ECLI:NL:RBOVE:2015:2219

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
08/955626-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door alcoholgebruik en onvoorzichtig rijgedrag

Op 6 mei 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man die op 17 augustus 2013 in Enschede een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, onder invloed van alcohol, reed met een snelheid van ongeveer 70 km/h op de Tubantiasingel, waar de maximumsnelheid 50 km/h was. Tijdens het nemen van een flauwe bocht verloor hij de controle over zijn voertuig, raakte in een slip en botste tegen een boom. Hierdoor raakte de 18-jarige passagier, [slachtoffer 1], ernstig gewond en overleed tien dagen later aan haar verwondingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag, maar niet aan roekeloosheid, zoals door de officier van justitie was gesteld. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier jaar. De uitspraak benadrukte de ernst van het feit en de impact op de nabestaanden, maar hield ook rekening met de jonge leeftijd van de verdachte en de omstandigheden van het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955626-13
Datum vonnis: 6 mei 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 april 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.R.G. Nijpels en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als bestuurder van een personenauto onder invloed van alcohol en hasj/weed, een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer 1] om het leven is gekomen (primair), dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan rijden onder invloed van alcoholhoudende drank en hierbij gevaar op de weg heeft veroorzaakt en het verkeer heeft gehinderd.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Enschede in de gemeente Enschede als
verkeersdeelnemer), namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van de Hengelosestraat en/of gaande in
de richting van de Parkweg, daarmede op de weg, Tubantiasingel, roekeloos, in
elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
onder invloed van alcoholhoudende drank, althans na het gebruik van een niet
onaanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of hasj en/of weed en/of
terwijl hij, verdachte wist dat een aantal de bij de achterbank van dat
motorrijtuig (personenauto) behorende veiligheidsriem/en niet of niet op de
juiste wijze aan of in dat motorrijtuig was/waren bevestigd en/of een op die
achterbank gezeten passagier (te weten na te noemen [slachtoffer 1]) vervoerde
en/of
hij, verdachte kort voor het ontstaan van het na te noemen aanrijding/ongeval
door een ander/en was aangesproken op het rijden met extreem hoge snelheden
en/of
het wegdek van die weg, de Tubantiasingel door regen nat was,
met hoge snelheid, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor
hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 kilometer heeft gereden en/of
in strijd met gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990, niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat
motorrijtuig (personenauto)tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover
hij, verdachte die weg (de Tubantiasingel) kon overzien en/of waarover deze
vrij was en/of
een in die weg gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting, naar links
verlopende bocht, met die hoge snelheid, althans nagenoeg die hoge snelheid,
is in- en/of doorgereden en/of
met dat motorrijtuig (personenauto) in een slip is geraakt en/of tegen een
zich in de middenberm van die weg bevindende boom is gebotst of aangereden,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]
) werd gedood en/of een ander (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar
lichamelijk letsel, dan wel zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van
de Wegenverkeerswet 1994 en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte de
maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
a)
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Enschede als bestuurder van een
motorrijtuig, personenauto, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik
van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een
onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de
Wegenverkeerswet 1994, 220 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram
alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen
van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan
hem voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren
verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft
plaatsgevonden;
b)
hij op of omstreeks 17 augustus 2013 te Enschede in de gemeente Enschede
als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting
van de Hengelosestraat en/of gaande in de richting van de Parkweg, daarmede op
