ECLI:NL:RBOVE:2015:2690

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
08.955247-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontucht met een minderjarige, met gevangenisstraf en schadevergoeding

Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Overijssel een 48-jarige man uit Meppel veroordeeld tot een gevangenisstraf van 182 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 120 uur. De man is schuldig bevonden aan ontucht met een minderjarig meisje, dat aan de zorg van zijn vriendin was toevertrouwd. Het slachtoffer, geboren op 18 maart 1996, heeft verklaard dat de verdachte haar in de nacht van 1 op 2 januari 2013 op ongepaste wijze heeft aangeraakt en dat hij haar borsten en kruis heeft betast. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van zijn positie als vriend van de tante van het slachtoffer, die in een kwetsbare situatie verkeerde na het overlijden van haar moeder.

De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte heeft ontkend dat hij het slachtoffer heeft gelikt, maar de rechtbank heeft geen reden om aan de betrouwbaarheid van het slachtoffer te twijfelen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs.

Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €1.500,- aan het slachtoffer, die immateriële schade heeft geleden door de ontucht. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen, maar het deel dat niet voldoende onderbouwd was, is afgewezen. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, zodat de verdachte aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955247-14
Datum vonnis: 04 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E.P. Eujen, advocaat te Hoogeveen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
primairin de periode van 30 april 2009 tot en met 2 januari 2013 ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;
subsidiairin de periode van 30 april 2009 tot 19 maart 2012 met [slachtoffer], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2009 tot en met 02 januari 2013 te Zwolle en/of te Meppel en/of te Wezep en/of te Wijk aan Zee en/of te Nijmegen, althans in Nederland (telkens) ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer], geboren op 18 maart 1996, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte:
- één of meermalen de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en/of gestreeld en/of
- één of meermalen de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en/of gezoend en/of
- één of meermalen zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] heeft geduwd en/of gebracht en/of
- de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gelikt;
althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 30 april 2009 tot 18 maart 2012 te Zwolle en/of te Meppel en/of te Wezep en/of te Wijk aan Zee en/of te Nijmegen, althans in Nederland, met [slachtoffer] (geboren 18 maart 1996), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- één of meermalen betasten, bevoelen en/op strelen van de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- één of meermalen betasten, bevoelen en/of zoenen van de borst(en) van die [slachtoffer] en/of
- één of meermalen duwen/drukken van zijn, verdachtes, vinger(s) in de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het likken aan/van de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer].

