ECLI:NL:RBOVE:2015:2674

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
ak_14_3209
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van openbaarmaking van instemmingsverklaringen in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) met betrekking tot gemeenteraadsverkiezingen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een geschil tussen de burgemeester van Hengelo en een eiser die op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) informatie had verzocht over instemmingsverklaringen van kandidaten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014. Het college van burgemeester en wethouders van Hengelo had het verzoek om informatie afgewezen, wat door de eiser werd bestreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een bevoegdheidsgebrek, aangezien de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan was en niet het college. De rechtbank heeft dit gebrek gepasseerd, omdat de eiser niet benadeeld was door deze procedurele fout.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de eiser recht had op openbaarmaking van de namen van de deelnemende partijen en de kandidaten, evenals hun woonplaatsen en de volgorde op de kandidatenlijst. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de burgemeester om deze informatie te verstrekken niet gerechtvaardigd was, omdat de informatie niet onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer viel. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat de gevraagde informatie openbaar gemaakt moest worden.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de privacybelangen van de kandidaten zwaarder wogen dan de belangen van openbaarmaking met betrekking tot andere gegevens, zoals burgerservicenummers en handtekeningen. De rechtbank heeft de eiser in het gelijk gesteld voor wat betreft de openbaarmaking van de kandidatenlijsten en heeft de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/3209

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser]te Hengelo, eiser,
gemachtigde: mr. H. van Drunen,
en

de burgemeester van Hengelo, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 mei 2014 (het primaire besluit) heeft het college van burgemeester en wethouders van Hengelo eisers verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) afgewezen.
Bij besluit van 11 november 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en het primaire besluit, onder aanvulling van de motivering, gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 maart 2015.
Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door S. van Dijk, tevens gemachtigde van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo.
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst, om verweerder in de gelegenheid te stellen een bevoegdheidsgebrek te herstellen. Bij brief van 26 maart 2015 heeft verweerder de rechtbank meegedeeld het bestreden besluit te bekrachtigen en voor zijn rekening te nemen.
Partijen hebben toestemming gegeven de zaak zonder nadere zitting af te doen.
Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.1
Eiser stelt dat het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) zich ten onrechte bevoegd heeft geacht om zowel het primaire als het bestreden besluit te nemen. Niet het college maar verweerder is het bevoegde bestuursorgaan, aldus eiser.
1.2
Het college van burgemeester en wethouders heeft in zijn verweerschrift erkend dat niet het college maar de burgemeester het bevoegde bestuursorgaan is. Verweerder zal de besluitvorming van het college voor zijn rekening genomen, zo is ter zitting desgevraagd bevestigd. De rechtbank onderschrijft het door partijen gedeelde standpunt dat er sprake is van een bevoegdheidsgebrek. Nu evenwel aannemelijk is dat belanghebbenden (in casu eiser) niet door dit gebrek zijn benadeeld, bestaat aanleiding dit gebrek te passeren met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat verweerder het bestreden besluit bij brief van 26 maart 2015 voor zijn rekening heeft genomen en instemt met de inhoud ervan.
In deze uitspraak wordt verder de besluitvorming geduid als zijnde genomen door verweerder.
2.1
Bij brief van 23 april 2014 heeft eiser de gemeente Hengelo, Bureau Verkiezingen gevraagd om afschriften van alle instemmingsverklaringen (model H9), met daarop namen, geboortedata en woonplaats (en eventuele adressen), van alle kandidaten van alle politieke partijen die mee hebben gedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 in de gemeente Hengelo.
2.2
De rechtbank stelt vast dat het verzoek van eiser met name ziet op de namen van deelnemende partijen, de namen van de kandidaten en de volgorde op de kandidatenlijst, hun woonplaatsen, geboortedata, burgerservicenummer (hierna: BSN) en handtekening. Daarnaast is het voor eiser van belang om vast te kunnen stellen of betrokkenen daadwerkelijk een instemmingsverklaring hebben afgelegd.
