ECLI:NL:RBOVE:2015:2758

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
21 mei 2015
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
C/08/170836 / KG ZA 15-144
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid non-concurrentie en relatiebeding in managementovereenkomst en aandeelhoudersovereenkomst – geschil tussen aandeelhouders

In deze zaak, die voor de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel is behandeld, gaat het om de geldigheid van een non-concurrentie- en relatiebeding in een managementovereenkomst en een aandeelhoudersovereenkomst. De eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, heeft een kort geding aangespannen tegen de gedaagden, die ook aandeelhouders zijn. De eiseres vordert onder andere een verbod voor de gedaagden om concurrerende werkzaamheden te verrichten en geheimhouding te betrachten. De gedaagden hebben verweer gevoerd en vorderingen in reconventie ingesteld, waaronder een verzoek om betaling van een voorschot op schadevergoeding.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de opzegging van de managementovereenkomst door de gedaagden geldig was, maar dat de vorderingen van de eiseres niet toewijsbaar zijn. De rechter oordeelt dat de eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gedaagden zich aan het non-concurrentiebeding houden. De rechter wijst de vorderingen van de eiseres af en veroordeelt haar in de proceskosten. In reconventie wordt de eiseres veroordeeld tot betaling van een voorschot aan de gedaagden, omdat de voorzieningenrechter van mening is dat de bodemrechter mogelijk zal oordelen dat de eiseres gehouden is tot betaling van schadevergoeding.

De uitspraak benadrukt het belang van de rechtsverhouding tussen aandeelhouders en de noodzaak om geschillen op een constructieve manier op te lossen, waarbij de belangen van de vennootschap voorop staan. De voorzieningenrechter wijst erop dat de gedaagden niet onrechtmatig hebben gehandeld en dat de eiseres niet kan eisen dat zij zich aan een non-concurrentiebeding houdt, terwijl zij zelf haar verplichtingen niet nakomt.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/170836 / KG ZA 15-144
datum vonnis: 21 mei 2015
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[X],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. F. [K] te Almelo,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Y],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2.
[Z],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat: mr. C.P.B. Kroep te Enschede,
en
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
De Visionair B.V.,
gevestigd te Coevorden,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B&S Beheer B.V.,
gevestigd te Coevorden,
5.
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
advocaat: mr. A.C. Blankestijn te Hengelo (Ov).
Partijen zullen hierna worden aangeduid als ‘[woonplaats]’, ‘[Y]’, ‘[Z]’,
‘De Visionair’, ‘B&S’ en ‘[gedaagde 5]’.

1.De procedure

In conventie en in reconventie:
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, inclusief producties
- de bij brief van 1 mei 2015 toegezonden aanvullende productie zijdens [woonplaats]
- de producties 1 tot en met 13 zijdens [Y] en [Z]
- de bij brief van 6 mei 2015 toegezonden aanvullende producties 14 tot en met 33 zijdens [Y] en [Z], alsmede de aankondiging van de ter zitting ingediende eis in reconventie
- de bij brief van 6 mei 2015 toegezonden aanvullende producties zijdens [woonplaats]
- de producties 1 tot en met 5 zijdens De Visionair, B&S en [gedaagde 5]
- de aanvullende productie 34 zijdens [Y] en [Z]
- de pleitnotitie van [woonplaats]
- de pleitnotitie van [Y] en [Z]
- de pleitnotitie van De Visionair, B&S en [gedaagde 5]
- de mondelinge behandeling op 7 mei 2015.
1.2.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

In conventie en in reconventie:
2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
2.2.
[woonplaats] houdt zich bezig met het samenstellen van jaarrekeningen, het verzorgen van belastingaangiften, de advisering op fiscaal terrein en de advisering over subsidieberekeningen en daarmee aanverwante zaken. Bij [woonplaats] zijn negentien personen werkzaam.
2.3.
Oprichter van [woonplaats] is de heer [K], die later via [A] het gehele aandelenpakket in [woonplaats] hield.
2.3.
