ECLI:NL:RBOVE:2015:2215

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
6 mei 2015
Zaaknummer
08/770119-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met geweld door meerdere personen

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 mei 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met zijn ex-schoonzoon en een onbekende mededader betrokken was bij een poging tot afpersing. De feiten vonden plaats op 4 november 2014 in Almere, waar de verdachte zich voordeed als een medewerker van de gemeente om het slachtoffer, [slachtoffer 4], te dwingen tot het afgeven van geld. De verdachte en zijn medeverdachte hebben het slachtoffer met geweld bedreigd en geslagen, waarbij ook wapens zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich samen met zijn medeverdachte en een derde persoon naar de woning van het slachtoffer heeft begeven met de intentie om een betalingsregeling af te dwingen. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan poging tot afpersing, maar sprak hem vrij van een andere tenlastelegging die betrekking had op bedreiging met de dood. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de afpersing en dat de ernst van het feit een gevangenisstraf van drie jaar rechtvaardigde. De vordering van de officier van justitie om een lagere straf op te leggen werd afgewezen, en de rechtbank legde de maximale straf op, zonder voorwaardelijke straf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/770119-14
Datum vonnis: 1 mei 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1956 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 20 april 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Brugman en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman
mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een ander of anderen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met de dood dan wel zware mishandeling;
feit 2:al dan niet samen met een ander of anderen, [slachtoffer 4] met geweld of bedreiging met geweld heeft afgeperst en/of bestolen, dan wel dat hij, al dan niet samen met een ander of anderen, [slachtoffer 4] heeft mishandeld en/of heeft bedreigd met dood dan wel zware mishandeling.
Voluit luidt – na wijziging – de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 07 november 2014 in de gemeente Enschede, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn handen gehad en/of een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp gericht en/of gericht gehouden op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] en/of (hard/met kracht) tegen de voordeur van de woning heeft/hebben geduwd (teneinde te trachten de woning binnen te stormen/te komen/ te dringen)
en/of een snijbeweging langs zijn keel gemaakt en/of (voorafgaand en/of daarbij en/of daarna) die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: “waar is je vader” en/of (nadat hij, verdachte een briefje met daarop een telefoonnummer aan die [slachtoffer 1] had gegeven) “hier moet naartoe gebeld worden” en/of “Ik maak je dood” en/of “We zijn nog niet klaar” en/of Ik maak je af”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 04 november 2014 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld en/of (een) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- heeft aangebeld bij de woning aan de [adres] en/of
- zich heeft voorgedaan als ware hij van de Gemeente en/of gemeenteamtenaar en/of (nadat hij, verdachte, was binnen gelaten)
- ( vervolgens) de voordeur weer heeft geopend (teneinde zijn twee gemaskerde mededaders binnen te laten) en/of
- die [slachtoffer 4] van achteren om/bij de nek heeft/hebben vastgepakt/ vastgegrepen en/of
- ( hard/met kracht) die [slachtoffer 4] in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam
heeft/hebben geslagen en/of
- de rolgordijnen van de woning heeft/hebben dichtgedaan en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn/hun handen heeft/ hebben vastgehad en/of
- die [slachtoffer 4] onder schot heeft/hebben gehouden en/of
- een stroomstootwapen te voorschijn heeft/hebben gehaald en/of getoond en/of
- zwarte strips/tie-raps te voorschijn heeft/hebben gehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 2 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 04 november 2014 in de gemeente Almere tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 4] heeft mishandeld door meermalen, althans éénmaal, (hard/met kracht) in/op/tegen het gezicht en/of het lichaam van die [slachtoffer 4] te slaan;
en/of