de weg, Tubantiasingel, terwijl het wegdek van die weg, de Tubantiasingel door
regen nat was,
met hoge snelheid, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor
hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 kilometer heeft gereden en/of
een in die weg gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting, naar links
verlopende bocht, met die hoge snelheid, althans nagenoeg die hoge snelheid is
in- en/of doorgereden en/of
met dat motorrijtuig (personenauto) in een slip is geraakt en/of tegen een
zich in de middenberm van die weg bevindende boom is gebotst of aangereden,
door welke gedraging/en van hem, verdachte gevaar op die weg (de
Tubantiasingel) werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt en/of het verkeer
op die weg werd gehinderd en/of kon worden gehinderd;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde misdrijf, in de variant van roekeloos rijden, wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien (18) maanden met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Aan verdachte dient verder een ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd voor de duur van vier (4) jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het ten laste gelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Op 17 augustus 2013 omstreeks 04.10 uur reed verdachte in een personenauto, merk en type Volkswagen Golf (komend uit de richting van de Hengelosestraat en gaande in de richting van de Parkweg) op de Tubantiasingel in Enschede, binnen de bebouwde kom, waar een maximum snelheid van 50 km/u geldt. Ter hoogte van de Cort van der Lindenlaan maakt de Tubantiasingel een flauwe bocht naar links. Het was donker en het wegdek was natgeregend. Verdachte is deze bocht ingereden met een voor de situatie te hoge snelheid, namelijk met ongeveer 70 km/h. In de bocht is de Volkswagen geslipt en, na 180 graden rotatie, met de rechterachterzijde tegen een in de middenberm staande boom gebotst. Ten gevolge van deze botsing heeft de op de achterbank gezeten passagiere, de 18-jarige [slachtoffer 1], zwaar lichamelijk letsel opgelopen, aan de gevolgen waarvan zij op 27 augustus 2013 is overleden.
Over het voertuig van verdachte is voorts bekend dat de driepuntsgordels achterin niet op de juiste wijze waren te bevestigen. Ook staat vast dat verdachte op het moment van het ongeluk onder invloed was van alcohol, zodanig dat de hoeveelheid alcohol in zijn adem hoger was dan de vastgestelde limiet voor een beginnend bestuurder.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde, in de variant van roekeloos rijden. Verdachte heeft bewust onaanvaardbare risico’s genomen door onder invloed van alcohol en drugs met een veel te hoge snelheid een bocht in te rijden die natgeregend was. In die bewuste bocht heeft verdachte de macht over het stuur verloren en is hij tegen een boom gebotst. Als gevolg van de botsing is [slachtoffer 1], die als passagier achterin de auto zat, zeer ernstig gewond geraakt en is zij tien dagen later in het ziekenhuis overleden. Het overlijden van [slachtoffer 1] is volgens de officier van justitie een rechtstreeks gevolg van het ongeval dat aan de roekeloosheid van verdachte te wijten is.
Volgens de raadsman van verdachte is er geen sprake geweest van roekeloos rijgedrag. De verdediging stelt zich op het standpunt dat er sprake is geweest van onvoorzichtig rijgedrag waardoor het ongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden en waarbij [slachtoffer 2] lichamelijk letsel heeft opgelopen. Weliswaar was er sprake over een overschrijding van de toegestane hoeveelheid alcohol en een overschrijding van de toegestane maximum snelheid, maar die overschrijdingen waren niet zodanig groot dat het mede daardoor vertoonde rijgedrag als “roekeloos” kan worden geduid.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Het juridisch kader
Voor bewezenverklaring van het misdrijf opgenomen als artikel 6 WVW 1994 moet worden vastgesteld dat verdachte zich in het verkeer zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld is te wijten dat een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat iemand wordt gedood, of waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht of zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. In het kader van de WVW 1994 kent het juridische begrip ‘schuld’ een drietal gradaties: aanmerkelijke onoplettend/onvoorzichtig, zeer onoplettend/onvoorzichtig en roekeloos. Bij die beoordeling gaat het om het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de andere omstandigheden van het geval.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat voor roekeloosheid in zijn algemeenheid is vereist dat er sprake moet zijn van bewustheid van het risico op ernstige gevolgen, waarbij op zeer lichtzinnige wijze ervan wordt uitgegaan dat deze risico's zich niet zullen realiseren.