[Z] is sinds 1 september 1995 in dienst getreden bij [woonplaats] als adviseur MKB en heeft in die functie per 13 oktober 2006 4% van de aandelen in [woonplaats] verworven.
2.4.
Op 8 februari 2012 heeft [Z], via zijn persoonlijke holding [Y], 21% van de aandelen in [woonplaats] gekocht voor een koopsom van € 425.000,00. In het kader hiervan is een managementovereenkomst alsmede een aandeelhoudersovereenkomst opgesteld. In de managementovereenkomst zijn, voor zover hier van belang, de navolgende bepalingen opgenomen:
“Artikel 3 – Geheimhouding, teruggave bescheiden etc.
1. Management B.V. is verplicht, zowel gedurende de looptijd van deze overeenkomst als na beëindiging daarvan, strikte geheimhouding te betrachten omtrent alle aangelegenheden van de Vennootschap en de daaraan verbonden onderneming(en), waarvan het vertrouwelijk karakter geacht kan worden haar bekend te zijn. (…)
2. Alle correspondentie, documenten en andere zaken, met inbegrip van kopieën ter zake van de Vennootschap en de daaraan verbonden onderneming(en), welke Management B.V. onder zich heeft of krijgt, zijn en blijven eigendom van de Vennootschap en zullen bij beëindiging van deze overeenkomsten terstond aan de Vennootschap ter beschikking worden gesteld.
3. De hiervoor in lid 1 en lid 2 bedoelde bepalingen zijn overeenkomstig van toepassing ten aanzien van de heer [Z] en de andere door Management B.V. voor de uitvoering van de opdracht ingezette personen. Management B.V. staat er voor in dat de heer [Z] en de hiervoor bedoelde personen de daaruit voortvloeiende verbintenissen zullen aanvaarden en nakomen.
(…)
Artikel 4 – Non-concurrentiebeding en relatiebeding
1. Het is Management B.V. zonder schriftelijke toestemming van de Vennootschap verboden gedurende de looptijd van de overeenkomst alsmede gedurende een periode van 2 jaar na beëindiging van deze overeenkomst binnen een straal van 25 kilometer van de vennootschap, met Wierden als middelpunt, direct of indirect, om niet of tegen vergoeding, middellijk of onmiddellijk, of op welke manier dan ook, werkzaamheden en/of diensten te verrichten die gelijkwaardig en/of concurrerend zijn aan de werkzaamheden en/of diensten die de Vennootschap verricht, zulks bedoeld in de meest ruime zin van het woord.
2. Het is Management B.V. zonder schriftelijke toestemming van de Vennootschap verboden na het einde van de overeenkomst direct of indirect, om niet of tegen vergoeding, middellijk of onmiddellijk of op welke manier dan ook, diensten en/of werkzaamheden te verrichten voor cliënten van de Vennootschap, zulks bedoeld in de meest ruime zin van het woord.
(…)
4. De hiervoor in lid 1 en lid 2 bedoelde bepalingen zijn overeenkomstig van toepassing ten aanzien van de heer [Z] en de andere door Management B.V. voor de uitvoering van de opdracht ingezette personen. Management B.V. staat er voor in dat de heer [Z] en de hiervoor bedoelde personen de daaruit voortvloeiende verbintenissen zullen aanvaarden en nakomen.
(…)”
2.5.
[Y] heeft bij brief van 5 maart 2015 de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. [Z] heeft voornoemde brief persoonlijk aan de heer [K] overhandigd op 6 maart 2015, waarop de heer [K] [Z] heeft verzocht zijn werkzaamheden met onmiddellijke ingang te staken en het kantoor te verlaten.
[Z] heeft aan dat verzoek gevolg gegeven.
2.6.
De advocaat van [woonplaats] heeft bij brief van 11 maart 2015 de managementovereenkomst met onmiddellijke ingang opgezegd, alsmede gewezen op het in de managementovereenkomst opgenomen concurrentie- en relatiebeding.
2.7.
De advocaat van [Y] en [Z] heeft bij brief van 9 april 2015 de buitengerechtelijke ontbinding van de managementovereenkomst ingeroepen.
2.8.
