ECLI:NL:RBOVE:2015:2689

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
4 juni 2015
Publicatiedatum
4 juni 2015
Zaaknummer
08.730517-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in psychiatrisch ziekenhuis na meerdere diefstallen en bedreigingen door een dakloze man

Op 4 juni 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een dakloze man uit Zwolle, die schuldig werd bevonden aan meerdere diefstallen en bedreigingen. De rechtbank oordeelde dat de man, geboren in 1980 in Zaïre, volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van de feiten, die zich voornamelijk in 2014 hebben voorgedaan. De man had onder andere kleding gestolen uit een winkel en daarbij een medewerker bedreigd met een nagelknipschaar. Daarnaast had hij een andere persoon bedreigd met de dood en was hij betrokken bij ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een psychiatrische behandeling eiste, toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de man een psychiatrische stoornis had, waaronder alcoholafhankelijkheid en paranoïde schizofrenie, en dat een klinische behandeling noodzakelijk was voor de veiligheid van de man zelf en de samenleving. De rechtbank legde de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar op, en sprak de man vrij van strafbaarheid, aangezien de feiten hem niet konden worden toegerekend. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De uitspraak benadrukt de noodzaak van psychiatrische zorg voor personen die in een vergelijkbare situatie verkeren.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08.730517-14
Datum vonnis: 4 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] (Zaïre),
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC)
in Vught.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van de politierechter van 25 juni 2014 en 6 oktober 2014, de zitting van de meervoudige kamer van 8 januari 2015, 19 maart 2015 en 21 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A-M. C.V. Fellinger en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdachte is ten laste gelegd dat:
08.730517-14
1.
hij op of omstreeks 23 september 2014, in de gemeente Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in of uit een winkel heeft weggenomen twee T-shirts en/of twee broeken, althans een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan kledingwinkel [bedrijf 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een medewerker van genoemde kledingwinkel, te weten een persoon, genaamd [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - nadat hij door genoemde [slachtoffer 1] was aangesproken en/of staande gehouden en/of achtervolgd - opzettelijk dreigend tegen genoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd of geroepen: "Wat moet je nou", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of heeft verdachte (daarbij of vervolgens) opzettelijk dreigend een nagelknipschaar ter hand genomen en/of opengeklapt en/of getoond aan genoemde [slachtoffer 1], en/of is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend met die (al dan niet opengeklapte) nagelknipschaar, althans enig voor bedreiging geschikt voorwerp, op genoemde [slachtoffer 1] afgelopen.
2.
hij op of omstreeks 10 augustus 2014, in de gemeente Zwolle, een persoon, genaamd [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "I will kill you, I will put you down", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of is verdachte (vervolgens of daarbij) opzettelijk dreigend met gebalde vuisten op voornoemde [slachtoffer 2] afgelopen en/of genoemde [slachtoffer 2] tot op (vrij) korte afstand genaderd.
08.770024-15
hij op of omstreeks [geboortedatum] 2014 te gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer 3] te dwingen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), immers heeft/is hij, verdachte, achter dit [slachtoffer 3] gaan staan en/of (onverhoeds) zijn hand(en) op de schouder(s) van die [slachtoffer 3] gelegd/geplaatst, althans die [slachtoffer 3] vastgepakt en/of zijn lippen getuit en/of zijn hoofd naar en/of in de richting van die Jansen bewogen en/of met zijn (onder)lijf (een) heen en weer gaande beweging(en), althans (zogenaamde) neukbewegingen, gemaakt en/of tegen die [slachtoffer 3] gezegd: "Ik houd ook van Jezus", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
08.171869-14
1.
hij op of omstreeks 8 augustus 2014 te Zwolle [slachtoffer 4], ambtenaar van politie in dienst in de binnenstad van Zwolle heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal je dood schieten, ik zal je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of waarbij hij, verdachte, ten overstaan van en/of zichtbaar voor die [slachtoffer 4] een beweging met zijn hand heeft gemaakt alsof hij, verdachte, een vuurwapen/pistool in zijn hand had; (parketnummer 08/171869-14).
2.
hij op of omstreeks 2 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (bij snackketen [bedrijf 2]) een vitrinekast, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 3] B.V. (lokatie [adres 1]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt; (parketnummer 08/222545-13).
3.
hij op of omstreeks 17 januari 2014 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee (2) paar handschoenen (The North Face en Pamir Windstopper Glove), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf 4] (vestiging [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; (parketnummer 08/011666-14).
4.
hij op of omstreeks 11 maart 2014 te Zwolle wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen op of aan de [adres 3] en in gebruik bij (supermarkt) de [bedrijf 5], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte immers was hem van 20 april 2013 tot en met 20 april 2014 (schriftelijk) de toegang tot die supermarkt ontzegd; (parketnummer 08/058033-14.
5.
hij op of omstreeks 7 januari 2014 in de gemeente Zwolle ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 5], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet vanaf (zeer) korte afstand een bierflesje, althans een hard voorwerp, in de richting van (het gezicht van) voornoemde [slachtoffer 5] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat:
hij op of omstreeks 7 januari 2014 in de gemeente Zwolle [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend vanaf (zeer) korte afstand een bierflesje, althans een hard voorwerp, in de richting van (het gezicht van) voornoemde [slachtoffer 5] heeft gegooid, althans handelingen van gelijke dreigende aard of strekking; (parketnummer 08/004538-14).

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie acht:
  • het onder 1 en 2 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 08.730517-14;
  • het ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 08.770024-15;
  • het onder 1 en 3 tot en met 5 ten laste gelegde op de dagvaarding met parketnummer 08.171869-14;
wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht verdachte, gelet op de rapportage van de psycholoog en psychiater, volledig ontoerekeningsvatbaar. Zij heeft gevorderd dat aan de verdachte de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis wordt opgelegd. De vordering tenuitvoerlegging moet daarom worden afgewezen.
De officier van justitie acht de benadeelde partij [bedrijf 3] B.V. niet ontvankelijk in de vordering, omdat zij het onder 2 ten laste gelegde feit op de dagvaarding met parketnummer 08.171869-14 niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen tot een bedrag van € 100,- inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
08.730517-14
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht, op basis van de verklaring van aangever [slachtoffer 1] en de verklaring van verdachte zelf, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 ten laste gelegde diefstal met geweld heeft gepleegd. Ook het onder 2 ten laste gelegde acht zij op basis van de aangifte en de getuigenverklaringen wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft aangegeven dat de diefstal, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Met betrekking tot de bedreiging met geweld heeft de raadsman naar voren gebracht dat het ging om een klein nagelknippertje dat verdachte in zijn handen had, terwijl de afstand tussen aangever en verdachte ongeveer 20 meter bedroeg. Gelet op die omstandigheden heeft de raadsman vrijspraak bepleit van de bedreiging met geweld.