hij op of omstreeks 04 november 2014 in de gemeente Almere, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, in zijn/hun hand(en) vastgehad en/of met een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, die [slachtoffer 4] onder schot gehouden en/of een stroomstootwapen in zijn/hun hand(en) vastgehad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder feit 1 en feit 2 primair cumulatief ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan tien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met oplegging van bijzondere voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd om de vorderingen van de benadeelde partijen toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente alsmede de schadevergoedingsmaatregel op te leggen. Ten aanzien van de in beslag genomen goederen, zijnde een alarm-/startpistool en munitie, heeft de officier van justitie de onttrekking aan het verkeer gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en het onder feit 2 primair cumulatief tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gesteld dat op basis van de verklaringen van [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in samenhang met de verklaring van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] dat zij naar de woning zijn gegaan, het tenlastegelegde bewezen kan worden. Volgens de officier van justitie dient meer waarde te worden gehecht aan de verklaringen van aangevers dan aan die van de verdachten. De verklaringen van de aangevers hebben, hoewel zij op onderdelen niet gelijkluidend zijn, alle wel dezelfde strekking, terwijl uit de verklaringen van verdachten inconsistenties en onwaarschijnlijkheden naar voren komen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat op basis van de verklaring van aangever, de aangetroffen sporen in de woning van aangever, de bij de doorzoeking aangetroffen goederen en de verklaring van zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte], bewezen kan worden dat verdachte de feit 2 primair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld in vereniging alsmede de poging tot afpersing in vereniging heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder feit 1 en feit 2 primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Wat betreft feit 1 heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] weliswaar naar de woning zijn gegaan, maar dat enkel hebben gedaan om het nieuwe telefoonnummer van [medeverdachte] af te geven. Van een bedreiging van aangevers is geen sprake geweest. De door aangevers afgelegde verklaringen kunnen niet betrouwbaar worden geacht.
Ten aanzien van feit 2 primair heeft de verdediging in de eerste plaats aangevoerd dat verdachte weliswaar met [medeverdachte] en een derde persoon naar de woning van aangever zijn gegaan, maar dat was om een betalingsregeling te treffen voor een nog openstaande schuld van aangever [slachtoffer 4] aan [medeverdachte]. Van een poging tot diefstal en/of poging tot afpersing is naar de uiterlijke verschijningsvorm geen sprake geweest. De verklaring van aangever kan niet betrouwbaar worden geacht, nu aangever geen openheid van zaken heeft gegeven over de achtergrond van de gebeurtenissen en hij bovendien op punten zelfs leugenachtig heeft verklaard.
In de tweede plaats heeft de verdediging de rechtbank verzocht om, in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde komt en waarbij de verklaring van [getuige] -voor zover het gaat over het vermeende dragen van bivakmutsen- voor het bewijs wordt gebezigd, het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en de geluidsopnames van het verhoor van getuige [getuige] bij de politie op een nader te bepalen terechtzitting uit te luisteren, teneinde te horen wat deze getuige al dan niet heeft verklaard over de aanwezigheid van bivakmutsen.
Wat betreft het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verdachte en medeverdachte
[medeverdachte] op 7 november 2014 naar de woning van [slachtoffer 3] in Enschede zijn gegaan, die op dat moment met haar kinderen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] in de woning aanwezig was.
Bij de woning aangekomen belt verdachte, gekleed in een Oxxio-jas, aan, waarna [slachtoffer 1] de voordeur opent. Als verdachte haar een briefje geeft met daarop het nieuwe telefoonnummer van [medeverdachte], ziet [slachtoffer 1] vanachter de op de oprit geparkeerde auto medeverdachte [medeverdachte] vandaan komen en begint zij te roepen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zou aanbellen omdat, als medeverdachte [medeverdachte] dat zou doen, de deur wellicht niet geopend zou worden. [medeverdachte] heeft zich daarom achter de auto verscholen. Als [slachtoffer 1] medeverdachte [medeverdachte] ziet, begint zij in het Marokkaans te roepen waarna haar broer [slachtoffer 2] bij de deur verschijnt. Samen doen zij de deur dicht waarna verdachte en [medeverdachte] voor de woning langs weglopen. Zij zien moeder [slachtoffer 3] voor het raam staan, zo verklaart verdachte.
