ECLI:NL:RBOVE:2015:2656

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
2 juni 2015
Publicatiedatum
2 juni 2015
Zaaknummer
08/950033-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en diefstal door financieel controller met gebruik van verduisterde creditcard

Op 2 juni 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 54-jarige man uit Sibculo, die als financieel controller werkzaam was bij een bedrijf. De man werd beschuldigd van verduistering en diefstal, waarbij hij een creditcard van zijn voormalige werkgever had verduisterd en daarmee in totaal € 8850,- had opgenomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk een creditcard ten name van een ander had verduisterd en dat hij in de periode van 4 juli 2012 tot en met 29 november 2012 meerdere geldbedragen had opgenomen bij verschillende banken. De verdachte heeft tijdens de zittingen bekend dat hij enkele geldopnames had verricht, maar ontkende andere. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 120 uur en een schadevergoeding van € 8917,50 aan de benadeelde partij. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar voor de bewezen feiten, maar sprak hem vrij van een derde tenlastegelegde feit, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die geen eerdere strafbare feiten had gepleegd en inmiddels een parttime baan had.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/950033-13 (P)
Datum vonnis: 2 juni 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1960 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 september 2014, 9 maart 2015 en 19 mei 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. van Nes en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging - zoals ter terechtzitting volgens het bepaalde in artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering gewijzigd - aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 mei 2012 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, opzettelijk een creditcard ten name van [slachtoffer 1], in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als financieel controller van de firma [bedrijf], in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juli 2012 t/m 29 november 2012 te Drachten, gemeente Smallingerland en/of te Nieuwleusen en/of te Heerenveen en/of te Almelo en/of te Koekange en/of te De Wijk, althans in meerdere plaatsen in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal geldbedragen, te weten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Drachten
-op 18-7-2012 een geldbedrag van 500,-- bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 25-7-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 2-8-2-12 een geldbedrag van 500,-- euro bij de Friesland Bank te Heerenveen
-op 6-9-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ING te Almelo
-op 14-9-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Koekange
-op 25-9-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 28-9-2-12 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te De Wijk
-op 12-10- 2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 16-10-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 24-10-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 6-11-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 20-11-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 29-11-2012 een geldbedrag van 600,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
(totaal belopende een bedrag van 8.850,-- euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel (te weten dat verdachte dat/die geldbedrag(en) heeft opgenomen/gepind bij (diverse) geldautoma(a)t(en) met een door hem verduisterde creditcard van de firma [bedrijf]);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 augustus 2010 t/m 31 mei 2012 te Nieuwleusen, gemeente Dalf een, (telkens) opzettelijk een aantal geldbedragen (totaal belopende een bedrag van (18.675,57 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als financieel controller van de firma [bedrijf], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 4 juli 2012 t/m 29 november 2012 te Dracliten, gemeente Smallingerland en/of te De Wijk en/of te Meppel, althans in meerdere plaatsen in Nederland, (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een aantal geldbedragen, te weten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 1.410,-- euro bij de Friesland Bank te Drachten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 1.000,-- euro bij de Friesland Bank te Drachten