Met betrekking tot de onder 2 ten laste gelegde bedreiging heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft bekend dat hij op 22 september 2014 kleding bij de winkel [bedrijf 1] in Zwolle heeft gestolen. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij achter verdachte is aangegaan toen die de winkel uitrende. Toen hij verdachte aantrof vroeg hij hem wat hij aan het doen was. Aangever heeft verklaard dat verdachte tegen hem zei: “Wat moet je nou” en dat verdachte daarbij een zilver/metaalachtig voorwerp in zijn richting omhoog hield en op hem af kwam rennen. Aangever is hierop terug gerend naar de winkel.
Bij verdachte is na zijn aanhouding een nagelknippertje aangetroffen. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij agressief op aangever heeft gereageerd en op hem af is gelopen. Hij kan zich niet herinneren dat hij het nagelknippertje daarbij omhoog heeft gehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangever voldoende steun vindt in de verklaring van verdachte en het aantreffen van het nagelknippertje. De rechtbank is van oordeel dat het handelen van verdachte, zoals aangever verklaard, kan worden gekwalificeerd als bedreiging met geweld. Verdachte kwam immers met een, weliswaar klein, scherp voorwerp op agressieve en dreigende wijze op aangever afgelopen.
De onder 2 ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank, op basis van de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 1], ook wettig en overtuigend bewezen.
08.770024-15
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Op basis van de aangifte en het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de camerabeelden, acht de officier van justitie het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Primair heeft hij daartoe aangevoerd dat aan het handelen van verdachte het ontuchtig karakter heeft ontbroken. Het is onduidelijk of verdachte daadwerkelijk neukbewegingen heeft gemaakt en het enkel tuiten van de lippen is onvoldoende om van ontuchtige handelen te kunnen spreken. Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat in deze situatie niet kan worden geconcludeerd dat aangeefster door een feitelijkheid is gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen.
De overwegingen van de rechtbank
“Ontuchtig" als bedoeld in art. 246 Sr is volgens de wetgever "seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm". Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhoudingen tussen betrokkenen. Ook de wijze waarop het lichaamsdeel waarop iemand een ander aanraakt is relevant. Het begrip ontucht beperkt zich niet tot buitengewone of afschuwwekkende daden, maar het enkele feit dat degene die de handeling heeft ondergaan dat als ongewenst heeft ervaren, is onvoldoende.
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte in een supermarkt, terwijl hij achter haar stond, een hand op haar schouder heeft gelegd. Verdachte keek haar vervolgens aan, tuitte zijn lippen en bewoog zijn hoofd in haar richting. Dit is ook op camerabeelden te zien. Op de camerabeelden is ook te zien dat verdachte twee keer met zijn middel op en neer beweegt tegen/richting het linkerbeen van aangeefster. Zij heeft dit zelf echter niet opgemerkt.
Hoewel enkel de schouders van aangeefster zijn aangeraakt, is de rechtbank van oordeel dat gelet op de omstandigheden van dit geval, met name het tuiten van de lippen van verdachte en het maken van op en neer gaande bewegingen met zijn onderlichaam tegen/richting het linkerbeen van aangeefster sprake is van handelingen, die naar de uiterlijke verschijningsvorm een seksuele lading hebben. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de handelingen van verdachte in strijd met de sociaal-ethische norm.
Omdat aangeefster onverhoeds door verdachte werd benaderd, kon zij zich niet aan hem onttrekken, waardoor aangeefster werd gedwongen reeds gepleegde handelingen van verdachte te dulden. De rechtbank acht de ten laste gelegde poging tot ontucht dan ook wettig en overtuigend bewezen.
08.171869-14
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Met uitzondering van de onder 2 en 5 primair ten laste gelegde feiten acht de officier van justitie de feiten wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Met betrekking tot het 5 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat het handelen van verdachte geen poging zware mishandeling maar een bedreiging oplevert. Hij pleit dus voor vrijspraak van het primair tenlastegelegde.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht de onder 1 ten laste gelegde bedreiging van verbalisant [slachtoffer 4] wettig en overtuigend bewezen op grond van zijn ambtsedig opgemaakte proces-verbaal van aanhouding.
De onder 2 ten laste gelegde vernieling van een vitrinekast bij de [bedrijf 2] acht de rechtbank ook wettig en overtuigend bewezen. Aangever heeft verklaard dat verdachte het pand niet wilde verlaten en met zijn vuist tegen de vitrinekast aansloeg waardoor het glas brak. Hierop heeft aangever de politie gebeld. Door de ter plaatse gekomen verbalisant werd verdachte in de [bedrijf 2] aangetroffen. De verbalisant heeft ook geconstateerd dat de vitrinekast was vernield enheeft dit vastgelegd in een proces-verbaal.
De onder 3 ten laste gelegde diefstal en de onder 4 ten laste gelegde lokaalvredebreuk heeft verdachte bekend en de respectievelijke aangevers hebben hiervan aangifte gedaan, zodat deze feiten ook wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft aangever [slachtoffer 5] verklaard dat hij op één meter afstand van verdachte stond toen verdachte een flesje bier rakelings langs zijn gezicht gooide. Dit flesje viel volgens aangever achter hem kapot. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat verdachte een flesje bier in de richting van aangever gooide en dat deze voor zijn voeten kapot viel op de grond. Verdachte heeft verklaard dat hij boos was en het flesje bier tussen hem en aangever op de grond heeft gegooid. Hij wilde de man niet raken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de fles op dusdanige wijze in de richting van aangever heeft gegooid dat hij daarmee willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zwaar lichamelijk letsel zou bekomen. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van wat hem onder 5 primair ten laste is gelegd. De subsidiair ten laste gelegde bedreiging acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 08.171869-14 onder 5 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
08.730517-14
1.
hij op 23 september 2014, in de gemeente Zwolle, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een winkel heeft weggenomen twee T-shirts en twee broeken toebehorende aan kledingwinkel [bedrijf 1], welke diefstal werd gevolgd van bedreiging met geweld tegen een medewerker van genoemde kledingwinkel, te weten een persoon, genaamd [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte - nadat hij door genoemde [slachtoffer 1] was aangesproken - opzettelijk dreigend tegen genoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd of geroepen: "Wat moet je nou", en heeft verdachte (daarbij of vervolgens) opzettelijk dreigend een nagelknipschaar getoond aan genoemde [slachtoffer 1], en is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend met die nagelknipschaar op genoemde [slachtoffer 1] afgelopen.
2.
hij op 10 augustus 2014, in de gemeente Zwolle, een persoon, genaamd [slachtoffer 2], heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: "I will kill you, I will put you down", en is verdachte (vervolgens) opzettelijk dreigend met gebalde vuisten op voornoemde [slachtoffer 2] afgelopen en genoemde [slachtoffer 2] tot op korte afstand genaderd.