Zowel [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] als moeder [slachtoffer 3] hebben verklaard dat zij zagen dat verdachte en [medeverdachte] een wapen bij zich hadden. [slachtoffer 1] heeft verklaard over een wapen dat de blanke man (zijnde verdachte) op haar richtte toen hij voor de woning langs wegliep en dat hij daarbij een snijdende beweging langs zijn hals maakte en over het wapen dat [medeverdachte] bij zich had; [slachtoffer 2] heeft eveneens verklaard over de wapens die de mannen bij zich hadden toen zij voor de deur stonden. Ten overstaan van de rechter-commissaris hebben zij – drie maanden na het voorval – wederom verklaard dat beide verdachten een wapen bij zich hadden en dat verdachte [verdachte] een snijdende beweging langs zijn hals maakte.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben ontkend wapens bij zich te hebben gehad en snijdende bewegingen langs hun hals te hebben gemaakt. Zij waren enkel naar de woning gegaan om het nieuwe telefoonnummer van [medeverdachte] af te geven in de hoop dat dan telefonisch contact door vader [slachtoffer 4] of [slachtoffer 2] zou worden opgenomen.
Op grond van artikel 338 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter slechts worden aangenomen indien hij daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen. Hoewel de door aangevers en getuigen afgelegde verklaringen alle gelden als wettige bewijsmiddelen die voor het bewijs van het tenlastegelegde kunnen dienen, heeft de rechtbank op basis van die bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Zo is over het moment van herkenning van verdachte en de wetenschap dat zij dezelfde mannen zijn die drie dagen eerder in de woning van hun vader waren gedrongen en hem letsel hadden toegebracht, wisselend door aangevers en getuigen verklaard. Daarnaast wijkt de verklaring van [slachtoffer 1], inhoudende dat zij zich pas toen zij onder de douche stond herinnerde dat het de schoonvader van [medeverdachte] was die had aangebeld, af van hetgeen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] in hun proces-verbaal daarover hebben gerelateerd. Zij relateren namelijk dat, nadat [slachtoffer 1] was gevraagd naar het signalement van de man die aanbelde, [slachtoffer 1] gelijk heeft verklaard dat het volgens haar de schoonvader van de getinte man was.
Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat aan de verklaring van aangevers voor zover die ziet op de vermeende bedreiging, andere motieven dan het enkel naar waarheid verklaren, ten grondslag hebben gelegen. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank acht op grond van de verklaring van aangever, de verklaring van verdachte ter zitting in samenhang met zijn verklaring afgelegd bij de politie en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op
4 november 2014 in Almere samen met medeverdachte [medeverdachte] en een ander heeft geprobeerd [slachtoffer 4] af te persen door geweld te gebruiken en [slachtoffer 4] te bedreigen met geweld.
Het verweer van de verdediging dat de verklaring van aangever niet betrouwbaar is, wordt verworpen, nu die verklaring niet alleen in grote lijnen, maar ook voor wat betreft details overeenkomt met de verklaringen die de verdachten in deze zaak hebben afgelegd.
De verdediging heeft voorwaardelijk verzocht de door getuige [getuige] afgelegde verklaring ter zitting af te luisteren, ingeval de rechtbank het gebruik van bivakmutsen bewezen zou achten. Nu de rechtbank het gebruik van bivakmutsen niet bewezen acht, behoeft dit verzoek geen bespreking.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1 is tenlastegelegd, zodat zij
hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder feit 2 primair in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 4 november 2014 in de gemeente Almere ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een goed toebehorende aan die [slachtoffer 4], met zijn mededaders,
- heeft aangebeld bij de woning aan de [adres] en
- zich heeft voorgedaan als ware hij van de gemeente en nadat hij, verdachte, was binnen gelaten
- vervolgens de voordeur weer heeft geopend teneinde zijn twee gemaskerde mededaders binnen te laten en
- die [slachtoffer 4] van achteren om de nek heeft vastgepakt en
- met kracht die [slachtoffer 4] in het gezicht en het lichaam heeft geslagen en
- de rolgordijnen van de woning heeft dichtgedaan en
- een pistool in hun handen heeft vastgehad en
- die [slachtoffer 4] onder schot heeft gehouden en
- een stroomstootwapen te voorschijn heeft gehaald en getoond en
- zwarte strips/tiewraps te voorschijn heeft gehaald,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 2 primair in de eerste plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 317 jo 312 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: poging tot afpersing door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met zijn ex-schoonzoon (medeverdachte) en een onbekend gebleven ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, waarbij het slachtoffer letsel heeft opgelopen.