-op 20-12-2012 een geldbedrag van 650,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 150,-- euro bij de ABN AMRO te Meppel
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 250,-- euro bij de ING te Meppel
(totaal belopende een bedrag van 3.960 euro), in elk geval enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en die/dat weg te nemen geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een creditcard van de firma [bedrijf] heeft verduisterd en/of (telkens) met deze creditcard naar een geldautomaat is gegaan en heeft gepind, althans heeft geprobeerd te pinnen/geld op te nemen bij een aantal geldautomaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 alif/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken dan wel op de inhoud van de bewijsmiddelen zoals die in de voetnoten zijn genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 ten laste gelegde. De officier van justitie heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde gevorderd dat verdachte daarvan wordt vrijgesproken omdat dit feit niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte voor het onder 1 en van het onder 2 en 4 ten laste gelegde - voor zover verdachte de afzonderlijke (pogingen tot) geldopnames heeft bekend- kan worden veroordeeld en dat hij van het onder 3 ten laste gelegde en het onder 2 en 4 ten laste gelegde - voor zover verdachte de afzonderlijke (pogingen tot) geldopnames heeft ontkend- dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - onder meer aangevoerd:
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend de geldopnames zoals ten laste gelegd onder 2, gedachtestreepje 1 tot en met 3 en 9 tot en met 14, te hebben verricht. Het totaal van de geslaagde geldopnames komt daarmee op een bedrag van € 5600,-. Verdachte heeft verder wat betreft het onder 4 ten laste gelegde bekend de pogingen tot het opnemen van geld, gedachtestreepje 1, 2, 5 en 6, te hebben gedaan. De overige ten laste gelegde geldopnames dan wel de pogingen daartoe heeft verdachte ontkend of kan verdachte zich niet meer herinneren. Niet uit te sluiten is dat er een tweede bankpas op naam van [slachtoffer 1] in omloop is geweest waarmee door een ander dan verdachte is gepind. Steunbewijs waaruit blijkt dat het daadwerkelijk verdachte is geweest die laatstbedoelde geldopnames of de pogingen daartoe heeft verricht, is niet voorhanden.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat wat betreft het onder feit 1 alsmede feit 2, gedachtestreepje 1 tot en met 3 en 9 tot en met 14, alsmede feit 4, gedachtestreepje 1, 2, 5 en 6, ten laste gelegde sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid:
- Aangifte [naam] [2] ;
- Overzicht van Equens van opnamelocaties en bedragen [3] ;
- Analyse van historische telefoongegevens [4] ;
- Verklaring van verdachte [5]
Wat betreft het onder 2, gedachtestreepje 4 tot en met 8, en 4, gedachtestreepje 3 en 4, ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte heeft ten aanzien van deze geldopnames, dan wel de pogingen daartoe, verklaard dat hij deze niet heeft verricht dan wel dat hij zich niet meer kan herinneren dat hij deze opnames heeft verricht. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij met de verduisterde creditcard tot een bedrag van € 4000,- à € 4500,- heeft willen opnemen omdat hij dat bedrag nog van zijn voormalige werkgever, de heer Staal, tegoed meende te hebben. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij om die reden niet het totale bedrag van € 8850,- heeft opgenomen omdat hij reeds was gestopt met pinnen op het moment dat hij (ongeveer) het tegoed van
€ 4000,- à € 4500,- had opgenomen.
Vaststaat dat verdachte de creditcard op naam van [slachtoffer 1] ten tijde van de ten laste gelegde geldopnames, dan wel pogingen daartoe, onder zich heeft gehad en dat hij deze creditcard niet aan een ander heeft uitgeleend. De verklaring van verdachte ter zitting dat er naast deze creditcard nog een tweede bankpas op naam van [slachtoffer 1] in omloop is geweest waarmee mogelijk door een ander dan verdachte van hetzelfde rekeningnummer geld zou zijn opgenomen, acht de rechtbank niet geloofwaardig. Reden daarvoor is dat verdachte pas op de zitting voor het eerst met deze verklaring is gekomen, terwijl hij dit tijdens de verhoren bij de politie niet zo expliciet als nu naar voren heeft gebracht; enkel is het bestaan van een mogelijke tweede pas door verdachte geopperd. De verklaring van verdachte over het mogelijke gebruik van een tweede bankpas door een ander is verder ook niet door verdachte onderbouwd en wordt evenmin door de stukken gesteund.