08.770024-15
hij op [geboortedatum] 2014 te gemeente Zwolle, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 3] te dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, immers is hij, verdachte, achter die [slachtoffer 3] gaan staan en heeft hij onverhoeds zijn hand op de schouder van die [slachtoffer 3] gelegd/geplaatst en zijn lippen getuit en heeft hij zijn hoofd in de richting van die Jansen bewogen en met zijn (onder)lijf heen en weer gaande bewegingen gemaakt en tegen die [slachtoffer 3] gezegd: "Ik houd ook van Jezus", althans woorden van gelijke aard of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
08.171869-14
1.
hij op 8 augustus 2014 te Zwolle [slachtoffer 4], ambtenaar van politie in dienst in de binnenstad van Zwolle heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 4] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik zal je dood schieten, ik zal je vermoorden", waarbij hij, verdachte, zichtbaar voor die [slachtoffer 4] een beweging met zijn hand heeft gemaakt alsof hij, verdachte, een vuurwapen/pistool in zijn hand had (parketnummer 08/171869-14).
2.
hij op of omstreeks 2 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk en wederrechtelijk (bij snackketen [bedrijf 2]) een vitrinekast, toebehorende aan [bedrijf 3] B.V. (lokatie [adres 1]), heeft vernield (parketnummer 08/222545-13).
3.
hij op 17 januari 2014 te Zwolle met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee paar handschoenen (The North Face en Pamir Windstopper Glove), toebehorende aan [bedrijf 4] (vestiging [adres 2]) (parketnummer 08/011666-14).
4.
hij op 11 maart 2014 te Zwolle wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal gelegen op of aan de [adres 3] en in gebruik bij (supermarkt) de [bedrijf 5], immers was hem van 20 april 2013 tot en met 20 april 2014 (schriftelijk) de toegang tot die supermarkt ontzegd (parketnummer 08/058033-14.
5.
hij op 7 januari 2014 in de gemeente Zwolle [slachtoffer 5] heeft bedreigd met met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend vanaf korte afstand een bierflesje in de richting van voornoemde [slachtoffer 5] gegooid (parketnummer 08/004538-14).
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
08.730517-14
feit 1
het misdrijf: Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het geslotene te verzekeren,
strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
feit 2
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
08.770024-15
het misdrijf: Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
08.171869-14
Feit 1
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Het misdrijf: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen,
strafbaar gesteld bij artikel 138 Wetboek van Strafrecht.
Feit 5 subsidiair
het misdrijf: Bedreiging met zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Ter beoordeling van de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte heeft de rechtbank een tweetal Pro Justitia rapportages ontvangen. Het betreft een psychiatrische rapportage d.d. 14 april 2015 van dr. T.W.D.P. Os, psychiater en een psychologische rapportage d.d. 22 april 2015 van drs. J.P.M. van der Leeuw, psycholoog.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat bij verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten sprake was een ziekelijke stoornis der geestvermogens. De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid, cocaïne misbruik en paranoïde schizofrenie. De psycholoog concludeert dat sprake is van een waanstoornis alsmede van alcoholafhankelijkheid en misbruik van cocaïne. Zowel de psychiater als de psycholoog concluderen dat de ten laste gelegde feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend. Door de ziekelijke stoornissen kan hij niet in staat worden geacht zijn impulsen op basis van een psychotische belevingswereld te reguleren.
De rechtbank overweegt dat de conclusies van de psychiater enkel zien op de feiten die zijn ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 08.730517-14. De psycholoog heeft ook over wat is ten laste gelegd op de dagvaarding met parketnummer 08.770024-15 gerapporteerd. Nu uit de rapportages van de psycholoog en psychiater naar voren komt dat sprake is van een chronisch psychiatrisch ziektebeeld en er al geruime tijd sprake is van alcoholmisbruik, acht de rechtbank het aannemelijk dat de stoornissen van verdachte ook ten tijde van de op de dagvaarding met parketnummer 08.171869-14 ten laste gelegde feiten een zodanige rol hebben gespeeld dat deze feiten hem niet kunnen worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte vanwege zijn ziekelijke stoornis volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het plegen de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, ontslaan van rechtsvervolging, nu de feiten hem niet kunnen worden toegerekend.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Nu hetgeen bewezen is verklaard niet aan verdachte kan worden toegerekend kan van een strafoplegging geen sprake zijn. De rechtbank ziet zich vervolgens geplaatst voor de vraag of oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, gelet op het gevaar dat verdachte voor zichzelf, voor anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen oplevert, noodzakelijk is.
De psychiater rapporteert hieromtrent: “dat het risico op herhaling van het ten laste gelegde groot is, indien onderzochte niet wordt behandeld voor zijn ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling. Belangrijkste risicofactoren zijn de alcoholafhankelijkheid en de schizofrene
stoornis. Beide stoornissen zijn niet onder controle”. Hoewel de verstandelijke vermogens formeel niet getest zijn, schat de psychiater de verstandelijke vermogens van verdachte als beperkt in. Er is verder een gebrek aan ziektebesef en ziekte-inzicht. Een andere belangrijke risicofactor is het netwerk dat zeer waarschijnlijk een onderhoudende factor is voor zijn verslavingsgedrag. Bij afwezigheid van een duidelijke externe sturing is verdachte een speelbal van zijn psychotisch proces en zijn verslaving met een grote kans op recidive, aldus de psychiater.
Ook de psycholoog acht de kans op recidive groot.
Ten aanzien van de geconstateerde psychiatrische stoornissen is vanuit forensisch
oogpunt een behandeling en een langdurige begeleiding geïndiceerd, aldus de psychiater. Het is intussen duidelijk geworden dat het huidige hulpverleningsregiem ontoereikend wordt geacht. Zonder behandeling en begeleiding blijven de risicofactoren onveranderd. Ingezet zal moeten worden op 1) optimaliseren van de medicatie en 2) versterken van de motivatie tot wonen in een beschermde woonvorm met 24-uurs begeleiding en vervolgens 3) toewerken naar een beschermde woonvorm met 24-uurs begeleiding. Verdachte zal volgens de psychiater met een klinische opname moeten beginnen om deze doelen meer in zicht te krijgen. Ook de psycholoog is van oordeel dat verdachte behoefte heeft aan psychiatrische zorg, inclusief medicatie, die mede gericht is op de verslavingsproblematiek. Gezien de ernst van de geestelijke en maatschappelijke ontregeling acht de psycholoog klinische behandeling in eerste instantie aangewezen.
Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren opname in een psychiatrisch ziekenhuis.
De reclassering heeft zich bij bovengenoemde adviezen van de psycholoog en psychiater aangesloten.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij zelf ook vindt dat er iets moet gebeuren en dat hij wil meewerken aan behandeling in een psychiatrisch ziekenhuis. Hij wil op termijn graag een eigen woning en een rustig leven.