Verdachte is samen met zijn ex-schoonzoon en een derde man naar de woning van het slachtoffer gegaan met als doel een betalingsregeling te treffen voor de vordering die de ex-schoonzoon stelt te hebben op het slachtoffer. Omdat het slachtoffer al anderhalf jaar de ex-schoonzoon zou ontwijken en er, ondanks tussenkomst van advocaten, geen contact tussen hen beiden tot stand zou komen, hebben verdachte en zijn ex-schoonzoon het recht in eigen hand genomen en geprobeerd met (bedreiging met) geweld een regeling te treffen. Verdachte heeft zich daarbij niet enkel laten leiden door de belangen van zijn ex-schoonzoon, hij heeft ook een eigen belang in het geheel gehad. Verdachte had net als zijn ex-schoonzoon baat bij het treffen van een regeling omdat dit hem financieel voordeel zou opleveren. Hierdoor zou de ex-schoonzoon alsnog zijn verplichtingen jegens de dochter van verdachte kunnen nakomen en hoefde verdachte niet langer meer bij te dragen in het onderhoud van zijn dochter en kleinkind. Verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank zeker geen ondergeschikte rol in het geheel gespeeld. Hij heeft gezorgd voor de aanwezigheid van wapens en omdat het slachtoffer de deur niet zou openen voor de mannen, heeft verdachte zich voorgedaan als medewerker van de gemeente om op die manier het slachtoffer de deur te laten openen en in de woning te komen. Toen hij eenmaal in de woning was, heeft hij het slachtoffer gevraagd om een glas water te halen in de keuken, daarmee voor zichzelf de gelegenheid creërende om de twee andere mannen binnen te laten. Binnen in de woning is ook door verdachte geweld gebruikt, het slachtoffer is geslagen en bedreigd met het meegenomen vuurwapen en het stroomstootwapen, waarbij verdachte bekent dat hij degene was die het stroomstootwapen heeft getoond aan het slachtoffer.
Hoewel verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij zich heeft laten meeslepen en dat dit normaliter niet zijn werkwijze is: hij is immers zelf ondernemer en lost daar waar nodig zakelijke geschillen op door tussenkomst van een deurwaarder, heeft verdachte in deze zaak het recht in eigen hand genomen.
Verdachte heeft daarmee het normale rechtssysteem dat geldt voor civielrechtelijk geschillen genegeerd. De wetgever staat eigenrichting eenvoudigweg niet toe, nu bij eigenrichting veelal - en zo ook hier - strafbare handelingen worden gepleegd.
De verdediging heeft betoogd dat het binnentreden in de woning door verdachte en zijn ex-schoonzoon in de woning van het slachtoffer bij de beoordeling van de strafmaat niet gelijk kan worden gesteld aan een willekeurige woningoverval bij onbekende derden. Omdat aan dit conflict een zakelijk geschil ten grondslag ligt, is een aanmerkelijk lagere straf passend, aldus de verdediging. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de ernst en impact van het onderhavige feit dat onderscheid in de afdoening niet rechtvaardigt. Net als bij een woningoverval met een willekeurig gekozen slachtoffer, geldt ook hier waar sprake is van een bewust gekozen slachtoffer dat door de handelwijze van verdachte en medeverdachte een zware inbreuk is gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en bovendien diens privacy is aangetast. Bovendien hebben verdachte en medeverdachte het recht in eigen hand genomen, wat de rechtbank als strafverzwarende factor zal meewegen.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit de oplegging van een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur rechtvaardigt.
