In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 19 mei 2015 uitspraak gedaan in een geschil over een omgevingsvergunning voor de bouw van een pluimveestal te Albergen. De eisers, bewoners van Albergen, hebben beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen, dat op 28 maart 2014 een omgevingsvergunning verleende aan de maatschap Veldhuis-Schepers Kuikenmesterij. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college het bezwaar van enkele eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat zij niet als belanghebbenden werden aangemerkt. De rechtbank oordeelt dat deze eisers, gezien hun afstand tot de bouwlocatie, ten onrechte niet als belanghebbenden zijn aangemerkt. Hierdoor is hun beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank heeft verder beoordeeld of het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft kunnen handhaven. Hierbij is gekeken naar de bestemmingsplannen en de relevante wetgeving. De rechtbank concludeert dat de bepaling in het bestemmingsplan die de afwijking van de bestemming mogelijk maakt, onverbindend is. Dit betekent dat het college niet bevoegd was om de omgevingsvergunning te verlenen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd, met de opdracht aan het college om opnieuw op het bezwaar te beslissen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank heeft ook bepaald dat het college het griffierecht aan de eisers moet vergoeden en dat de proceskosten van de eisers door het college moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.