De rechtbank is, met name gelet op adviezen van de psychiater en psycholoog, van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat de algemene veiligheid van goederen en personen, het opleggen van de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar eist.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
08.171969-14
[slachtoffer 4], wonende te [adres 4], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 300,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4], gelet op de concrete omstandigheden van dit geval, onvoldoende onderbouwd is. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn vordering nader te onderbouwen levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting op van het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren.
Voor aanvang van de terechtzitting heeft [bedrijf 3] B.V. – daartoe vertegenwoordigd door [naam 1] – zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 179,-.
Nu echter niet is gebleken dat [naam 1] wettelijk bevoegd is om [bedrijf 3] B.V. te vertegenwoordigen zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

10.Vordering tenuitvoerlegging

Nu de rechtbank het van belang acht dat verdachte zich volledig kan richten op zijn behandeling acht zij termen aanwezig de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.126962-11 door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 12 februari 2013 voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 14 uren af te wijzen.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 37 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 5 primair op de dagvaarding met parketnummer 08.171869-14 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde op de dagvaarding met parketnummer 08.730517-14, het ten laste gelegde op de dagvaarding met de parketnummer 08.770024-15, het onder 1 tot en met 4 en 5 subsidiair ten laste gelegde op de dagvaarding met de parketnummer 08. 171869-14 heeft begaan, zoals hierboven onder 5. omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

08.730517-14

feit 1
het misdrijf: Diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het geslotene te verzekeren, strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
feit 2
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
08.770024-15
het misdrijf: Poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
08.171869-14
Feit 1
het misdrijf: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Het misdrijf: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat aan een ander toebehoort vernielen, strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 3
Diefstal, strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 4
Een besloten lokaal, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen, strafbaar gesteld bij artikel 138 Wetboek van Strafrecht.
Feit 5 subsidiair
het misdrijf: Bedreiging met zware mishandeling, strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
- verklaart verdachte niet strafbaar en ontslaat hem voor de bewezenverklaarde feiten van alle rechtsvervolging.
maatregel
- legt aan verdachte op de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4], wonende te [adres 5] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij [bedrijf 3] B.V. niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
vordering tenuitvoerlegging
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de in de zaak met parketnummer 07.126962-11 door de politierechter in deze rechtbank bij vonnis d.d. 12 februari 2013 voorwaardelijk aan verdachte opgelegde straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. S. Taalman en mr. R.A.M. Elbers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 4 juni 2015.
Mr. R.A. M. Elbers en mr. A. Seuters zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
08.730517-14
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL0400-201408134 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 1
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [naam 3], p. 8-9, inhoudende:
“Ik ben namens de benadeelde gerechtigd tot het doen van aangifte.
Ik ben floormanager bij [bedrijf 1], op de [adres 6] te Zwolle.
Vanmiddag, 23 september 2014, omstreeks 13.10 uur, kreeg ik via mijn portofoon van collega [naam 2] het volgende te horen:
Ik heb op mijn afdeling een persoon lopen die ik een broek in een plastictas heb zien stoppen”
Ik ben naar de eerste verdieping van de winkel gegaan en zag daar mij collega [naam 2]
staan. Zij wees mij een persoon aan die ik als volgt kan omschrijven: lengte 170,
donkere huidskleur, rastahaar, met een aan de zijkanten opgeschoren, dikke lippen,
zwarte shirt, zwarte korte broek. Ik ben naar de aangewezen persoon toegelopen en zag
dat hij snel naar de trap toeliep. Ik riep naar de persoon:” Mister, mag ik even in
de tas kijken”. De persoon reageerde niet, maar begon te rennen naar de uitgang en
passeerde daarbij de beveiligingspoortjes die dan ook gelijk alarm gaven op het
moment dat de persoon deze passeerde.
Vervolgens bij de uitgang zag ik dat mijn collega [slachtoffer 1] werd aangesproken door een
klant en deze wees blijkbaar naar de gevluchte persoon. Ik zag dat [slachtoffer 1] begon te rennen naar de steeg die naast onze winkel ligt.
Na een tijdje kwam [slachtoffer 1] terug lopen en ik zag dat hij hevig was geschrokken en ik
hoorde [slachtoffer 1] roepen” Ik ben bedreigd met een mes door de winkeldief”.
Ik had de politie nog aan de telefoon en gaf deze gelijk over aan [slachtoffer 1].
Wij vermissen de volgende goederen:
2x T-shirt merk [bedrijf 1] a 14.99 euro per stuk
2x broek merk [bedrijf 1] a 35.99 euro per stuk
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3], p. 11-12, inhoudende:
“Ik ben medewerkster bij winkel [bedrijf 1], gelegen op de [adres 6] te
Zwolle.
Ik was vanmiddag om 13.10 uur aan het werk op de eerste verdieping van de winkel.
Hier is namelijk de heren afdeling gevestigd. Ik zag op genoemd tijdstip een
persoon lopen die ik als volgt kan omschrijven.
Donkere huidskleur, lengte 170, zwart rastahaar en aan zijkanten opgeschoren,
zwarte kleding t korte broek)
De man gedroeg zich opvallend en de man passeerde mij en ik rook een hele sterke
alcohol lucht bij de man.
De man lied ook een plastictas in de hand vast, ik zag wel aan de vorm van de tas
dat daar niets in zat.
Ik zag dat de man naar de afdeling toeliep waar de broeken hangen, ik zag dat de
man een broek met hanger pakte. Ik zag dat de man de broek van de hanger haalde en
de broek oprolde en in de plastictas stopte. Ik kreeg een vermoeden dat de persoon
de broek wilde gaan stelen. Ik heb via mijn portofoon collega [naam 3] ingelicht en
die kwam er gelijk aan lopen. Ik zag dat de persoon nogmaals kleding pakte en deze
ook de plastictas stopte. Mijn collega [naam 3] kwam er aan lopen en ik wees haar de
persoon aan. Ik zag dat de aangewezen persoon al naar de trap toe liep en dat
[naam 3] de man aan sprak. Ik zag dat de aangesproken niet reageerde op [naam 3]. Ik
ben niet naar beneden gelopen, maar hoorde later van [naam 3] dat de persoon snel de
winkel uit was gerend.
3.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], p. 13-14, inhoudende:
“Ik ben in dienstbetrekking bij de kledingwinkel “[bedrijf 1]”, gevestigd te Zwolle,
[adres 6]. Ik werk daar als verkoper.
Vandaag, dinsdag 23 september 2014 omstreeks 13.15-13.30 uur was ik in genoemd pand
aan het werk. (…) Via de portofoon, van ons
bedrijf, kreeg ik de melding dat er een zwerver met kleding de winkel uit rende.