Een afpersing behoort tot de categorie misdrijven die een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer inhouden en waarvan de slachtoffers vaak nog lange tijd emotionele gevolgen ondervinden. Dat in de onderhavige zaak het slachtoffer niets heeft afgeven, zodat het juridisch geoordeeld bij een poging is gebleven, maakt dat niet anders.
Bij de duur van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten die door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht voor woningovervallen zijn vastgesteld, te weten een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren bij licht geweld/bedreiging en een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren bij ander geweld, en de aard en de ernst van het bewezen verklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, die tot uitdrukking komt in de wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd, alsmede met het feit dat verdachte niet eerder ter zake van geweldsmisdrijven is veroordeeld.
Samenvattend overweegt de rechtbank dat uitgaande van het oriëntatiepunt van drie jaren gevangenisstraf, geldende voor een first offender, in het nadeel van verdachte moet worden meegewogen dat bij de overval een vuurwapen aanwezig was en dat een stroomstootwapen is gebruikt, alsmede dat sprake was van eigenrichting.
Alles overziend acht de rechtbank vanwege de ernst van het feit het passend en geboden dat aan verdachte een gevangenisstraf van een langere duur dan door de officier van justitie geëist wordt opgelegd en bepaalt deze op de duur van drie jaren. De rechtbank ziet geen aanleiding een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
Onder verdachte zijn tijdens de doorzoeking van zijn woning op 8 november 2014 een alarm-/startpistool van het merk Bruni en munitie (8mm. knal) in beslag genomen, zoals vermeld op de beslaglijst van 18 maart 2015.
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen goederen te onttrekken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de in beslag genomen goederen dienen te worden onttrokken aan het verkeer nu het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.De schade van benadeelden

De vorderingen
[slachtoffer 4], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 15.060,48. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kosten psycholoog ad € 375,-;
  • mantelzorg ad € 1.690,-;
  • reiskosten ad € 1.161,16;
  • tandartskosten ad € 4.334,32;
  • immateriële schade ad € 7.500,-.
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 9.088,33. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kosten psycholoog ad € 375,-;
  • mantelzorg ad € 1.231,33;
  • immateriële schade ad € 7.500,-.
[slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 6.321,04. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kosten psycholoog ad € 375,-;
  • mantelzorg ad € 1.213,33;
  • verlies verdienvermogen ad € 1.732,71;
  • immateriële schade ad € 3.000,-.
[slachtoffer 3], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 9.588,33. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kosten psycholoog ad € 375,-;
  • mantelzorg ad € 1.213,33;
  • verhuiskosten ad € 5.000,-;
  • immateriële schade ad € 3.000,-.
De immateriële schade is telkens gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partijen behouden zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat, behoudens de post verhuiskosten vermeld op de vordering van mevrouw [slachtoffer 3], de vorderingen dienen te worden toegewezen en dat zij dienen te worden vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft niet-ontvankelijkheid van alle benadeelde partijen bepleit op grond van het feit dat de vorderingen niet, althans onvoldoende zijn onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 4] te [woonplaats] is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De vordering is door de verdediging betwist en door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is niet komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit de gestelde schade heeft toegebracht aan het slachtoffer.
Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] is de rechtbank van oordeel, dat nu verdachte van het feit waar de door de benadeelde partijen geleden schade betrekking op heeft wordt vrijgesproken, de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De benadeelde partijen kunnen hun vorderingen slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 36c en 36d Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder feit 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 2 primair in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 2 primair in de eerste plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 4], wonende te [woonplaats] aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering tot veroordeling van verdachte in de door hem geleden schade en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering tot veroordeling van verdachte in de door hem geleden schade en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats] aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering tot veroordeling van verdachte in de door haar geleden schade en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 3], wonende te [woonplaats] aan de [adres] in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering tot veroordeling van verdachte in de door haar geleden schade en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart onttrokken aan het verkeer:
-pistool, Bruni model 92;
-munitie, 8mm knal.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.T.C. Jordaans, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. M.A.H. Heijink, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.
