat hoor je dan. Wat hoor jij dan?
N: Euh de riem op [slachtoffer 2]’s benen, ‘Pssh’ (O: [slachtoffer 1] maakt een geluid).
V: Ja.
N: En euh en dan [slachtoffer 2] huilt en dat mama aan het schelden is, of boos is.
V: Oké.
N: Schreeuwend en zo.
V: Ja. Dus dan hoor je dat de riem op [slachtoffer 2]’s benen, tenminste dat denk jij dat dat, en dan hoor je pssht hoor je dan.
N: Ja.
V: Wat een raar geluid is dat.
N: Ja.
V: Ja. En hoe vaak hoor je dat dan dat geluid?
N: Mm twee keer.
V: Twee keer.
N: Soms ook soms ook drie of vier keer.
V: Oké. En je hoort ook dat [slachtoffer 2] huilt.
N: Ja.
(..)
V: Nee. Hé en dat zijn de dingen dat je het gehoord hebt, heb je het ook wel eens gezien?
N: Ja toen zat ik in de woonkamer tv te kijken. Maar toen had [slachtoffer 2] heel euh slordig gemaakt in de woonkamer en toen euh, ja toen euh toen werd mama boos en toen euh ging ze haar slaan.
V: Oké. Dus toen werd mama boos en toen ging ze haar slaan en wat hoe sloeg ze [slachtoffer 2] toen die keer?
N: Euh met de riem, nee toen ging ze aan de haren trekken en en toen naar de kamer en toen ging
ze haar met de riem slaan.
V: Oké.
N: Maar even later werd ze weer boos en toen ging ze nog steeds... Toen pakte ze de riem en toen kwam ze naar mama, nee naar [slachtoffer 2] toe en toen sloeg ze.
(..)
V: Hè? En aan wie heb jij het eerst verteld dat er wat... Over het slaan van mama.
N: Euh aan m’n vader en moeder.
V: Aan je vader en moeder.
N: Ja.
V: Oké. En hoe kwam dat zo dat je het ging vertellen?
N: Euh dat o ja euh dat toen was ie boos op mij en toen euh trok hij aan de arm, best wel zachtjes.
V: Ja.
N: En toen euh schrok ik heel erg, omdat mama mij had geslagen toen schrok ik heel erg.
V: Ja.
N: En toen vonden ze dat euh raar en toen vroeg ze vroegen ze of mama mij had geslagen en toen zei ik ja.
V: Oké.
N: En toen ging ik alles vertellen.
V: En toen ging je alles vertellen.
N: Ja.
V: En wat heb je toen allemaal verteld?
N: Euh alles wat mama heeft gedaan.
(..)
V: Ja. Hé en hoe kwam het dat je daarvoor dan eigenlijk tegen niemand over hebt gepraat?
N: Euh omdat mama zei dat ik dat niet mocht doen, omdat ze anders euh boos op me werd, ging
slaan.
(..)
V: Euhm. Euhm hoe was je toen jij euhm euh.
N: Terug kwam in Nederland?
V: Ja.
N: 8.
V: Toen was je 8.
N: Ja.
V: Oké. Ah. Hé en jij vertelde ook euhm euh jij vertelde over je moeder en dan van dat slaan, euhm wanneer is dat begonnen.
N: Toen ik in Nederland kwam wonen.
(..)
V: En toen
N: De eerste keer toen mama mij wou slaan met de vuist en toen ontweek ik mama en toen rende ik euh achter de tafel.
V: Toen rende je achter de tafel.
N: Ja.
V: Want waar raakte ze je toen?
N: Nee ze raakte me niet maar toen rende ik.
V: 0.
N: En dat ze mij ging slaan en toen ontweek ik mama en toen rende ik euh achter de tafel. En toen werd ze heel erg boos.
V: 0 toen werd ze heel erg boos. Ah. Ah en wat heeft ze toen die eerste keer gedaan. Weet je dat
nog?
N: Euhm. Wat zeg je?
V: Euhm euhm want je vertelde dat was de eerste keer toen met dat rennen om de tafel.
N: Ja.
V: En waar heeft mama toen... Euhm waar heeft ze jou toen geraakt?
N: 0 toen pakte ze me bij m’n haar en toen ging ze mij slaan.
V: Oké. Op je?
N: Euh benen.
V: Opje benen. Met?
N: Nee op m’n rug.
V: Oop je rug.
N: Ja.
V: En met?
N: Euh haar vuist.
V: Met haar vuist.
N: Ja.
V: Ja. Dus dat was de eerste keer.
(..)
V: Ah. Ah. Euhm. Nou Astrid heeft nog wel wat vragen voor me opgeschreven en euhm zij heeft
euhm ik ben nog vergeten te vragen, want jij vertelde over dat ze jou met je met de riem sloeg.
N: Ja.
V: En was dat euh dat was op jouw benen vertelde jij.
N: Ja.
V: En was dat op je blote benen of was dat met een broek aan of was dat anders?
N: Euh op m’n blote benen.
V: Op je blote benen.
N: Ja.
V: Ja. En euh hoe kon ze dan euh bij je blote benen komen zeg maar?
N: (Zegt niets).
V: Snap je mijn vraag? Wat gebeurde er met je broek?
N: Euh toen moest ik die uit doen.
V: Dan moest je die uit doen.
N: Maar soms had ik hem nog steeds aan en toen sloeg ze me gewoon.
V: Oké.
N: En toen deed het minder pijn.
V: Dan deed het minder pijn. Ah. Ja. Hé en jij vertelde ook euhm er waren verschillende riemen en euhm welke riemen waren dat?
N: Hoe zagen die er uit.
N: Euh eentje die zag er bruin uit, de andere die zag er wit uit.