De zus van [Z], [gedaagde 5], heeft middels haar persoonlijke holding B&S in maart 2015 De Visionair opgericht.
2.9.
[Z] is per 13 april 2015 parttime in loondienst getreden bij De Visionair en heeft als standplaats Coevorden.

3.De standpunten van partijen

In conventie:
3.1.
[woonplaats] vordert - kort samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden ieder voor zich te verbieden met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis gedurende een periode van 2 jaar na beëindiging van de managementovereenkomst binnen een straal van 25 kilometer van [woonplaats], met Wierden als middelpunt, direct of indirect, om niet of tegen vergoeding, middellijk of onmiddellijk, of op welke manier dan ook, werkzaamheden en/of diensten te verrichten die gelijkwaardig en/of concurrerend zijn aan de werkzaamheden en/of diensten die [woonplaats] verricht, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
II. gedaagden ieder voor zich te verbieden met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis direct of indirect om niet of tegen vergoeding, middellijk of onmiddellijk, of op welke manier dan ook, werkzaamheden en/of diensten te verrichten voor cliënten en relaties van [woonplaats], zulks bedoeld in de meest ruime zin van het woord, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
III. gedaagden ieder voor zich te verbieden met onmiddellijke ingang na betekening van het vonnis werkzaamheden voor de relaties van [woonplaats], zoals vermeld op het overzicht dat is overgelegd als productie 16 uit welken hoofde dan ook te verrichten en hen ieder voor zich te gebieden reeds aanvaarde opdrachten in de meest ruime zin des woords, te beëindigen en beëindigd te houden, althans te staken en gestaakt te houden, althans zich te onthouden van elke vorm van samenwerking met deze partijen zowel direct als indirect, hetzij tegen betaling dan wel om niet, althans zich te onthouden van handelingen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
IV. gedaagden ieder voor zich te veroordelen met onmiddellijke ingang na betekening van dit vonnis strikte geheimhouding te betrachten omtrent alle aangelegenheden van [woonplaats] en de aan haar verbonden onderneming(en), zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
V. gedaagden hoofdelijk te veroordelen binnen 24 uur na betekening van dit vonnis ten kantore van [woonplaats] de in het petitum van de dagvaarding onder V. vermelde goederen af te leveren;
VI. gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding, te vermeerderen met de nakosten.
3.2.
Gedaagden voeren gemotiveerd verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkheid dan wel afwijzing van de vorderingen van [woonplaats].
In reconventie:
3.3.
[Y] en [Z] vorderen - kort samengevat - om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [woonplaats] te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 68.295,00 aan [Y], te vermeerderen met de wettelijke rente hierover, althans een zodanige voorziening te treffen die de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend behoort te bepalen;
II. voorwaardelijk, voor het geval de voorzieningenrechter onverhoopt mocht oordelen dat er sprake is van enig concurrentie- en/of relatiebeding (als bedoeld in de managementovereenkomst) tussen [Y] en [woonplaats] en/of [Z] en [woonplaats], dit/die concurrentie- en/of relatiebeding(en) te schorsen in die zin dat het [Y] en [Z] vrij staan om zonder enige (geografische) beperking dezelfde of soortgelijke werkzaamheden te verrichten als [woonplaats], in het bijzonder ook voor relaties en klanten van [woonplaats], en de schorsing te laten voortduren totdat [Y] haar aandelen in het kapitaal van [woonplaats] aan [A] heeft verkocht en geleverd, dan wel totdat partijen een regeling in der minne hebben getroffen of hierover een uitspraak is gedaan in een bodemprocedure, althans een zodanige voorlopige voorziening te treffen zoals de voorzieningenrechter in goede justitie vermeend behoort te bepalen;
III. [woonplaats] te veroordelen om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis een rectificatie te hebben doen toekomen aan de Stichting Haaksbergen Runners, met daarin de tekst zoals opgenomen in de pleitnotitie, althans een tekst zoals de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen behoren te bepalen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom door [woonplaats] aan [Z];
IV. en [woonplaats] zowel in conventie als in reconventie te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten;
3.4.
[woonplaats] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [Y] en [Z].