De rechtbank is van oordeel dat tegen de achtergrond van deze maatstaf, gelet op inhoud van het dossier, niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van roekeloos rijgedrag van verdachte. In dit verband is van belang dat de overschreden limieten van alcohol en snelheid weliswaar (fors) zijn overtreden, maar niet dermate excessief dat daarin al roekeloosheid gelegen is. In dit verband is nog van belang dat verdachte, aangesproken op zijn snelheid, tegen zijn passagier [slachtoffer 2] zei dat zijn auto een verlaagd onderstel had. Hij veronderstelde daarmee kennelijk dat hij een hogere snelheid kon aanhouden, zonder dat dit tot ernstige gevolgen zou kunnen leiden. Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat verdachte er op lichtzinnige wijze vanuit ging dat het ongevalsrisico zich niet zou realiseren. Dat zijn gedachte achteraf bezien onjuist blijkt te zijn, maakt dit niet anders.
De rechtbank constateert op basis van de bewijsmiddelen dat verdachte op 17 augustus 2013, onder invloed van meer alcohol dan wettelijk toegestaan, en waarbij de toegestane snelheid in ernstige mate is overschreden, heeft gereden op de Tubantiasingel te Enschede. Ondanks het feit dat verdachte voorafgaand aan het ongeluk door een vriend was aangesproken op zijn rijgedrag is hij met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan een flauwe bocht ingereden, terwijl het wegdek nat was. Hierdoor heeft hij de macht over het stuur verloren en is hij met zijn auto in de slip geraakt en vervolgens tegen een boom gebotst. Verdachte vervoerde in zijn auto twee personen, waaronder de op de achterbank gezeten [slachtoffer 1]. Verdachte was ervan op de hoogte dat de linker- en rechter achtergordel niet op de juiste wijze konden worden bevestigd. Als gevolg van het verkeersongeval is [slachtoffer 1] zeer ernstig gewond geraakt. Er was met name sprake van ernstig hoofd- en hersenletsel. Zij is tien dagen na het ongeval aan de gevolgen van haar verwondingen in het ziekenhuis overleden.
De rechtbank is van oordeel dat gezien deze omstandigheden wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich zeer onvoorzichtig en zeer onoplettend in het verkeer heeft gedragen, waardoor er een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de inhoud van het dossier niet kan worden bewezen dat als gevolg van het ongeluk aan [slachtoffer 2] (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht. Hoewel [slachtoffer 2] bij de politie heeft verklaard letsel te hebben opgelopen, is onduidelijk wat uiteindelijk de gevolgen hiervan zijn geweest en hoe het genezingsproces is verlopen. De rechtbank zal verdachte daarom van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank acht evenmin bewezen dat verdachte op het moment van de aanrijding onder invloed was van verdovende middelen, althans dat dit een negatieve invloed heeft gehad op het rijgedrag van verdachte. Hoewel in het dossier aanwijzingen te vinden zijn dat verdachte op de bewuste avond een aantal trekken van één of meerdere joint(s) heeft gehad, is geen onderzoek gedaan door het Nederlands Forensisch Instituut naar het gehalte van THC in het bloed van verdachte, zodat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre dit een negatieve invloed heeft gehad op het rijgedrag van verdachte die nacht.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 17 augustus 2013 te Enschede als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de Hengelosestraat en gaande in de richting van de Parkweg, daarmede op de weg, Tubantiasingel, zeer onvoorzichtig en onoplettend, onder invloed van alcoholhoudende drank, terwijl hij, verdachte wist dat een aantal van de bij de achterbank van dat motorrijtuig (personenauto) behorende veiligheidsriemen niet of niet op de juiste wijze aan of in dat motorrijtuig waren bevestigd en een op die achterbank gezeten passagier (te weten na te noemen [slachtoffer 1]) vervoerde en
hij, verdachte kort voor het ontstaan van het na te noemen ongeval
door anderen was aangesproken op het rijden met hoge snelheden en
het wegdek van die weg, de Tubantiasingel door regen nat was,
met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 50 kilometer heeft gereden en
een in die weg gelegen, gezien zijn verdachtes rijrichting, naar links verlopende bocht, met die hoge snelheid, is ingereden en
met dat motorrijtuig (personenauto) in een slip is geraakt en tegen een zich in de middenberm van die weg bevindende boom is gebotst,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer 1]) werd gedood,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994 en
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 6 en 8 Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank, is anders dan de officier van justitie, van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer onvoorzichtig en onoplettend verkeersgedrag en niet aan roekeloos verkeersgedrag. Dit levert een misdrijf op met een lagere gradatie van schuld dan de officier van justitie heeft aangenomen.