Ter zitting heeft eiser aangegeven dat het hem niet te doen is om de adressen van de kandidaten.
3. Bij besluit van 13 mei 2014 heeft verweerder meegedeeld dat niet aan eisers verzoek kan worden voldaan omdat de instemmingsverklaringen, tegelijkertijd met de kandidatenlijsten, zijn vernietigd op het moment dat onherroepelijk is beslist over de kandidatenlijsten. Dit is conform de regeling in de Kieswet voor de vernietiging van kandidatenlijsten en eventuele ondersteuningsverklaringen. Vernietiging van de instemmingsverklaringen is niet bij wet geregeld, waarschijnlijk heeft de wetgever dat, volgens verweerder, niet nodig geacht omdat de instemmingsverklaringen niet openbaar zijn op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de weigering onder aanvulling van de motivering gehandhaafd. Volgens verweerder is de vraag of de instemmingsverklaringen terecht zijn vernietigd irrelevant omdat verstrekking van de gevraagde gegevens, met name de persoonsgegevens en BSN van de kandidaten, deels geweigerd dient te worden op grond van artikel 10, tweede lid, onder e, van de Wob. Voor zover het verzoek ziet op informatie die geen betrekking heeft op de persoonlijke levenssfeer stelt verweerder dat verstrekking daarvan achterwege kan blijven op grond van artikel 7, tweede lid, onder b, van de Wob. Het gaat om gegevens die reeds openbaar zijn gemaakt. Deze informatie is opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau en in een openbare kennisgeving hierover. Deze stukken zijn tevens gepubliceerd op internet.
4. Eiser stelt verder dat een proces-verbaal van vernietiging van de kandidatenlijsten ontbreekt en dat eventuele vernietiging van deze stukken ten onrechte is geschied, omdat instemmingsverklaringen noodzakelijk zijn in het kader van het benoemingsproces, maar ook bij tussentijdse benoemingen bij het opstappen van een raadslid. Omdat de documenten nog bij verweerder hadden dienen te berusten, is verweerder gehouden al het mogelijke te doen om de gevraagde informatie te achterhalen en alsnog openbaar te maken.
Deze informatie is volgens eiser niet volledig opgenomen in het proces-verbaal van de zitting van het centraal stembureau en de kennisgeving daarover. Het enige stuk dat op de internetsite van de gemeente staat is het proces-verbaal van de uitslag van de verkiezingen en daarin staan alleen de namen van deelnemende partijen en de namen van de kandidaten vermeld, aldus eiser.
5. Artikel 3, eerste lid, van de Wob bepaalt dat een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid kan richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Ingevolge artikel 10 tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
6.1
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) eerder heeft overwogen (onder meer de uitspraak van 12 november 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4095) is het, wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, in beginsel aan degene die om informatie verzoekt om aannemelijk te maken dat, in tegenstelling tot de uitkomsten van het onderzoek door het bestuursorgaan, een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust.
6.2
Het in dit verband door verweerder in het primaire besluit gestelde, zoals weergegeven onder 3, komt de rechtbank niet ongeloofwaardig voor. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de betreffende instemmingsverklaringen desondanks toch onder verweerder berusten. Aan eisers verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Kieswet (Tweede Kamer, 33.268, nr.3) komt in dit verband ook niet de betekenis toe die eiser daaraan gehecht wil zien, nu daarin slechts aangegeven staat dat instemmingsverklaringen noodzakelijk zijn in het kader van het benoemingsproces en daarom niet zullen worden vernietigd. Hieruit kan immers niet worden afgeleid dat ook na de benoeming van de gemeenteraadsleden de instemmingsverklaringen bewaard zullen blijven in verband met eventuele tussentijdse benoemingen en evenmin dat in het onderhavige geval de instemmingsverklaringen ook feitelijk bewaard zijn gebleven.