Volgens mij was het mijn collega [naam 2], die deze melding doorgaf. Ik vroeg aan
[naam 2] om wie het ging. [naam 2] gaf door dat het dezelfde persoon was, die de vorige
keer in onze winkel aan het dansen is geweest. Ik kon mij dat nog goed herinneren.
Dit zal zo’n 6 weken geleden zijn voorgevallen. Ik ben er toen ook bij geroepen.
(…) Samen met een klant ben ik de Diezerstraat opgerend. De klant heeft mij naar de verdachte geleid. Wij troffen hem daaraan op de Korte Smeden te Zwolle. Ik schat dat wij binnen 40 seconden hij de zwerver waren.
De persoon die wij daar aantroffen, was dezelfde persoon, die destijds bij ons in
de winkel aan het dansen was. Ik bleef op zo’n 20 meter van deze persoon
stilstaan. Ik kan mij niet neer herinneren waar de klant ondertussen was gebleven.
Ik zag dat de zwerver een broek voor zich hield. Kennelijk was dit de broek die hij
zojuist uit onze winkel had ontvreemd. Ik zag dat hij met een zilver/metaakleurig
steekvoorwerp iets probeerde los te maken van de broek. Vermoedelijk wilde hij het
label van deze broek verwijderen.
Op de genoemde afstand vroeg ik aan deze persoon; “Wat ben je aan het doen? ”Ik
hoorde dat hij zei: ”Wat moet je nou?”. Ik hoorde dat hij met een duidelijke
stemverheffing sprak. Ik zag dat zijn ogen groot werden. Ik had de indruk dat hij
ontplofte. Ik zag dat bij het zilver/metaalachtige voorwerp in mijn richting omhoog
hield. Ik zag dat hij naar mij keek. Hij was op mij gefocust. Vervolgens zag ik dat
hij naar mij toe kwam rennen.
Toen ik dat zag wist ik dat ik weg moest wezen. Ik wilde niets in mijn lichaam
hebben. Ik was namelijk bang dat hij mij neer zou gaan steken. Ik ben terug gerend
naar de winkel. Ik was bang. In de winkel heb ik nog aan de politie kunnen doorgeven waar de zwerver zich bevond. Toen ik vanuit de winkel zag dat de politie arriveerde ben ik erachter aan gelopen. Ik zag dat de politie de juiste verdachte aanhield.
4.
Het proces-verbaal van aanhouding, p. 15-16, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 23 september 2014 omstreeks 13:20 uur , hielden wij op de locatie Nieuwstraat Zwolle, als verdachte aan: [verdachte] geboren op [geboortedatum] 1980 te [geboorteplaats] in Zaïre. (…)
Ik, verbalisant [verbalisant] liep richting de Nieuwstraat en zag achter het restaurant Pestegasthuis de verdachte staan.
Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat de verdachte een T shirt in vast hield en ik
zag dat hij in zijn rechterhand een zilverkleurig metaalachtig voorwerp vast hield.
Ik, verbalisant [verbalisant], heb de verdachte direct met verbalisant [slachtoffer 4], welke
ondertussen ter plaatse was gekomen voor ondersteuning, kunnen boeien.
Nadat de verdachte geboeid was bleek de verdachte in zijn rechterhand een ijzeren
nagelknipschaar vast te hebben.
Wij, hebben de verdachte medegedeeld dat bij was aangehouden ter zake diefstal met
geweld. Wij, zagen tijdens de aanhouding waar de verdachte stond meerdere afgeknipte prijskaartjes op de grond liggen. Tevens zagen wij, zwarte beveiligings labels liggen op de grond liggen die waren afgeknipt van de kleding die de verdachte bij zich had.
5.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 20-21, inhoudende:
V: Je bent vandaag, dinsdag 22 september 2014, aangehouden voor diefstal met geweld
bij kledingzaak [bedrijf 1] gevestigd aan de [adres 6] te Zwolle. Wat kun je
daar over verklaren?
A: Ik heb wel kleding gestolen, (…)
V: Wat heb je gedaan nadat je de winkel binnen kwam?
A: Ik liep naar binnen en ben naar boven gelopen. Ik ben naar boven gelopen omdat daar mannenkleding lag. Ik zag herenkleding liggen, ik had geen geld om het te kopen. Aangezien mijn eigen kleding smerig was heb ik de kleding gestolen.
V: Welke kledingstukken heb jij gepakt en in je tas gestopt?
(…)
V: Wat heb je gedaan nadat je de kledingstukken in je tas had gestopt?
A: Nadat ik de spullen in mijn tas had gestopt heb ik de winkel verlaten.
V: Heeft er nog iemand in de winkel iets tegen je gezegd?
A: Een vrouw zegt: ”He stoppen”, ik ben niets tegen haar gezegd maar ik ben naar buiten gelopen.
V: Ging het alarm af op het moment dat
A: Ja het alarm ging inderdaad af.
V: Wat heb je gedaan nadat je de winkel had verlaten?
A: Ik liep in een steeg achter de winkel. Ik ben de steeg ingelopen om het alarm van de kleding te verwijderen en de kleding aan te trekken.
V: Met welk voorwerp wilde je het alarm van de kleding verwijderen?
A: Met een nagelknipper.
V: Is er iemand op jou afgelopen op het moment dat je in de steeg was?
A: Er kwamen twee mensen op mij afgelopen, volgens mij werkten zij in de winkel.
V: Had jij de nagelknipper nog in je handen toen de mensen op je af kwamen lopen?
A: Ja volgens mij wel
(…)
V: Wat zei deze persoon tegen jou?
A: Ze zeiden dat ik moest stoppen.
V: Hoe reageerde jij op deze persoon?
A: Ik zei dat ze weg moesten gaan. Ik reageerde enigszins agressief tegen hen. Ik
ben vervolgens naar hen toe gelopen omdat zij niet weg wilden gaan.
V: De persoon die bij jou in de steeg stond betrof een medewerker van de winkel die
achter jou was aangelopen aangezien je winkeldiefstal had gepleegd. Deze persoon
voelde zich door jou verbale en non—verbale gedrag bedreigd. Wat kun jij hierover
verklaren?
A: Ik was inderdaad agressief tegen hem, verbaal dan. En ik ben inderdaad naar hem
toegelopen.
Feit 2
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], p. 30-31, inhoudende:
“Ik ben afdelingsmanager bij [bedrijf 6] supermarkt, gelegen [adres 7] te
Zwolle.
Zondag 10 augustus 2014, omstreeks 19.30 uur, werd in de winkel geroepen door
medewerkster [naam 4]. Zij vertelde mij dat zij lastig was gevallen door een
persoon, deze persoon was handtastelijk geworden bij haar. De persoon zou met zijn
handen over het haar gegaan zijn van [naam 4].
