ECLI:NL:RBOVE:2015:2364

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 februari 2015
Publicatiedatum
20 mei 2015
Zaaknummer
C/08/163892 / FA RK 14-2570
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voogdij door grootmoeder in het belang van minderjarige

In deze zaak heeft de grootmoeder (verzoekster) verzocht om haar te belasten met de voogdij over haar minderjarige kleinkind, waarbij het gezamenlijk gezag met de moeder beëindigd zou moeten worden. De rechtbank Overijssel heeft op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in deze kwestie. De grootmoeder heeft aangevoerd dat zij financieel in de problemen verkeert en dat zij aanspraak wil maken op een pleegzorgvergoeding. De moeder van het kind heeft een relatie gehad met de biologische vader, die het kind niet heeft erkend en geen rol speelt in het leven van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder en de grootmoeder gezamenlijk belast zijn met het gezag over de minderjarige sinds een eerdere beschikking in 2013. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 januari 2015, waarbij de grootmoeder werd bijgestaan door haar advocaat, mr. B. Bentem, en de Raad voor de Kinderbescherming en Jeugdbescherming Overijssel ook aanwezig waren.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen het belang van de minderjarige vooropgesteld. Hij heeft geconcludeerd dat het verzoek van de grootmoeder niet toewijsbaar is, omdat er onvoldoende bewijs is dat de financiële situatie van de grootmoeder zo nijpend is dat dit een wijziging in het gezag rechtvaardigt. De kinderrechter heeft ook opgemerkt dat de beëindiging van het gezag van de moeder verstrekkende gevolgen zou hebben, zoals het verlies van haar rechten en plichten ten aanzien van de verzorging en opvoeding van het kind. De rechtbank heeft geoordeeld dat het financiële belang van de grootmoeder niet opweegt tegen de gevolgen van het beëindigen van het ouderlijk gezag van de moeder. Bovendien is er onvoldoende bewijs dat de moeder ongeschikt is om voor het kind te zorgen. Daarom heeft de rechtbank het verzoek van de grootmoeder afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Almelo
Team jeugdrecht
zaaknummer.: C/08/163892 / FA RK 14-2570
beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Overijssel d.d. 12 februari 2015
inzake

[verzoekster],

wonende op een geheim adres te [woonplaats],
verzoekster,
hierna ook de oma te noemen
advocaat: mr. B. Bentem,
met betrekking tot het minderjarige kind:
-
[minderjarige], geboren te [geboorteplaats] op [2008]
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:
- [belanghebbende], de moeder;
- Jeugdbescherming Overijssel (voorheen: Stichting Bureau Jeugdzorg Overijssel), de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

Bij op 4 november 2014 ter griffie ingekomen verzoekschrift met bijlagen heeft de oma verzocht te bepalen dat het gezamenlijk gezag van oma en moeder wordt beëindigd en oma tot voogd te benoemen over de minderjarige.
De zaak is behandeld ter zitting van 14 januari 2015. Ter zitting zijn verschenen: de oma, bijgestaan door mr. B. Bentem. De Raad voor de Kinderbescherming (verder ook de Raad te noemen) is vertegenwoordigd door de heer B.A.M. Giesen. Namens Jeugdbescherming Overijssel is mevrouw R. Groothuis verschenen. De standpunten zijn toegelicht. Van de behandeling heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
De beschikking is bepaald op heden.

De vaststaande feiten

De moeder heeft een relatie gehad met [X], de biologische vader. Uit deze relatie is voornoemde [minderjarige] geboren.
De biologische vader heeft de minderjarige niet erkend, heeft geen gezag en speelt geen rol in het leven van de minderjarige.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 10 juli 2013 zijn moeder en oma gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
Bij beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 3 december 2014 is de ondertoezichtstelling van de minderjarige met ingang van 18 december 2014 verlengd voor de duur van een jaar met behoud van Jeugdbescherming Overijssel als gecertificeerde instelling.