In conventie en in reconventie:
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover hier van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie:
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vloeit het door [woonplaats] gestelde spoedeisende belang voort uit de aard van het gevorderde.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de vorderingen jegens De Visionair, B&S en [gedaagde 5] dienen te worden afgewezen. [woonplaats] heeft slechts het profiteren van de beweerdelijke onrechtmatige gedragingen van [Z] ten grondslag gelegd aan het betrekken van voornoemde partijen in dit kort geding, doch hieraan geen vorderingen verbonden. Noch daargelaten dat van enig onrechtmatig handelen sprake zou zijn, geldt dat de vorderingen I. tot en met IV. zien op de rechtsverhouding tussen [woonplaats] enerzijds en [Y] en [Z] anderzijds (voortvloeiende uit de managementovereenkomst), waarbij De Visionair, B&S en [gedaagde 5] geen partij zijn. [woonplaats] zal op grond hiervan worden veroordeeld in de proceskosten van De Visionair, B&S en [gedaagde 5]
4.3.
De kern van het onderliggende geschil is het feit dat de heren [K] en [Z], althans via hun persoonlijke holding, in een zodanige impasse zijn geraakt dat dit tot het vertrek van [Z] bij [woonplaats] tot gevolg heeft gehad. De opzegging van de managementovereenkomst door [Z] heeft echter het nodige tot gevolg gehad. Zo heeft de heer [K] [Z] verzocht het pand te verlaten, en wel nog diezelfde dag, en is in het weekend daaropvolgend gebleken dat de tankpas van [Z] is geblokkeerd, zijn mobiele telefoon als gestolen is gerapporteerd en eveneens was geblokkeerd en is toegang tot zijn e-mail onmogelijk gemaakt. [woonplaats] heeft ter zitting doen voorkomen alsof [Z] vrijwillig “afscheid” heeft genomen op de bewuste 6 maart 2015, maar gelet op het voorgaande is dit niet aannemelijk. Het feit dat [Y] is uitgeschreven uit het handelsregister als statutair bestuurder zonder instemming van [Y] en zonder een ontslagbesluit van de algemene vergadering van aandeelhouders kenmerkt de sfeer die is ontstaan.
4.4.
Partijen dienen voor ogen te houden dat de heren [K] en [Z], al dan niet via hun persoonlijke holding, samen [woonplaats] vormen. [Z] is geen werknemer en dient ook niet op die manier bejegend te worden. Gelet op de ratio van artikel 2:239 (lid 5 jo lid 6) BW, te weten te voorkomen dat een bestuurder bij zijn handelen zich uitsluitend of mede laat leiden door zijn persoonlijke belang in plaats van het belang van de vennootschap dat hij vooral heeft te dienen, zullen partijen middels een oplossing in der minne of een procedure bij de Ondernemingskamer tot een - in het belang van [woonplaats] - definitieve oplossing dienen te komen. Het laten ondersneeuwen van het vennootschapsbelang, met alle voor de hand liggende negatieve gevolgen van dien, doet een dergelijke impasse nooit goed.
4.5.
Wat betreft de opzegging van de managementovereenkomst geldt het volgende. [Z] heeft op 6 maart 2015 de managementovereenkomst opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden. Zulks staat vast. De opzegging met onmiddellijke ingang van de managementovereenkomst die [woonplaats] bij brief van 11 maart 2015 door haar advocaat aan [Y] heeft gestuurd is naar het oordeel van de voorzieningenrechter als nietig te beschouwen, nu hieraan geen besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ten grondslag heeft gelegen. Resteert nog de vraag of de door de advocaat van [Y] en [Z] bij brief van 9 april 2015 ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding geldig is. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zijn de over en weer aangevoerde standpunten en stellingen nog veel te discutabel om op basis daarvan in een - met onvoldoende waarborgen omklede - kort geding procedure als de onderhavige vergaande uitspraken te doen en maatregelen te treffen die de verhoudingen tussen partijen (nog meer) op scherp zullen zetten.
4.6.