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen, voor zover het betreft de periode van augustus 2010 tot en met 2 januari 2013. Verdachte was voor aangeefster een vaderfiguur, vanaf het moment dat hij in de familie kwam. Over het incident op 2 januari 2013 hebben aangeefster, getuige [getuige 1], getuige [getuige 2] en verdachte verklaard. De verklaringen van met name aangeefster en verdachte komen overeen. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte haar eerder seksueel heeft benaderd, van haar 14e tot en met haar 16e jaar. Het begon volgens haar heel geleidelijk en ging steeds verder. Dit wordt volgens de officier van justitie ondersteund door de verklaringen van [getuige 1], [getuige 3], [getuige 2] en verdachte zelf.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde. Hij heeft daartoe, kort en zakelijk samengevat, aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet wordt ondersteund door ander bewijs en dat aangeefster niet was toevertrouwd aan de zorg of waakzaamheid van verdachte.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Aangeefster, [slachtoffer], heeft verklaard dat verdachte en zij in de nacht van 1 op 2 januari 2013 op de bank lagen en dat verdachte vervolgens haar borsten heeft aangeraakt en haar kruis heeft gelikt.
Verdachte heeft bekend dat hij over de borsten van aangeefster heeft gewreven, dat hij met zijn hand in de broek van aangeefster is gegaan en over de vagina van aangeefster heeft gewreven. Op basis van de aangifte en de verklaring van verdachte is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de nacht van 1 op 2 januari 2013 ontucht heeft gepleegd met aangeefster. Hoewel verdachte het likken van de vagina en/of schaamlippen van aangeefster heeft ontkend, heeft de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster te twijfelen, zodat ook dit wettig en overtuigend is bewezen.
Ook is de rechtbank van oordeel dat aangeefster in de nacht van 1 op 2 januari 2013 was toevertrouwd aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte. Immers, aangeefster logeerde met goedvinden van de pleegouders bij [getuige 1] en haar vriend, zijnde verdachte.
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank de primair ten laste gelegde ontucht, gepleegd in de periode van 1 tot en met 2 januari 2013 wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de primair ten laste gelegde ontucht in de periode van 30 april 2009 tot 1 januari 2013 en de subsidiair ten laste gelegde ontuchtige handelingen heeft enkel aangeefster belastend over verdachte verklaard. Haar verklaring vindt onvoldoende steun in andere bewijsmiddelen, zodat er onvoldoende wettig bewijs voorhanden is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 januari 2013 tot en met 02 januari 2013 te Zwolle ontucht heeft gepleegd met een aan zijn zorg en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, [slachtoffer], geboren op 18 maart 1996, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte:
- de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en/of gestreeld en
- de borst(en) van die [slachtoffer] heeft betast en/of bevoeld en
- de vagina en/of schaamlippen van die [slachtoffer] heeft gelikt.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 249 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich op 2 januari 2013 schuldig gemaakt aan ontucht met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige. Aangeefster was ten tijde van de ontucht en in de periode daaraan voorafgaand in een kwetsbare positie. Met haar vader was al geruime tijd geen contact meer en haar moeder was, na een ziekbed van ruim een jaar, een half jaar voor de ontucht overleden. Aangeefster zocht al van jongs af aan steun bij haar tante, die zij beschouwde als haar tweede moeder, en zo werd de vriend van haar tante, zijnde verdachte, een vaderfiguur voor aangeefster. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij juist in deze situatie misbruik heeft gemaakt van een kwetsbaar meisje.
Uit de slachtofferverklaring blijkt dat de gevolgen van de ontucht voor aangeefster groot zijn. Het handelen van verdachte heeft teweeggebracht dat er geen contact meer is tussen aangeefster en de (enige) familie van haar overleden moeder. Nadat de ontucht uitkwam, was zij wanhopig, kreeg zij verwijten van de mensen uit haar omgeving en werd zij behandeld alsof zij de ontucht zelf had uitgelokt. Haar tante en verdachte waren als tweede ouders voor aangeefster en het doet haar veel pijn dat zij als gevolg van de door verdachte gepleegde ontucht door de familie in de steek is gelaten. Zij is achterdochtig geworden en kan haar omgeving niet meer vertrouwen.
Er is, in het kader van deze strafzaak, over verdachte een reclasseringsadvies uitgebracht d.d. 19 mei 2015. Hieruit volgt dat verdachte beseft dat hij veroordeeld kan worden en dat hij zich zorgen maakt om de strafrechtelijke gevolgen. Om die reden wordt geconcludeerd dat van een voorwaardelijke bestraffing een repressief effect zal uitgaan.
Verdachte heeft geen justitiële documentatie.
De rechtbank houdt rekening met het tijdsverloop tussen het plegen van het bewezenverklaarde en het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank acht een
gevangenisstrafvoor de duur van
182 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een
proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, en een
taakstrafvoor de duur van
120 uren, passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te Apeldoorn, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.500,- (zegge: drieduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit immateriële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De vordering van de benadeelde partij, die door de verdediging niet inhoudelijk is betwist, ziet echter op een langere periode. De rechtbank ziet daarin aanleiding de immateriële schade op een lager bedrag vast te stellen. Gelet op de ernst van het feit en de impact die dit op de benadeelde partij heeft gehad acht de rechtbank een bedrag van € 1.500,- aan immateriële schade redelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom deels toewijzen voor een bedrag van € 1.500,- te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft een bedrag van € 2.000,- is door de benadeelde partij niet voldoende onderbouwd. De behandeling van dat deel van de vordering levert een onevenredige belasting op voor het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal verdachte de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 22c, 22d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.W. de Boer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 04 juni 2015.
Mr. Elbers is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland, tactische recherche, met nummer PL04RE-2013012239. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 6 maart 2013, pagina 45 en 46, inhoudende:
(…)
V: Je hebt het al een paar keer over 1 januari 2013 gehad. Wat is er toen gebeurd?
A: We hadden oud en nieuw gevierd bij [getuige 1] thuis. (…)
Ik lag op de bank en ik lag met mijn hoofd op de bovenbenen van [verdachte]. [verdachte] begon mijn borsten aan te raken over mijn shirt heen en uiteindelijk er ook in. Hij zoende mij. Hij boog over mij heen en maakte mijn broek los en die schoof hij naar beneden.
Vervolgens likte hij mij. Ik wilde dit niet. Ik duwde zijn hoofd weg maar dat deed ik niet hard. (…) Hij likte mijn kruis. (…) Wij hoorden allebei tegelijk een geluid. [verdachte] schoot overeind, hij hing nog over mij heen. [verdachte] keek heel verschrikt, doodsbang. [getuige 1] kwam binnen. Zij zag dat likken net niet. Ik sloeg snel een dekentje om mij heen. [getuige 1] dwong mij het dekentje af te doen. Ze zag mij met mijn broek naar beneden. (…)
2.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte van 9 januari 2014, pagina 161, inhoudende:
(…) [slachtoffer] (…) kwam tegen mij aanliggen (…) Toen is ze op de bank gelegen met haar hoofd op mijn schoot. Ik had een hand op haar been en een hand tegen haar hoofd. (…) Ik kreeg een erectie, ik heb over haar buik en borsten gewreven. Volgens mij heb ik nog een zoen op haar borst gegeven. Toen heb ik over haar buik gewreven en toen ben ik met de hand in haar broek gegaan. (…) Toen heb ik haar broek opengedaan en toen ben ik met mijn hand in haar broek gegaan en ik heb daar over heen gewreven. Toen hoorden wij lawaai en toen zijn we overeind gevlogen. Toen kwam [getuige 1]. (…)