De beoordeling van het verzoek en de motivering van de beslissing

De oma verzoekt de rechtbank te bepalen dat het gezamenlijk gezag van oma en moeder over de minderjarige wordt beëindigd en te bepalen dat oma wordt belast met de voogdij over de minderjarige. Ter onderbouwing van dit verzoek stelt oma dat zij aanspraak wenst te maken op pleegzorgvergoeding. Zij heeft thans een gering inkomen, een AOW-uitkering en een weekgeld van € 40,--, waarmee zij amper kan toekomen aan de verzorging en opvoeding van [minderjarige]. Oma zit in de schuldsanering. De wet biedt volgens oma geen mogelijkheden om pleegzorgvergoeding toe te kennen aan de pleegouder met gezag. Om die reden verzoekt oma om haar te belasten met de voogdij over [minderjarige].
Namens de Raad voor de Kinderbescherming is ter zitting het standpunt verwoord dat het in het belang van [minderjarige] is dat er financieel gezien meer te besteden is voor haar. Of het verzoek van oma juridisch gezien de juiste weg hiertoe is, kan de Raad niet beoordelen. De Raad erkent wel dat de beëindiging van het gezag van moeder, verstrekkende gevolgen heeft. De Raad refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Namens Jeugdbescherming Overijssel is ter zitting naar voren gebracht dat het belangrijk is dat [minderjarige] bij oma blijft wonen en dat oma hiervoor ook een vergoeding krijgt. Bij wie het gezag of de voogdij komt te liggen, laat de gecertificeerde instelling over aan het oordeel van de rechtbank.
De kinderrechter overweegt het volgende. De kinderrechter deelt het standpunt van de Raad dat het belang van de minderjarige ermee is gemoeid dat er voor [minderjarige] zoveel mogelijk te besteden is in het gezin van oma waar zij woont. Naar het oordeel van de kinderrechter is echter onvoldoende gesteld of gebleken dat de mogelijkheden hiertoe ten volle zijn benut. Ter zitting heeft de advocaat namens oma naar voren gebracht dat oma een aantal keren kinderbijslag heeft ontvangen, maar thans niet meer. Wat hiervan precies de reden is en welke mogelijkheden er zijn om de kinderbijslag wel te ontvangen, is ter zitting onvoldoende toegelicht namens oma. Dat er verder geen financiële mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld om in aanmerking te komen voor bijzondere/aanvullende bijstand of enige andere financiële tegemoetkoming, is evenmin onderbouwd. Het belang voor [minderjarige], dat er financieel meer armslag is, wordt door de kinderrechter onderkend, maar hiertoe dient oma zich te wenden tot de daartoe bevoegde instanties. Onvoldoende is gebleken dat de situatie voor [minderjarige] op dit moment zo nijpend is dat hiervoor een wijziging in de huidige gezagsvoorziening noodzakelijk is.
De kinderrechter is verder van oordeel dat, mede gelet op de verstrekkende gevolgen van de beëindiging van het gezag van moeder, het verzoek van oma niet toewijsbaar is. Door moeder van het gezag te ontheffen, komt daarmee de plicht en het recht van moeder om de minderjarige te verzorgen en op te voeden en de daaruit voortvloeiende bevoegdheden van moeder te vervallen. In de praktijk zou moeder dan geen enkele zeggenschap meer hebben over bijvoorbeeld de verblijfplaats van de minderjarige, de schoolkeuze, een medische behandeling of anderszins. Indien oma, om welke reden dan ook, niet meer bij machte is om het gezag over [minderjarige] uit te oefenen, zou bovendien een gezagsvacuüm ontstaan. Dat komt de kinderrechter niet in het belang van [minderjarige] voor. Het financiële belang dat ten grondslag wordt gelegd aan het verzoek van oma, weegt dan ook niet op tegen de verstrekkende gevolgen die aan de orde zijn als het ouderlijk gezag van moeder zou worden beëindigd.
Bovendien is onvoldoende gesteld of gebleken dat moeder ongeschikt of onmachtig is haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, zodat aan de gronden voor gezagsbeëindiging evenmin is voldaan. Dat moeder het volgens oma eens is met het verzoek, acht de kinderrechter niet voldoende om tot toewijzing over te gaan.
Alles overwegende is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek van oma, in het belang van de minderjarige [minderjarige], dient te worden afgewezen.

De beslissing

De rechtbank:
Wijst het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven te Almelo door mr. C. Verdoold, kinderrechter, in tegenwoordigheid van G.H. Mensink-Heuver als griffier en in het openbaar uitgesproken op
12 februari 2015.