Ten aanzien van de vraag of [Z] gebonden is aan enig non-concurrentiebeding, zij het op basis van de managementovereenkomst dan wel op basis van de aandeelhoudersovereenkomst, stelt de voorzieningenrechter voorop dat beide overeenkomsten geen arbeidsovereenkomst zijn en dat voor de al dan niet gebondenheid aan het non-concurrentiebeding naar de maatstaf van artikel 6:248 BW moet worden beoordeeld.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat thans geen sprake is van gebondenheid aan enig non-concurrentie- en relatiebeding, noch op basis van de managementovereenkomst, noch op grond van de aandeelhoudersovereenkomst (waar overigens ook geen beroep op wordt gedaan door [woonplaats]). Wat betreft de aandeelhoudersovereenkomst is immers slechts de “verkopende aandeelhouder” aan het daarin opgenomen non-concurrentiebeding en relatiebeding gebonden. Partijen hebben te kennen gegeven dat van verkoop op dit moment nog geen sprake is, zodat daaruit volgt dat het non-concurrentiebeding en relatiebeding zoals opgenomen in de aandeelhoudersovereenkomst vooralsnog niet van toepassing is.
4.8.
Wat betreft de managementovereenkomst geldt, dat partij bij deze overeenkomst zijn [Y] en [woonplaats]. [Z] is aldus geen partij en heeft ook niet meegetekend in privé. Het is [Y] die door [woonplaats] kan worden aangesproken op de door haar overeengekomen contractuele verplichtingen, niet [Z]. Weliswaar staat in de leden 3 van artikelen 3 en 4 van de managementovereenkomst dat ook [Z] gehouden is aan het geheimhoudingsbeding, non-concurrentiebeding en relatiebeding, maar dit schept hooguit een verplichting tussen [Y] enerzijds en [Z] anderzijds, niet tussen [woonplaats] en [Z]. Dat [Y], in de persoon van [Z], onder omstandigheden wel gehouden kan worden aan het non-concurrentie en relatiebeding is niet onaannemelijk, maar ook voor de beantwoording van die vraag is een bodemprocedure de geëigende weg. Wel is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat [woonplaats] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [Z] thans het non-concurrentiebeding en relatiebeding overtreedt. Niet is gebleken dat [Z] (actief) aan het jagen is op klanten van [woonplaats], dan wel probeert om werknemers van [woonplaats] te ronselen. Het staat [Z] in beginsel vrij om een eigen onderneming op te starten, dan wel zoals thans het geval is bij zijn zuster in dienst te treden en bovendien heeft [Z] middels diverse verklaringen aannemelijk gemaakt dat niet hij, maar zijn (voormalige) klanten hem benaderen, en dat hij - wederom middels verklaringen - geen werknemers van [woonplaats] heeft benaderd om [woonplaats] te verlaten en met hem mee te gaan. Niet relevant is voorts of de werkplek die [Z] in Coevorden heeft gecreëerd al dan niet een schijnconstructie is. Niet onaannemelijk is dat [Z] (al dan niet gedeeltelijk) vanuit Coevorden opereert en dat is ruim buiten de kilometergrens van 25 km rondom Wierden.
4.9.
De voorzieningenrechter stelt vast dat, waar [woonplaats] zich enerzijds eenzijdig niet heeft gehouden aan de opzegtermijn, eenzijdig [Z] uit het pand en uit zijn functie heeft gezet en voorts is gestopt met het betalen van de managementfee (eveneens een hoofdverplichting voortvloeiend uit de managementovereenkomst) aan [Y], anderzijds wel eist dat [Y] dan wel [Z] zich aan enig non-concurrentie dan wel relatiebeding houdt. Dit is niet redelijk, noch billijk.
4.10.
Tot slot is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vordering van [woonplaats] tot retournering van de door haar in de dagvaarding opgesomde goederen eveneens voor afwijzing gereed ligt, nu [Y] en [Z] immers nog deel uitmaken van [woonplaats] en zij als zodanig nog eigenaren zijn van de goederen. Zij houden de goederen dan ook niet onrechtmatig onder zich.
In reconventie:
4.11.