Verdachte heeft door zijn zeer onvoorzichtige en onoplettende rijgedrag in de nacht van
17 augustus 2013 een ongeval veroorzaakt waardoor de achttienjarige [slachtoffer 1] is overleden. Als gevolg van het handelen van verdachte is groot leed en verlies toegebracht aan de familie en naaste omgeving van het jonge slachtoffer. Bovendien moet het voor de familie en vrienden van [slachtoffer 1] traumatisch zijn geweest om haar zo ernstig gewond te zien na het ongeval. De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op de ontroerende en indrukwekkende slachtofferverklaring die ter zitting is voorgedragen door de moeder van [slachtoffer 1]. Hieruit komt naar voren dat de nabestaanden een enorm gemis en pijn ervaren, waardoor hun leven ingrijpend is veranderd.
Verdachte was beginnend bestuurder en reed met een aanzienlijk hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan. Ook staat vast dat hij voorafgaand aan het ongeluk door een vriend was aangesproken op zijn rijgedrag. Bovendien is na het ongeval vastgesteld dat het alcoholgehalte in het bloed van verdachte hoger was dan wettelijk toegestaan.
Voor overtreding van artikel 6 van de WVW 1994 door een grove verkeersfout met de dood als gevolg, waarbij sprake is van alcoholgebruik boven de wettelijke grens, is een oriëntatiepunt voor de straftoemeting vastgesteld, waarmee de rechtbank rekening zal houden, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid van de duur van drie jaren. De rechtbank zal, gelet op het bepaalde in artikel 175, derde lid, WVW, in strafverhogende zin rekening houden met de omstandigheden dat verdachte de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met zijn nog jonge leeftijd.
Daarnaast realiseert de rechtbank zich dat ook verdachte de rest van zijn leven geconfronteerd zal worden met de (gevolgen van de) aanrijding waarvoor hij verantwoordelijk is.
Gelet op het vorenstaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt, met dien verstande dat de rechtbank een deel van de straf voorwaardelijk zal opleggen. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van twaalf maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk. De proeftijd zal gelet op de ernst van het feit worden vastgesteld op drie jaar.
Mede ter bescherming van de verkeersveiligheid acht de rechtbank oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid van vier jaren aangewezen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikel 27 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 175 en 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
het misdrijf: overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, van deze wet en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
- verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Falkmann-Herber, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2015.
Buiten staat
Mr. Melaard is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05CD 2013082948. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 22 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte.
Op 17 augustus 2013 reed ik als bestuurder van een personenauto over de Tubantiasingel in Enschede. Ik had alcohol gedronken. Ik reed 70 km/h. Dat heb ik op de teller gezien. Ik had het gevoel dat ik gas terug moest nemen voor de bocht. Mijn snelheid was te hoog voor de bocht en het wegdek was te nat. Ik heb in de bocht nog van alles geprobeerd, maar het was te laat. Ik was die nacht door [getuige 1] aangesproken op mijn rijgedrag.
2.
Een opgenomen uitslag van het ademonderzoek, uitgevoerd op 17 augustus 2013 om 05.07 uur, waaruit blijkt dat verdachte op dat moment een alcoholgehalte had van 220 microgram alcohol per uitgeademde liter lucht.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2], d.d. 17 augustus 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als volgt.