Mr. S.M.M. Bordenga is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummers 2014111857 en 2014315308 (genaamd onderzoek Aardwolf). Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 20 april 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, de verklaring van verdachte:
Op 4 november 2014 ben ik naar de woning van [slachtoffer 4] gegaan. Desgevraagd zeg ik u dat ik de man was die voor de deur stond. Ik heb mij voorgedaan als een medewerker van het UWV. De bedoeling was dat ik mee zou gaan om [slachtoffer 4] de deur te laten openen. Als [medeverdachte] zou aanbellen dat zou [slachtoffer 4] de deur niet openen. Hij ontloopt [medeverdachte] al anderhalf jaar. Wij kwamen om een betalingsregeling met [slachtoffer 4] te treffen. [medeverdachte] heeft financiële problemen met [slachtoffer 4]. Wij zijn er met de auto van mijn broer naar toe gegaan. Ik heb aangebeld. De andere mannen zijn na mij naar binnen gelopen.
[slachtoffer 4] kwam op mij aflopen en begon te vechten. Ik heb hem toen in de houdgreep gepakt. Hij zei dat hij bereid was om een gesprek aan te gaan. Ik liep met hem naar de bank. Toen een telefoon afging rende [slachtoffer 4] achter [medeverdachte] langs naar het balkon en riep daar om de politie.
Desgevraagd zeg ik u dat ik heb gezien dat [medeverdachte] een wapen vast had om mee te dreigen.
Wij hadden tiewraps mee.
Toen [slachtoffer 4] op het balkon stond zei [medeverdachte] tegen ons “We gaan”.
Desgevraagd zeg ik u dat ik vlak voordat ik naar binnen ging, wist dat er een wapen was meegenomen. De tiewraps zaten in de tas. Die hadden we mee omdat je niet weet wat je in de woning aantreft. Misschien waren er wel meer mensen in de woning aanwezig.
Mr. Bordenga houdt mij mijn verklaring voor die ik bij de politie heb afgelegd over de meegenomen goederen en dat wij die in de auto in de notebooktas hebben gedaan. Ik zeg u nu dat de derde persoon de goederen in de tas heeft gestopt. Nadien hebben we de spullen weer in de tas teruggedaan.
Ik heb [slachtoffer 4] het stroomstootwapen laten zien.
2.
Een proces-verbaal van aangifte van 4 november 2015 (pag. 302 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van aangever [slachtoffer 4], zakelijk weergegeven:
Op 4 november 2014 bevond ik mij in mijn woning aan de [adres] op de eerste verdieping. Om het pand binnen te komen zit er een centrale intercom.
Ik hoorde dat de deurbel ging en heb via een camera gekeken. Ik hoorde iemand zeggen dat hij van de gemeente was. Ik zag ook iemand staan. Ik zag dat het een Nederlandse man was. De man kwam bij de voordeur en zei dat hij van de gemeente was. Hij kwam binnen en ging op het bankje in de woonkamer zitten. Hij had een laptoptas bij zich.
Hij vroeg aan mij of hij een glaasje water mocht drinken. Ik liep naar de keuken en hoorde voetstappen. Ik zag de man naar de voordeur lopen. De man opende de voordeur. De man deed de voordeur open en ik zag twee gemaskerde mannen.
De blanke man die bij mij binnen was greep mij van achter om mijn nek vast. Ik werd door een van de gemaskerde mannen met kracht in mijn gezicht en op mijn lichaam geslagen.
Door de kracht van de slagen viel ik op de grond in de hal terwijl de blanke man mij nog steeds om mijn nek vasthield.
Door een van de gemaskerde mannen en de blanke man werd ik vastgepakt bij mijn kleding en op de bank in de kamer gezet. Het rolgordijn in de woonkamer is toen dicht gedaan.
Ik zag dat de man zijn jas open deed en een vuurwapen tevoorschijn haalde.
Ik zag dat de blanke man op hetzelfde moment uit zijn laptoptas een soort stroomstootwapen haalde. De gemaskerde man hield mij onder schot terwijl de blanke man zwarte strips tevoorschijn haalde uit de zwarte laptoptas die hij bij zich had.