[Y] meent dat [woonplaats] is tekort geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de managementovereenkomst door [Y], in de persoon van [Z], niet toe te laten tot de werkplek bij [woonplaats] en door de verschuldigde managementfee niet aan [Y] te betalen. Om die reden is zij voorts van mening dat zij terecht de ontbinding van de managementovereenkomst heeft ingeroepen. [woonplaats] is in gebreke gesteld en in verzuim geraakt, terwijl ook uit mededelingen van [woonplaats] reeds kan worden afgeleid dat [woonplaats] haar verplichtingen uit hoofde van de managementovereenkomst niet zou nakomen. De schade die [Y] heeft geleden doordat geen nakoming maar ontbinding heeft plaatsgevonden bestaat uit de misgelopen managementfee gedurende de opzegtermijn van zes maanden ad € 11.382,56 per maand, te vermeerderen met BTW. [Y] heeft anderhalve maand (meer specifiek van 6 maart tot 13 april 2015) geen werk en geen inkomen gehad. [Z] heeft wel parttime loon ontvangen, maar dat is lager dan de managementfee terwijl hij wel een gezin dient te onderhouden en de kosten voor de lening die is aangegaan waarmee de koop van de aandelen zijn gefinancierd ook doorlopen. Nu ook kosten gemaakt moeten worden voor rechtsbijstand is er dringend behoefte aan een voorschot op de door [woonplaats] te vergoeden schade.
4.12.
De voorzieningenrechter acht, mede gelet op hetgeen reeds in conventie is overwogen, dat niet onaannemelijk is dat de bodemrechter zal oordelen dat [woonplaats] gehouden is tot betaling van enig geldbedrag, ofwel uit hoofde van de betalingsverplichting voortvloeiende uit de managementovereenkomst dan wel uit schadeplichtigheid ten gevolge van de door [Y] ingeroepen buitengerechtelijke ontbinding. Tegen die achtergrond ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de geldvordering ten dele bij wijze van voorschot toe te wijzen. De voorzieningenrechter zal gelet op het vorenstaande [woonplaats] veroordelen tot voldoening van een voorschot van € 25.000,-. Daarbij is in aanmerking genomen dat er geen managementfee is betaald vanaf maart 2015, op grond waarvan [woonplaats] gelet op de maandelijkse verplichting tot betaling van de managementfee tot op heden ongeveer genoemd bedrag verschuldigd is.
4.13.
De door [Z] gevorderde schorsing van enig concurrentie- en relatiebeding zal worden afgewezen, nu gelet op hetgeen reeds in conventie is overwogen thans nog geen concurrentie- en relatiebeding aan de orde is.
4.14.
Voorts heeft [Z] een rectificatie gevorderd van de door [woonplaats] verzonden brief van 12 maart 2015. Hoewel begrijpelijk is dat een en ander niet prettig is geweest en enigerlei uitleg gegeven moest worden, acht de voorzieningenrechter een rectificatie niet dermate spoedeisend en noodzakelijk dat toewijzing van het gevorderde niet in het belang van de onderlinge verhoudingen is, mede in acht genomen het feit dat partijen nog tot afwikkeling van hun vennootschapsrechtelijke verhoudingen dienen te komen. Gelet ook op het feit dat uit dit vonnis ook voldoende blijkt dat niet is gebleken van onjuiste dan wel onfrisse handelingen van [Z], kan daarmee worden volstaan.
In conventie en in reconventie:
4.15.
[woonplaats] zal als de (overwegend) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
I. wijst af de vorderingen.
II. veroordeelt [woonplaats] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van De Visionair, B&S en [gedaagde 5] begroot op € 613,- aan verschotten en € 1.356,- aan salaris van de advocaat.
In reconventie:
III. veroordeelt [woonplaats] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [Y] bij wijze van voorschot te betalen het bedrag van € 25.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dit vonnis tot de dag der algehele voldoening.
IV. wijst af het meer of anders gevorderde.
In conventie en in reconventie:
V. veroordeelt [woonplaats] in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van [Y] en [Z] begroot op € 613,- aan verschotten en € 1.356,- aan salaris van de advocaat.
VI. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.