Op 17 augustus hoorden wij [getuige 1]. Hij verklaarde het volgende: Dat hij op
17 augustus 2013 met [naam] en [getuige 3] in een auto stapte. Dat [verdachte], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in een auto stapten. Dat hij vervolgens als bestuurder van een Volkswagen met [naam] en [getuige 3] voorop reed richting Enschede. Dat [verdachte] als bestuurder van een Volkswagen Golf met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] achter hem aanreed. Dat hij vond [verdachte] iedere keer niet goed mee kwam. Dat hij zag dat de afstand tussen beide voertuigen continu groter werd. Dat hij meerdere malen moest wachten tot [verdachte] weer met zijn auto aansloot. Dat hij het gevoel had dat [verdachte] niet voor honderd procent geconcentreerd aan het autorijden was. Dat hij zich op dat moment bedacht dat [verdachte] misschien beter niet een auto kon besturen. Dat hij vervolgens op de Hoge Boekel te Enschede ter hoogte van een boerderij daar met een drempel ervoor, [verdachte] met zijn auto voorliet. Dat hij zag dat [verdachte] vanaf dat moment harder ging rijden . Dat de afstand tussen hen beiden continu groter werd. Dat hij na de verkeerslichten rechtsaf bij de Laaressingel 80 km/h reed en toch de auto van [verdachte] niet kon bijhouden.
4.
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van getuige.
We zijn op 17 augustus 2013 met twee auto’s naar Enschede gereden. Ik stapte met [naam] bij [getuige 1] in de auto. [slachtoffer 1] stapte toen niet bij ons in maar bij [verdachte].
Op weg naar Enschede reed [verdachte] eerst achter ons. Hij reed dan weer heel hard en dan weer heel zacht. [getuige 1] is toen gestopt met zijn auto om wat van [verdachte] zijn rijgedrag te zeggen. Ik had toen ook al aan [getuige 1] gevraagd om er iets van te zeggen. [verdachte] stopte naast ons en ik hoorde dat [getuige 1] wat van zijn rijgedrag zei. Hierna reed [verdachte] met een rotgang bij ons weg en kwam dus voor ons te rijden.
5.
De verklaring d.d. 28 augustus 2013 van B.H.N. Smulders, lijkschouwer van de gemeente Enschede:
“B.H.N. Smulders verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd; verklaart er niet van overtuigd te zijn, dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Bijzonderheden: op 17 augustus 2913 eenzijdig auto-ongeval, met ca. 90 km/h van de weg geraakt. Hierbij is de achterzijde van de auto tegen een boom gekomen. Slachtoffer zat aan de rechterzijde. Direct diepcomateus.
Op 27 augustus 2013, tien dagen na het ongeval (hoog energetisch trauma), overleden ten gevolge van ernstig schedel- hersenletsel met inklemmingsverschijnselen.”
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de VerkeersOngevallenAnalyse (VOA) van de politie Twente, opgemaakt en ondertekend op 28 augustus 2013 door [verbalisant 3], werkzaam als brigadier bij de politie Twente. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
6.
Op pagina 4 onder het kopje
beknopte ongevalsbeschrijving:
De Volkswagenbestuurder had gereden over de Tubantiasingel te Enschede, komende uit de richting van de Hengelosestraat en gaande in de richting van de Parkweg.
7.
De VOA geeft op pagina 19 een omschrijving van de oorzaak, toedracht en gevolg.
Na onderzoek is vastgesteld dat:
- de Volkswagen na de kruising Tubantiasingel/Cort van der Lindenlaan is geslipt;
- de Volkswagen al slippend de middenberm van de Tubantiasingel op reed en met de rechterzijde van het voertuig tegen een aldaar staande boom botste;
- de driepuntsgordels achterin de Volkswagen niet op de juiste manier waren bevestigd;
- de passagier achterin geen autogordel heeft gedragen;
- de Volkswagenbestuurder heeft gereden met een voor de situatie te hoge snelheid;
- de achterin de Volkswagen gezeten passagier is aan haar bij het ongeval opgelopen letsel op 27 augustus 2013 overleden.