Op het moment dat ik het vuurwapen en het stroomstootwapen zag heb ik de tafel weg geduwd. Ik ben opgestaan. Ik ben naar het balkon aan de voorzijde van mijn woning gelopen. Ik heb de deur open gedaan en om hulp geroepen. Ik werd door de blanke man van achter vastgepakt.
Ik werd op dat moment geslagen door een van de gemaskerde mannen.
Ik heb letsel opgelopen. Ik heb pijn aan mijn rug en ik ben op mijn hoofd geslagen. Ik heb pijn op de borst en heb een wond bij mijn oog. Op mijn linkervoet zit een wond, ik heb een pijnlijke lip en mijn rechterhand is dik en opgezwollen.
3.
Een proces-verbaal van verhoor van 14 november 2014 (pagina 343 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Het was van tevoren afgesproken dat als ik binnen was, ik de deur zou openen voor [medeverdachte]. Toen ik de deur opende kwam [slachtoffer 4] ook weer terug uit de keuken. [slachtoffer 4] zei meteen "[medeverdachte]". Toen ik de deur opende kwamen [medeverdachte] en die andere man binnen. Toen ontplofte de boel. Ik probeerde [slachtoffer 4] vast te houden. Ik heb hem met mijn beide handen bij zijn rechterarm gepakt. [medeverdachte] pakte hem toen bij zijn andere arm. Toen vielen wij met z'n drieën op de grond.
De derde man had een alarmpistool bij zich.
[medeverdachte] had een stroomstootwapen bij zich. Er was ook een busje pepperspray meegekomen. Het alarmpistool, het stroomstootwapen en de pepperspray waren allemaal van [medeverdachte].
V: Wie zijn idee was het om de wapens mee te nemen?
A: Dat was [medeverdachte] zijn idee. Op de dag zelf bleek dat [medeverdachte] wapens bij zich had. lk wist dat toen wij binnen waren.
V: Wanneer is het stroomstootwapen tevoorschijn gekomen?
A: Dat hebben we laten zien, zodat hij zich rustig zou houden. Ik heb het stroomstootwapen laten zien en daarna is hij weer in de tas gegaan. In de notebooktas van mijn werk. lk had deze tas bij mij, hij is zwart van kleur.
4.
Een proces-verbaal van verhoor van 11 december 2014 (pag. 362 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Het gesprek in Almere is uit de hand gelopen. Dat was op 4 november 2014. Daar hebben we elkaar gesproken. Daar was mijn schoonvader bij, de heer [verdachte]. Daar zijn klappen gevallen.
Toen [slachtoffer 4] mij in de gang zag heeft hij mij weggeduwd. We raakten in gevecht.
Hij deed voor mijn schoonvader open. Hij kende hem niet. Mijn schoonvader belde aan en zei dat hij van de gemeente was. We wilden dat hij ons binnenliet. [slachtoffer 4] deed de deur open van de centrale hal en wij liepen naar de woning van [slachtoffer 4]. Mijn schoonvader zei dat hij voor de uitkeringsinstantie werkte.
[slachtoffer 4] zag mij in de gang, hij schrok, hij zei klootzak in het Berbers en hij duwde mij. lk sloeg [slachtoffer 4] in zijn gezicht met mijn rechtervuist. Hierdoor viel hij op de grond. Hij riep dat hij kanker had. lk kreeg medelijden waardoor ik hem overeind hielp. We gingen op de bank zitten. [slachtoffer 4] zei: We gaan het nu oplossen.
Het was de bedoeling om met hem te praten over de betaling, over het bedrag wat nog openstond. Dat bedrag was euro 50.000,--.
Ik weet dat er nog iemand is mee geweest. Dit is een bekende van [slachtoffer 4]. Ik ken hem alleen als [naam].