(…)
Ik ben naar de persoon toe gelopen die [naam 4] had lastig gevallen, Ik vroeg aan hem
wat er gebeurd was. Ik zag dat de persoon op mijn vraag niet reageerde, maar ineens
in het Engels tegen mij begon te schreeuwen. Ik zag dat de man grote bloed
doorlopend ogen had en heel erg rook naar alcohol. Ik zag dat de persoon een
geopend blik bier vast hield. Ik vroeg aan de man in de Engelse taal of hij zich
wilde verwijderen vanaf de locatie supermarkt. Ik heb dit verzoek nog niet gedaan
of de man begon heel erg agressief te worden en schreeuwde in de Engels taal liet
volgende naar mij:
Ik will kili you, 1 will put you down”
Ik ben de Engelse taal redelijk machtig en begreep dat hij mij bedreigde met de
dood. Ik werd heel bang en heb gelijk de politie gebeld. De persoon kreeg dat
blijkbaar in de gaten en schreeuwde nogmaals:
“Ik will kill you”
Tijdens het bellen met de politie, zag ik dat de persoon met gebalde vuisten op mij
aankwam lopen. Ik draaide mijn gezicht weg, want ik was bang dat hij mij een stomp
zou geven.
2.
Het proces- verbaal van verhoor van getuige [getuige 1], p. 40, inhoudende:
“Zondag 10 augustus 2014, was ik werkzaam bij [bedrijf 6] supermarkt [adres 7]
te Zwolle. Voor de veiligheid zijn wij voorzien van een portofoon. Die zondag zag
ik dat er problemen waren met een persoon voor de winkel. Via de portofoon hoorde
hoorde ik ook al dat mijn collega [naam 4] problemen had. Ik ben naar buiten gelopen
en zag daar mijn collega [naam 5] staan met een persoon waarvan ik weet dat die
alcoholist is. Ik zie deze persoon namelijk regelmatig lopen in Zwolle en daarbij
heeft hij meestal een blik bier in zijn hand. Buiten bij [naam 5] hoorde ik de
persoon schreeuwen, ik kon letterlijk het volgende horen in de Engelse taal. “ Fuck
de police en i will kill you”of woorden van die strekking.
Ik wist eigenlijk niet precies wat er gebeurd was, maar zag wel dat deze woorden in
de richting van [naam 5] werden geschreeuwd. (…)De persoon die zo schreeuwde zag ik ook met gebalde vuisten in de richting van [naam 5] (…) lopen. Ik zag dat de persoon in zo’n staat
was dat ik bang was dat hij [naam 5] (…) klappen zou gaan geven.
08.770024-15
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL0400-2014082603 Z. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3], p. 21-23, inhoudende:
Ik ben 2 dagen in Zwolle geweest in verband met een conferentie. Ik was daar samen
met mijn moeder, zusje en broertje en een vriendin van mijn moeder heen gegaan. Toen
we op weg naar het hotel liepen zagen we een man. Dit is dezelfde als waarover ik zo
meteen ga vertellen bij de [bedrijf 6]. Deze man pakte de hand van mijn zusje zomaar vast.
Mijn zusje rukte zich los. Mijn moeder zei toen, ‘laat maar’. Het regende op dat
moment hard en we stonden daarom ergens onder een afdak te schuilen. De man ging
vervolgens een stuk verderop staan schuilen onder een afdak. Ik zag toen dat hij
stond te roken en aan het drinken was. Hij zong ook hardop.
De volgende dag was ik samen met mijn vriendin [naam 4] en een aantal anderen in de
[bedrijf 6]. Ik stond op een gegeven samen met mijn vriendin [naam 4] bij de chocolade. Opeens
voelde ik handen op mijn schouders. Ik dacht nog: ‘he, is dat mijn moeder’, want die
legt ook vaak haar handen op haar schouders. Mijn moeder was even daarvoor namelijk
ook in de [bedrijf 6]. Op dat moment keer ik over mijn schouder naar achteren en zag ik een
man. Ik vroeg ‘wie ben je’, omdat ik niet goed kon zien wie hij was. De man droeg een
zonnebril en ik kon zijn ogen niet goed zien. De man deed daarom zijn kin naar zijn
borst en keek over zijn zonnebril heen. Toen zag ik dat het dezelfde man was, als
welke ik de vorige dag had gezien op weg naar het hotel. Op dat moment zag ik dat de
man zijn lippen tuitte en dat hij met zijn hoofd naar mij toe kwam. Ik schrok daar
van en ik ben snel weg gerend en achter een paar chinezen gaan staan die ook op de
conferentie waren. Ik zag dat de man boog en bier pakte en ik hoorde dat hij riep:
‘ik hou ook van Jezus’. Vervolgens liep de man weg. Hij liep de andere kant op als
waar ik stond. Ik was overstuur en ik moest huilen.
(…)
V: Wij hebben een soort verslag gekregen Zwolle over wat er gebeurd zou zijn. Daarin
staat iets over ‘neukbewegingen’ die gemaakt zouden zijn door de man. Wat weet jij
daar van.
A: De beveiliger zei dat. Toen we de beelden gingen bekijken dacht de beveiliger te
zien dat hij neukbewegingen maakte. Hij vroeg aan mij: ‘maakt hij nou
neukbewegingen’. Ik heb daar zelf niets van gemerkt, want de man stond achter mij.
V: Hoe zag de man er uit:
A: Hij droeg een blauw shirt met witte print, een zwarte zonnebril met glimmend glas
en een spijkerbroek. Hij had een erg donkere huidskleur en had korte dreads. Hij was
iets groter dan ik en ik ben ongeveer 165 cm.
V: Wat droeg jij:
A: Ik had mijn turquoise jas om mijn middel. Ik droeg een blauwe broek en zwarte
schoenen van Primark en wat voor shirt weet ik niet meer. Ik had mijn haar stijl
gemaakt.
V: Wanneer is dit precies gebeurd.
A: Op de eerste dag dat wij daar waren is dat voorgevallen met het hand vastpakken
van mijn zusje. Dat was op donderdag 14 augustus.
Op de tweede dag dat wij daar waren is het voorgevallen met mijn bij de [bedrijf 6]. Dat
was op vrijdag [geboortedatum], ergens voor 18.00 uur, want ik weet nog dat ik heb gezegd
dat ik om 18.00 uur terug moest zijn voor bidstond.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen bekijken camerabeelden, p. 29-30, inhoudende:
In het proces verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] 26 juli 1999, wordt aan
aangeefster gevraagd wat zij weet van ‘neukbewegingen’ die de man zou hebben
gemaakt.
Aangeefster verklaarde dat de beveiliger dit gezien zou hebben aan de hand van de
camerabeelden.
Door mij is op woensdag 3 september 2014 tussen 13.00 uur en 16.00 uur, 3
camerabeelden uitgekeken van supermarkt [bedrijf 6], [adres 8] te Zwolle.