6.3
Hieruit volgt, dat de instemmingsverklaringen in documentvorm feitelijk niet meer beschikbaar zijn en dat verweerder de daarin weergegeven informatie niet meer kan verstrekken op de wijze zoals eiser dat heeft verzocht, namelijk door toezending van afschriften.
6.4
Dit laat echter onverlet, dat verweerder gehouden is om de gevraagde informatie op andere wijze te verstrekken, tenzij dat in die vorm redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
6.5
Verweerder heeft in dit verband in geding gebracht het proces-verbaal van het onderzoek naar de kandidatenlijsten en de kandidatenlijsten van verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Hengelo voor de op 19 maart 2014 te houden verkiezing. Hieruit blijkt de samenstelling van de kandidatenlijsten, de namen van de deelnemende partijen, de namen van de kandidaten, hun woonplaatsen, en de volgorde op de kandidatenlijsten.
6.6
Hieruit blijkt dat verweerder in ieder geval een deel van de gevraagde informatie uit andere documenten kon reconstrueren.
6.7
De rechtbank stelt echter vast dat verweerder deze informatie, genoemd onder 6.5, niet openbaar heeft gemaakt in de zin van de Wob. Het feit dat de betreffende informatie tijdens de verkiezingsperiode ter inzage heeft gelegen op grond van de Kieswet, betekent niet dat de informatie openbaar is in de zin van de Wob. De rechtbank verwijst in dit verband naar vaste jurisprudentie van de Afdeling (waaronder de uitspraak van 11 april 2012 :ECLI:NL:RVS:2012:BW1571). Niet gebleken is dat de informatie na de verkiezingsperiode voor een ieder toegankelijk was. Ook het feit dat verweerder de betreffende informatie in het kader van onderhavige procedure heeft overgelegd, maakt niet dat sprake is van openbaarmaking in de zin van de Wob.
6.8
Het beroep is in zoverre gegrond.
6.9
Voor wat betreft de door eiser gevraagde openbaarmaking van de geboortedata van de kandidaten geldt, dat uit de onderliggende stukken blijkt dat de geboortedatum van de kandidaat geen onderdeel uitmaakt van de door de kandidaat in te vullen instemmingsverklaring (model H9). Omdat het Wob-verzoek, blijkens de bewoordingen daarvan, ziet op openbaarmaking van de betreffende instemmingsverklaringen, en de geboortedatum van de kandidaat daarvan geen onderdeel uitmaakt, treft eisers beroepsgrond, dat de geboortedata ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt, geen doel.
6.1
Het beroep is in zoverre ongegrond.
6.11
Voor wat betreft de geweigerde openbaarmaking van het BSN en de handtekening van de kandidaten is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid de privacybelangen van de kandidaten heeft kunnen laten prevaleren boven die van openbaarmaking daarvan.
6.12
Het beroep is in zoverre ongegrond.
7. Voor zover het beroep gegrond is, zal de rechtbank het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak voorzien. In dat kader zal de rechtbank het bezwaar van eiser gegrond verklaren, het primaire besluit herroepen en een nieuw primair besluit nemen, inhoudende dat het proces-verbaal van het onderzoek naar de kandidatenlijsten en de kandidatenlijsten van verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Hengelo voor de op 19 maart 2014 te houden verkiezing, openbaar worden gemaakt.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1960, - (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 490, - en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond, voor zover dat ziet op het niet openbaar maken van de namen van deelnemende partijen en de namen, woonplaatsen en volgorde op de kandidatenlijst van de kandidaten die mee hebben gedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart 2014 in de gemeente Hengelo;
  • vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • herroept het primaire besluit en bepaalt, dat het proces-verbaal van het onderzoek naar de kandidatenlijsten en de kandidatenlijsten van verkiezing van de leden van de gemeenteraad van Hengelo voor de op 19 maart 2014 te houden verkiezingen, openbaar worden gemaakt;
  • verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 165. – aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 1960, -.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Landstra, als griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.