Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de man.
Rechtbank Overijssel
In deze zaak heeft de man, die in gemeenschap van goederen is gehuwd met de vrouw, een kort geding aangespannen met de vordering om de vrouw te veroordelen tot terugstorting van een bedrag van € 78.096,-- op de gemeenschappelijke bankrekeningen. De man stelt dat de vrouw zonder zijn toestemming deze gelden heeft opgenomen en daarmee de huwelijksgemeenschap heeft benadeeld. De vrouw heeft verweer gevoerd en betwist dat de man een spoedeisend belang heeft bij zijn vorderingen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de huwelijksgemeenschap nog niet is ontbonden, aangezien het echtscheidingsverzoek nog niet is ingediend. Hierdoor kan artikel 1:164 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek niet als grondslag voor de vordering dienen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de man moeten worden afgewezen, en heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.