De 3 camerabeelden zijn respectievelijk:

1. Bier en snoep (noemend: camera bier en snoep) afb. la t/m lg

2. Kassa overzicht (noemend: camera Kassa) afb. 2a en 2b

3. Poortjes (noemend: Camera Poortjes) afb 3a

Ik zag op het beeldmateriaal (…) het navolgende ter zake dienende:
2014/08/15 17:40:48
Afb. la: vrouw staat bij andere vrouw
Te zien zijn diverse mensen in een gangpad van de winkel. In het beeld zijn onder
andere 2 vrouwen te zien waarbij 1 vrouw met licht/ blond haar, met lichtkleurige
jas aan en een roze kleurige tas aan de rechterzijde draagt. Verder draagt zij een
donkere broek en donkere schoenen. De 2e vrouw heeft een licht getinte huidskleur,
donker/zwart haar, ze draagt een rood en wit kleurige shirt. Om haar middel draagt ze
een kledingstuk, gelijkend op een rokje of op een om haar middel geknoopte jas. Dat
kledingstuk is groen van kleur. Daaronder draagt deze vrouw een donkere broek en
donkere schoenen.
2014/08/15 17:40:52
Afb. 1b: man legt rechterhand op rechterschouder van vrouw en maakt
‘neukbewegingen’ of wat daar op lijkt.
Op beeld verschijnt een man: donker/zwart getint, blauw shirt, licht gekleurde
broek, donkere schoenen met de kleuren wit en grijs, boven de schoenen droeg de man witte sokken. Verder draagt de man een donkere/zwarte tas op de rug.
Deze man legt zijn rechterhand op de rechterschouder van een vrouw terwijl deze vrouw met haar gezicht richting de schappen van de winkel kijkt. (zie afb. la en omschrijving
2e vrouw) . Als de man zijn hand op de schouder van de vrouw legt, kijkt ze eerst om
naar rechts. De man staat met de voorkant van zijn lichaam aan de linkerkant van de vrouw.
Met zijn middel beweegt de man twee keer op en neer tegen het linkerbeen van de vrouw
Hij houdt dan zijn hand op haar rechterschouder. Omdat de man aan de linkerkant van
de vrouw staat, ligt zijn rechterarm over de rug van de vrouw.
2014/08/15 17:40:58
Afb. 1c: man brengt/buigt zijn hoofd richting het hoofd van de vrouw.
Op het beeld is te zien dat de man zijn hoofd naar de vrouw buigt terwijl de vrouw
met de linkerzijde van haar gezicht naar hem toe staat.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 16, inhoudende:
O: Aan verdachte wordt afbeelding 1a getoond.
V: vertel wat je hierop ziet.
A: Dat ben ik. Ik ben in de winkel (…)

8.171869-14

Feit 1
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ZC-2014066679. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte van 8 augustus 2014, p. 5-6, inhoudende:
Op vrijdag 8 augustus 2014, omstreeks 13.17 uur was ik als ambtenaar van politie in
dienst in de binnenstad van Zwolle. Ik deed dienst op een opvallende politiebike en
ik was gekleed in een opvallend uniform van politie. Ik was daarom herkenbaar als
ambtenaar van politie.
Op de Jufferenwal zag ik dat de mij ambtshalve bekende [verdachte] een geopend
blik bier in zijn hand had.
Ik wilde voor liet bovengenoemde feit een kennisgeving van bekeuring uitschrijven.
Ik riep luid en duidelijk dat [verdachte] stil moest blijven staan. Ik zag dat
[verdachte] niet reageerde. Ik zag dat hij met het geopende blik bier aan de mond
weg liep de Jufferenwal op. Ik verbalisant [slachtoffer 4], fietste naast [verdachte] en vorderde
nogmaals duidelijk dat hij stil moest blijven staan.
Ik zag dat [verdachte] stil bleef staan en ineens begon te schreeuwen in de
richting van mij verbalisant [slachtoffer 4]. Ik zag dat [verdachte], het geopende blik bier van
zich af gooide. Ik verbalisant [slachtoffer 4] zag dat het blik bier op de straat spatte in
de nabijheid van mij. Ik zag dat liet alcohol uit het blik bier spatte.
Na het gooien van het blik bier, vorderde ik [verdachte] nogmaals dat bij stil
moest blijven staan. Ik zag dat [verdachte] zich omdraaide en ik hoorde dat hij
luid en duidelijk ter overstaan van het publiek op de Jufferenwal het volgende in
mijn richting schreeuwde:
Ik zal je dood schieten, ik zal je vermoorden” of woorden van die strekking.
Ik verbalisant [slachtoffer 4], zag hierbij dat [verdachte] met zijn rechterhand een vorm maakte
van een pistool, twee vingers voor uitstekend en daarbij luid en duidelijk riep:
Ik schiet je dood, ik zal je vermoorden” of woorden van die strekking.
Ik had echt het idee dat [verdachte] zijn bedreigingen waar zou maken als hij de
kans kreeg. Ik denk dat als hij op dat moment een vuurwapen had gehad dat hij mij
dan ook daadwerkelijk had kunnen en willen vermoorden. Ik voelde mij daarom ook
echt bedreigd.
Feit 2
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ZC-2013101915. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aanhouding van aangifte van [naam 6], p. 7-8, inhoudende:
Ik ben werkzaam bij het snackketen [bedrijf 2], gelegen aan de [adres 1] in Zwolle.
Als zodanig stond ik op maandag 2 december 2013, omstreeks 20.05 in de [bedrijf 2] mijn
werkzaamheden te verrichten.
In de [bedrijf 2] bevond zich a1 een poos een man, waarvan ik de indruk had dat deze man
onder invloed van iets was.
Op enig moment zag ik dat de man een sigaret wilde aansteken, waarop ik hem
verzocht om het pand te verlaten.
Ik verzocht hem vervolgens nog tweemaal het pand te verlaten en probeerde hem
hierbij naar buiten te geleidden. Echter merkte ik dat de man niet mee wilde werken en in het pand bleef staan.
Ik hoorde de man vervolgens zeggen:. “Je moe uitkijken; anders zal ik je slaan.”
Ik voelde mij hierdoor ernstig bedreigd en begaf mij vervolgens naar achter de toonbank. Ik vertelde de man dat ik de politie zou gaan bellen, indien hij het pand niet onmiddellijk zo verlaten.
Ik zag dat de man vervolgens naar de vitrinekast liep die op de toonbank staat. In deze vitrinekast liggen kippenboutjes die hij wilde pakken. Ik zag dat hij vervolgens krachtig met zijn rechtervuist tegen de vitrinekast aansloeg en zag dat hierdoor glas brak.
Na een korte tijd zag ik dat de politie arriveerde. Zij hebben de man vervolgens meegenomen naar het politiebureau.