V: hmhm,
N: En de andere die zag er weer roze uit, dat was een heel smal die deed heel erg pijn.
V: Ja, die roze die deed heel erg pijn, die smalle.
N: Ja.
V: Ja.
N: En ze had nog een witte, dat is een hele brede, en die deed het pijnst.
V: Die deed het pijnst.
(..)
V: En je had een roze riem, die deed ook heel zeer.
N: Ja.
V: En jij zei die was smaller.
N: Ja.
(..)
V: En dan had je nog een bruine riem zei jij.
N: 0 ja. Euhm die was bijna breed dat is eigenlijk dezelfde als die maar die deed pijner.
V: Die witte deed zeerder.
N: Ja.
V: Ja.
N: Die was die vierkant.
V: 0 vierkante ruitjes. Hé en waar had mama die liggen?
N: Hm?
V: Waar had mama die liggen?
N: in de euh euh in haar kamer.
V: In haar kamer en waar in haar kamer?
N: In de kast volgens mij.
V: In haar kast. ..
(..)
V: Euhm. Hé en ik vroeg dat net van waar ze jou sloeg met je riem, of dat bloot was of met kleren aan. En hoe was dat als zij jou met je vuist op je rug sloeg?
N: Euh soms met kleren maar soms ook euh zonder kleren.
V: Ja. En hoe kwam dat dan als als jij geen kleren aan had zeg maar.
N: 0 toen zat ik te slapen en en toen moest ik opeens wakker worden en toen ging ze mij op m’n rug slaan.
(..)
V: Ja. Hmhm. Euhm... Ik zit even te kijken, volgens mij hebben we alles euh o ja. Iets nog heel
belangrijks want jij vertelde over dat krabben. Over de littekens in je gezicht.
N: Ja.
V: En dat mama dat gedaan had.
V: Daar heb ik nog niks over gevraagd. Vertel eens hoe dat ging.
N: Toen was mama boos omdat [slachtoffer 2] zei dat ik euh dat heb gedaan. En toen werd mama boos en toen.
0: 11.54 uur [slachtoffer 1] maakt met zijn handen krabbewegingen op zijn gezicht.
V: Was dat ook die keer?
N: Ja.
V: Oké. En wat deed mama toen dan?
N: Euhm... Toen was mama heel erg boos.
V: Ja je zei toen deed ze, toen je deed voor
N: Ging ze krabben.
0:11.55 uur: [slachtoffer 1] maakt nogmaals met zijn handen krabbewegingen op zijn gezicht.
V: Ja.
N: Met haar scherpe nagels.
V: Met haar scherpe nagels.
N: Ja.
(..)
V: En aan welke wang was dat?
N: Allebei.
V: Allebei.
N: En deze die staat er eenije en die staat volgens mij drie,
V: Ja. Oké. En euh nu kan je het nog een heel klein beetje zien en hoe was dat toen dat net was gebeurd?
N: Toen euh euh was dat bloed.
V: Toen was het bloed.
N: Ja.
V: Hmhm.
N: En daarna was het euh korstje.
V: Ja.
N: En euh korstje was toen weg en zat er nog steeds een litteken.
V: Oké.
N: Mama ging ook een ding kopen wat ik er op moest smeren en toen ging het weg.
V: 0 toen ging het weg.
N: Ja. Dus nu is het wat minder.
V: Ja. hé maar en toen dat net gebeurd was had je natuurlijk een korstje er op en euh wat zeiden nou ja de meester bijvoorbeeld toen? Je hebt een meester toch?
N: toen moest ik van mama zeggen... Nee toen vroegen alle kinderen van wat is dat en toen moest ik van m’n moeder zeggen dat dat had mama op een kat moest oppassen en dat die kat mij toen ging krabben.
V: Oké. Dus dat moest je van mama zeggen.
N: Ja.
V: Van die poes, dat de poes jou gekrabd had.
N: Ja.
V: Oké. Euhm en had je dat ook gedaan?
N: Hm?
V: Had je dat ook gezegd tegen de kinderen die daar naar vroegen?
N: Ja.
V: Oké. Ja. Euhm. En dat krabben, waar is dat gebeurd?
N: Euh. Thuis.
V: Thuis. En waar thuis?
N: In de woonkamer denk ik.
V: In de woonkamer. Oké. En was daar nog iemand bij dat ze dat deed?
N: Nee.
V: Nee.
N: Alleen [slachtoffer 2] denk ik of zo volgens mij. Maar dat weet ik niet meer.
V: Dat weet je niet meer. Het kan zijn dat [slachtoffer 2] erbij was maar dat weet je niet meer zeker.
N: Ja.
(..)
V: Euhm Nou je vertelde het was een rood zakmes en waar ligt dat zakmes normaal?
N: In de keukenla waar alle messen en vorken en lepels en zo staan.
V: Oké. (..)
(..)
V: Oké. Nou. En euhm. Euhm nou heb je een hele boel verteld, over de riem en over het slaan met de vuist en over euhm met de tong en nog veel meer dingen, euhm wat is de ja wat is de keer geweest dat het je meest pijn heeft gedaan.
N: Euh... Euh toen die keet dat mama m’n tong ging verbranden en dat ze de potlood in m’n kont heeft gedaan.
V: Oké. Dat deed het meest zeer.
N: Ja.
V: Ja. Euhm en wanneer was de laatste keer dat er iets is gebeurd?
(..)
V: Was het op de verjaardag van [slachtoffer 2]? Oké.
N: Ja volgens mij wel.
V: Ja dat kan. Weet je nog wanneer [slachtoffer 2] jarig is want dat weet ik natuurlijk niet.
N: [geboortedatum 3].
(..)