Verder is de verklaring van verdachte dat hij is gestopt met pinnen op het moment dat hij het ‘tegoed’ van € 4000,- à € 4500,- had opgenomen niet aannemelijk geworden. De pintransacties die verdachte heeft bekend, bedragen in totaal al € 5600,-. Daarbij is verdachte tijdens het verhoor bij de politie, pagina 66 en pagina 73, meermalen voorgehouden dat in totaal een bedrag van € 8850,- was gepind. Verdachte heeft de hoogte van dit bedrag toen telkens niet betwist. Hij heeft daarentegen, nadat hem dit bedrag was voorgehouden, verklaard dat hij tijdens de laatste pogingen tot pinnen op 21 december 2012 heeft gedacht: “Het is goed zo” en dat hij het bedrag van € 8850,- in stukjes bij beetjes terug zou gaan betalen. Verder heeft verdachte bekend dat hij tot zes keer toe geld heeft opgenomen bij de pinautomaat in De Wijk, terwijl de onder feit 2, gedachtestreepje 8, en feit 4, gedachtestreepje 2 en 3, gedane geldopnames of pogingen daartoe, eveneens in De Wijk hebben plaatsgevonden. De lezing dat een willekeurig andere persoon dan verdachte eveneens bij diezelfde pinautomaat in De Wijk in dezelfde periode van hetzelfde rekeningnummer geld heeft gepind of heeft geprobeerd te pinnen, acht de rechtbank onwaarschijnlijk. De rechtbank acht op grond van de genoemde bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang bezien- wettig en overtuigend bewezen dat het verdachte is geweest die met de verduisterde creditcard de bedoelde geldopnames, of de pogingen daartoe, heeft verricht.
Net als de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het onder 3 ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken.
4.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 31 mei 2012 te Nieuwleusen, gemeente Dalfsen, opzettelijk een creditcard ten name van [slachtoffer 1], die toebehoorde aan een ander dan aan verdachte, en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als financieel controller van de firma [bedrijf], onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij op tijdstippen in de periode van 4 juli 2012 t/m 29 november 2012 te Drachten, gemeente Smallingerland, en te Nieuwleusen en te Heerenveen en te Almelo en te Koekange en te De Wijk, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een aantal geldbedragen, te weten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Drachten
-op 18-7-2012 een geldbedrag van 500,-- bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 25-7-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 2-8-12 een geldbedrag van 500,-- euro bij de Friesland Bank te Heerenveen
-op 6-9-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ING te Almelo
-op 14-9-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Koekange
-op 25-9-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te Nieuwleusen
-op 28-9-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de Rabobank te De Wijk
-op 12-10- 012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 16-10-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 24-10-2012 een geldbedrag van 750,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 6-11-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 20-11-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 29-11-2012 een geldbedrag van 600,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
totaal belopende een bedrag van 8.850,-- euro, toebehorende aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], waarbij verdachte de weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van een valse sleutel, te weten dat verdachte die geldbedragen heeft opgenomen/gepind bij diverse geldautomaten met een door hem verduisterde creditcard van de firma [bedrijf];
4.
hij op tijdstippen in de periode van 4 juli 2012 t/m 29 november 2012 te Drachten, gemeente Smallingerland en te De Wijk en te Meppel, telkens ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een aantal geldbedragen, te weten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 1.410,-- euro bij de Friesland Bank te Drachten
-op 4-7-2012 een geldbedrag van 1.000,-- euro bij de Friesland Bank te Drachten
-op 20-12-2012 een geldbedrag van 650,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 500,-- euro bij de ABN AMRO te De Wijk
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 150,-- euro bij de ABN AMRO te Meppel
-op 21-12-2012 een geldbedrag van 250,-- euro bij de ING te Meppel
totaal belopende een bedrag van 3.960 euro, toebehorende aan de firma [bedrijf] en/of [slachtoffer 2], en die weg te nemen geldbedragen onder zijn bereik te brengen door
middel van een valse sleutel, een creditcard van de firma [bedrijf] heeft verduisterd en telkens met deze creditcard naar een geldautomaat is gegaan en heeft geprobeerd te pinnen/geld op te nemen bij een aantal geldautomaten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310, 311, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
Het misdrijf:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Feit 2
Het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Feit 4
Het misdrijf: poging tot diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen, zal worden opgelegd.
Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ([bedrijf] BV) heeft de officier van justitie gevorderd dat:
- een bedrag van € 8850,-, betreffende de post creditcardfraude, en een bedrag van
€ 67,50, betreffende de post bankkosten, zullen worden toegewezen;
- de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk wordt verklaard.
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat de feiten inmiddels dateren van drie jaar geleden en dat de feiten 1, 2 en 4 uit hetzelfde feitencomplex voortvloeien. Wat betreft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft de verdediging ingestemd met wat de officier van justitie heeft gevorderd.
7.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft nadat hij in zijn functie als financieel controller voor het bedrijf [bedrijf] ontslag had genomen, een creditcard van het bedrijf verduisterd. Vervolgens heeft hij in een periode van ongeveer een half jaar met gebruik van deze creditcard meerdere geldbedragen opgenomen van in totaal € 8850,-. Verdachte is pas met het misbruik van de creditcard gestopt op het moment dat deze was geblokkeerd. Verdachte heeft zelf als reden voor het wegnemen van het geld gegeven dat hij nog geld van zijn voormalige werkgever tegoed had, maar dat hij vanwege een verstoorde relatie tussen hen bang was dat hij dit geld niet uitbetaald zou krijgen. Verdachte heeft door dit handelen het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en heeft alleen aan zijn eigen geldelijk gewin gedacht.
Verdachte is blijkens het uittreksel uit zijn justitiële documentatie niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Verdachte is erg geschrokken van de justitiële consequenties van zijn gedrag en heeft achteraf ook spijt van de feiten. Verdachte heeft thans een parttime baan als logistiek medewerker bij een retailbedrijf. Verdachte heeft naar eigen zeggen bewust ander werk gezocht waarbij hij zich niet meer met financiële zaken bezig hoeft te houden. Reclassering Nederland heeft blijkens het rapport van 11 september 2014 de kans op recidive als laag ingeschat. Geadviseerd wordt verdachte een werkstraf op te leggen. Verdachte heeft aangegeven liever een geldboete te betalen.
Rekening houdend met de ernst van het feit, het advies van de reclassering, de omstandigheid dat de feiten zich lange tijd geleden hebben afgespeeld, de feiten uit hetzelfde feitencomplex voortvloeien en het feit dat verdachte first offender is, acht de rechtbank de gevorderde werkstraf passend. Het opleggen van een voorwaardelijke straf acht de rechtbank niet van toegevoegde waarde. Het recidiverisico wordt als laag ingeschat en verdachte houdt zich in zijn werk niet meer met financiële zaken bezig waardoor hij in die zin niet wordt getriggerd feiten als de onderhavige te plegen.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2] ([bedrijf] BV), wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 46.141,65.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij tot een bedrag van
€ 8850,- aan geldopnames en een bedrag van € 67,50 aan bankkosten. De rechtbank zal dit deel van de vordering, dat niet door de verdediging is betwist, toewijzen.
De schade die is gevorderd als een gevolg van het onder 3 ten laste gelegde feit kan niet worden toegewezen. Aangezien verdachte van dit feit is vrijgesproken is er geen sprake van rechtstreekse schade dat is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij wat betreft deze gevorderde schade en de overige gevorderde schade, voor zover die niet hiervoor is toegewezen, niet ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 2 bewezenverklaarde feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22b, 22c en 57 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de genoemde strafbare feiten oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2], wonende te [adres], voor een deel van € 37.224,15 niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 2 juni 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van Regiopolitie IJsselland, onder dossiernummer PL04DO-2014001187, opgemaakt op (d.d.) 12 januari 2014.
2.Processen-verbaal van aangifte van [naam], pagina 20 tot en met 25.
3.Overzicht van Equens van opnamelocaties en bedragen, pagina 47.
4.Analyse van historische gegevens mobiele telefoon verdachte, pagina 55.
5.Processen-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 63 t/m 67 en 70 t/m 75. De door verdachte ter terechtzitting van 19 mei 2015 afgelegde bekennende verklaring.