Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
de Raad voor de Kinderbescherming,
Het procesverloop
de heer [E] namens de Raad, mevrouw [F] namens Jeugdbescherming Overijssel en beide pleegvaders. De standpunten zijn toegelicht.
De vaststaande feiten
Uit dit huwelijk zijn geboren:
De vader oefent het gezag over zijn kinderen alleen uit.
De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing
Hij stelt voor om zijn zus, mevrouw [Z], te benoemen tot voogdes over de kinderen indien toch tot ontzetting wordt besloten.
Door de maatregel van ontzetting kan een einde worden gemaakt aan het ouderlijk gezag als sprake is van moedwillig plichtsverzuim of onwaardigheid de taak als opvoeder te vervullen. Als - niet cumulatieve - gronden voor ontzetting van het ouderlijk gezag worden in dit artikel onder meer grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, slecht levensgedrag en onherroepelijke veroordeling tot een vrijheidsstraf van twee jaar of langer genoemd.
De pleegvaders hebben zich bereid verklaard de voogdij over de kinderen te aanvaarden.
Uit het rapport van de Raad blijkt dat de pleegvaders aan de moeder bij leven hebben beloofd dat zij voor de kinderen zouden zorgen als haar iets zou overkomen. Zij hebben steeds de belangen van de kinderen vooropgesteld. Zij zijn in staat genuanceerd te kijken naar de positie van de gedetineerde vader en de overleden moeder in het leven van de kinderen. Zij staan open voor en werken mee zijn in staat met de hulpverlening en zij zijn ondersteunend naar de kinderen. De verwachting is dat de kinderen bij de pleegouders zullen opgroeien. Het combineren van opvoedingsverantwoordelijkheid en het dragen van het formele gezag heeft een gunstige invloed op de ontwikkeling van de kinderen en op de hechting binnen het pleeggezin. Door de ontzetting en de benoeming van de pleegvaders als voogd is het voor de kinderen en voor de pleegvaders duidelijk dat het perspectief van de kinderen bij de pleegvaders ligt. In die zin biedt een ontheffing de kinderen en de pleegvaders zekerheid en rust.
De beslissing
H.F.J.M. Schröder, allen kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.M. Keupink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2015.