We spraken af dat [naam] mee naar Almere zou gaan om te bemiddelen. Ik weet dat [naam] ook problemen heeft met [slachtoffer 4], dat gaat om drugs. [slachtoffer 4] was [naam] ook geld schuldig. lk weet dat [slachtoffer 4] voor [naam] ook de deur niet open zou doen. Daarom was mijn schoonvader meegegaan. Ik ben met [naam] de carpoolplaats gegaan en daar heeft mijn schoonvader ons opgehaald.
We zijn met de auto van de broer van [verdachte], mijn schoonvader, gegaan. De auto was een zwarte BMW met Belgisch kenteken.
Misschien dat iemand een alarmpistool bij zich had. Die had ik in 2008 aan mijn schoonvader gegeven.
[verdachte] is naar binnen gegaan en ik ging met [naam] er achteraan.
In Almere heb ik die man alleen een klap gegeven.
5.
Een proces-verbaal van verhoor van 12 december 2014 (pag. 369 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Er is tussen mij en [verdachte] afgesproken dat [verdachte] zou aanbellen als medewerker van de gemeente. Dat wij twee minuten later achter hem aan zouden gaan. Eerst bij het aanbellen beneden, deed [verdachte] zich voor als medewerker van de gemeente. Toen de deur beneden werd geopend, gingen we met zijn drieën de hal binnen.
Ik hoorde dat [verdachte] zei: “Kom”. Dit was voor ons het teken dat we naar boven moesten komen. Hierop zijn we naar boven gelopen en zijn we de woning van [slachtoffer 4] binnengegaan.
Ik weet alleen dat het hele gesprek met [slachtoffer 4] erop gericht was om met hem te praten.
Er is alleen een beetje geweld gebruikt, ik heb een klap op zijn kaak gegeven. Er is een worsteling geweest. Ik heb met hem geworsteld.
Er is een telefoon in de keuken afgegaan, toen ik terug was in de woonkamer, was hij op het balkon. [verdachte] ging achter hem aan. lk zei tegen [verdachte], kom we gaan weg.
Ik weet dat [verdachte] hem bij de arm vasthad
Ik heb gezien dat [verdachte] op het balkon stond te worstelen met [slachtoffer 4]. lk schreeuwde dat [verdachte] moest meekomen, maar [verdachte] zei: "Nee we moeten dat geld hebben, daar zijn we voor gekomen".
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van 4 november 2014 van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] (pagina 374 van het dossier), zakelijk weergegeven, onder meer inhoudende.
Op 4 november 2014 kregen wij, verbalisanten, de melding kregen te gaan naar de [adres] te Almere.
Wij belden aan en werden binnen gelaten door het slachtoffer. Wij zagen dat hij onder het bloed zat, met name in zijn gezicht, linker voet en her en der bloedvlekken op zijn kleding, en dat zijn T-shirt kapot was. Wij zagen meerdere bloedvlekken op de grond in de hal en woonkamer van deze woning zitten. Ook zagen wij tiewraps in de woonkamer op de grond liggen.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], bekeek de woning grondig en zag in de hal van de woning meerdere kleine bloedvlekken op de houten vloer en op de deurmat zitten.
In de woonkamer zag ik over de gehele vloer kleine bloedvlekken liggen, zowel op de houten vloer als op het tapijt. Ik zag op de houten vloer naast de bank een tiewrap liggen. Ik zag een deur naar een balkon. Vlak voor deze deur lagen op de grond twee tiewraps welke door elkaar geregen waren. Ik zag op het balkon een aantal kleine bloedvlekken op de grond liggen. Hier zag ik ook een grotere bloedvlek liggen, welke ik in diameter 3 a 4 centimeter schat. Op de reling van het balkon zag ik ook meerdere kleine bloedvlekken zitten.
Ik, verbalisant [verbalisant 3], bekeek de verwondingen van aangever. Ik zag dat hij een snee had in zijn linker wenkbrauw en in zijn linker grote teen. Op zijn linker voet zat nog een wond in de buurt van de wreef. Ik zag dat op de rug van zijn beide handen lichte schaafwonden zaten. Ik zag dat zijn witte T-shirt kapot gescheurd leek.