2.
Het proces-verbaal van aanhouding van verdachte, p. 9-10, inhoudende:
Ik, verbalisant [verbalisant], was op maandag 2 december 2013, belast met de
noodhulpsurveillance in Zwolle. Omstreeks 20.10 uur werd mij door een centralist -
van de regionale meldkamer verzocht om mij te begeven naar het snackketen [bedrijf 2],
gelegen aan de [adres 1] in Zwolle. Aldaar zou in het pand een lastige klant zijn die het pand niet wenste te verlaten.
Toen ik korte tijd later ter plaatse kwam, zag ik de mij ambtshalve bekende [verdachte]
in de [bedrijf 2] staan.
Voornoemd persoon is mij bekend, doordat hij bekend staat als een alcoholist en hij
vaker voor overlast zorgt.
Ik sommeerde [verdachte] dat hij moest blijven staan en zag toen dat hij onvast ter been
was. Toen ik dichterbij hem kwam te staan, zag ik dat hij bloed doorlopen ogen had;
hoorde ik dat hij sprak net een dubbele tong en dat hij riekte naar het inwendige
gebruik van alcoholische drank.
Ik hoorde de ‘medewerker van de [bedrijf 2] vervolgens, zeggen dat, deze man, hiermee wijzend
naar [verdachte], zojuist lastig was geweest en dat hij een vitrinekast vernield had.
Hij liet mij vervo1ens een vitrinekast —met daarin kippenbouten— zien die op de
toonbank in de winkel stond. Ik zag dat er een hoek was afgebroken van de zijkant.
Ik hoorde de medewerker vervolgens zeggen dat hij aangifte wenste te doen.
Daarop heb ik [verdachte] aangehouden op verdenking van vernieling en openbare
dronkenschap.
Feit 3
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ZC-2014005073. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- Het proces-verbaal van aangifte van [naam 7] d.d. 17 januari 2014, p. 7-8;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 18 januari 2014, p. 16.
Feit 4
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ZC-2014021234. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Nu verdachte zowel bij de politie als ter terechtzitting het ten laste gelegde feit heeft bekend, volstaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering, met een opgave van de bewijsmiddelen.
Voor het bewijs verwijst de rechtbank naar:
- Het proces-verbaal van aangifte van [naam 8] d.d. 11 maart 2014, p. 1-3 inclusief een kopie van de winkelontzegging op p. 9;
- Het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 11 maart 2014, p. 5-6.
Feit 5 subsidiair
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04ZC-2014002106. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5], p. 6-7, inoudende:
Op dinsdag 7 januari 2014, omstreeks 15.00 uur, was ik werkzaam in de Tweewieler
Specialist [slachtoffer 5], gevestigd aan het [adres 9] te Zwolle. Achter de zaak
is het winkelcentrum Diezerpoort gevestigd aan het Kleine Grachtje te Zwolle.
Vervolgens zag ik aan de achterkant van de zaak Het Kleine Grachtje Zwolle, dat
mijn moeder [naam 9], problemen had met de zwerver (…) Deze zwerver had achter de zaak staan urineren, de plek was nog nat van de pies.
Vervolgens zag ik dat deze zwerver een geopend bruin flesje bier in zijn linkerhand
had.
Mijn moeder sprak deze zwerver aan op zijn gedrag, dat dit al de zoveelste keer was
dat hij daar stond te plassen.
Ik hoorde dat mijn moeder tegen deze zwerver riep: “weg wezen hier, das de
zoveelste keer, althans soort gelijke woorden”.
Hierop begon de zwerver te schreeuwen in een onverstaanbare buitenlandse taal.
Op dat moment had ik mij nog nergens mee bemoeid.
Ik bleef erbij staan uit bescherming van mijn moeder.
Vervolgens ben ik naar de zwerver toegelopen toen de afstand binnen 1 meter was, gooide deze zwerver dit geopende flesje plotseling hard naar mij toe.
(…)
Ik werd niet door het flesje bier geraakt, dit flesje viel namelijk kapot (…) neer.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2], p. 3-4, inhoudende:
“Ik ben medewerkster bij [slachtoffer 5] fietsenhandel gelegen aan de [adres 9] te
Zwolle.
Ik denk dat het omstreeks 15.00 uur, was dat ik de winkel uit liep naar de
garagedeur van onze winkel. Ik zag tegen de garagedeur een persoon staan die ik
herkende als alcoholist en overlast veroorzaker in liet winkelcentrum Klein Grachtje
waarin onze winkel is gelegen.
Ik zag dat de persoon aan het urineren was tegen de garagedeur en dat hij ook nog
een fles bier in zijn hand vast hield. De overlast veroorzakers in het
winkelcentrum gebruiken regelmatig onze garagedeur om tegen aan de plassen. Toen ik
deze persoon dan zag staan werd ik boos en riep dan ook naar de man” ho wegwezen
hier” of woorden van die strekking.
Ik zag dat de persoon onvast ter been was en bloed doorlopen ogen had, ik wist
zeker dat de persoon onder invloed was van alcohol.
Ik zag dat hij wel reageerde op mijn woorden en al scheldend weg liep, ik zag dat
mijn zoon [naam 10] ook naar buiten was gekomen en ons in de gaten hield. Ik zag dat
de persoon rechtstreeks naar [naam 10] toe liep en dat hij daarbij de fles bier in de
richting van [naam 10] gooide. (…) ik zag dat de flesbier helemaal uit elkaar spatte en dat bier spetters en glasscherven rond [naam 10] lagen.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 18-19, inhoudende:
V. Kun jij je nog herinneren, dat je ergens hebt staan plassen en waarom je dat
daar deed?
A. Ja.
V. Waar plaste je?
A. Achter een kleine bus op de grond. Het is een smal plekje, waar niemand je ken
zien. Ik plaste op de stenen van de straat.
V. Wat gebeurde er toen?
A. Een man liep daar, hij loopt daar altijd. Ik ken hem van gezicht.
(…)
V. Wat gebeurde er toen?
A Hij zei me om weg te gaan. Ik liep weg. (…)
V. Wat deed je toen?
A. Ik zei; ”ga weg” en ik gooide toen de fles bier hard op de grond.
V. Waarom deed je dat.
a Ik wilde vechten met mijn handen, niet met een fles bier.
V. Toen je de bierfles gooide, waar stond die man toen?
A. Ongeveer 1 1/2 meter voor hem. Hij vroeg mijn naam en ik zei Morgen.
V. Waarom gooide je met het flesje bier naar de man?
A. Ik mag hem niet en ik was boos.
V. Waar wilde je de man raken met de fles?
A. Nee, ik gooide hem op de grond tussen mij en de man. De fles was helemaal kapot.
Ik deed het expres want ik wilde niet met hem praten.
(…)
A Ik kon hem raken maar ik gooide op de grond.