In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 8 mei 2015 uitspraak gedaan over de inbeslagname van de hond Mike door het college van burgemeester en wethouders van Zwolle. De hond was in beslag genomen op 19 maart 2015, nadat er meldingen waren binnengekomen over bijtincidenten waarbij Mike betrokken was. Verzoeker, de eigenaar van Mike, heeft bezwaar gemaakt tegen deze inbeslagname en verzocht om een voorlopige voorziening om de hond onmiddellijk terug te krijgen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de belangen van verzoeker en verweerder afgewogen. Verzoeker stelde dat Mike onterecht was in beslag genomen en dat hij de hond onmiddellijk terug moest krijgen. Verweerder daarentegen stelde dat Mike als gevaarlijk moest worden aangemerkt en dat de inbeslagname noodzakelijk was om nieuwe bijtincidenten te voorkomen.
Tijdens de zitting op 30 april 2015 is gebleken dat Mike eerder al betrokken was bij meerdere bijtincidenten en dat verzoeker zich niet had gehouden aan het aanlijn- en muilkorfgebod. De voorzieningenrechter oordeelde dat de inbeslagname van Mike gerechtvaardigd was, gezien de eerdere incidenten en het risico dat de hond nog steeds een gevaar kon vormen voor de omgeving.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het belang van de gemeente bij het handhaven van de veiligheid in de samenleving zwaarder woog dan het belang van verzoeker bij de onmiddellijke teruggave van zijn hond. De voorzieningenrechter benadrukte dat de beslissing voorlopig was en dat verzoeker de mogelijkheid had om bezwaar te maken tegen de uiteindelijke beslissing van verweerder.