Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[verzoekster],
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2008]
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de grootmoeder (verzoekster) verzocht om haar te belasten met de voogdij over haar minderjarige kleinkind, waarbij het gezamenlijk gezag met de moeder beëindigd zou moeten worden. De rechtbank Overijssel heeft op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie. De grootmoeder heeft aangevoerd dat zij financieel in de problemen verkeert en dat zij aanspraak wil maken op een pleegzorgvergoeding. De moeder van het kind heeft een relatie gehad met de biologische vader, die het kind niet heeft erkend en geen rol speelt in het leven van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de grootmoeder gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarige sinds een eerdere beschikking in 2013. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 januari 2015, waarbij de grootmoeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. B. Bentem, en de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Overijssel ook aanwezig waren.
De kinderrechter heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld. Hij heeft geconcludeerd dat het verzoek van de grootmoeder niet toewijsbaar is, omdat er onvoldoende bewijs is dat de financiële situatie van de grootmoeder zo nijpend is dat dit een wijziging in het gezag rechtvaardigt. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de beëindiging van het gezag van de moeder verstrekkende gevolgen zou hebben, zoals het verlies van haar rechten en plichten ten aanzien van de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat het financiële belang van de grootmoeder niet opweegt tegen de gevolgen van het beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de moeder ongeschikt is om voor het kind te zorgen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de grootmoeder afgewezen.