ECLI:NL:RBOVE:2015:2204

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 mei 2015
Publicatiedatum
1 mei 2015
Zaaknummer
08/760246-14 en 08/730179-14 (Vord.tul.)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes tijdens Oud en Nieuw

Op 1 mei 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 30-jarige man uit Hengelo, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De verdachte heeft op oudejaarsavond 2014 in Enschede, tijdens een ruzie met de buurman van zijn ouders, geprobeerd deze met een mes in de buik te steken. Het slachtoffer liep daarbij ernstig letsel op, met perforaties aan de darmen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat er voldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. Deskundigen concludeerden dat de verdachte leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, waaronder alcohol- en cannabisafhankelijkheid, en een aanpassingsstoornis. De rechtbank legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar op, alsook tbs met voorwaarden, om herhaling te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding werd toegewezen, waarbij de verdachte € 3.106,-- moest betalen, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet in een noodweersituatie bevond en dat zijn handelen als zeer ernstig werd beschouwd, wat bijdroeg aan de schok in de rechtsorde.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummers: 08/760246-14 en 08/730179-14 (Vord.tul.)
Datum vonnis: 1 mei 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1985 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 april 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Pol en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. T. Geerdink, advocaat te Borne, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte: heeft geprobeerd om M [slachtoffer] van het leven te beroven (primair), dan wel die persoon zwaar heeft mishandeld (subsidiair), dan wel heeft geprobeerd zwaar te mishandelen (meer subsidiair)
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 31 december 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van
het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp
en/of puntig voorwerp, in de buik, althans in (de richting van) het lichaam,
heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat:
hij op of omstreeks 31 december 2014 in de gemeente Enschede, aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht door die
[slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de
buik, althans in (de richting van) het lichaam, te steken;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat:
hij op of omstreeks 31 december 2014 in de gemeente Enschede
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
die [slachtoffer] met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in
de buik, althans in (de richting van) het lichaam heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren onvoorwaardelijk, met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte de maatregel als bedoeld in artikel 38 Sr zal worden opgelegd, waarbij onder andere als voorwaarden zullen worden gesteld dat de terbeschikkinggestelde zich ter klinische behandeling zal doen opnemen in FPA De Beuken voor de duur van maximaal 18 maanden. De door de benadeelde partij [slachtoffer] ingediende vordering tot schadevergoeding dient volgens de officier van justitie integraal te worden toegewezen tot een bedrag van € 3.106,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging daarbij van de schadevergoedingsmaatregel. De in beslag genomen jas dient te worden teruggegeven aan verdachte.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft hij de bewijsmiddelen uitvoerig opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zakelijk weergegeven - primair aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en het subsidiair tenlastegelegde, omdat de verdachte niet het opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad om het slachtoffer van het leven te beroven, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van die feiten een beroep op noodweer gedaan, nu de verdachte zich heeft moeten verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever.
Voor zover het beroep op noodweer niet mocht slagen, kan de verdediging zich meer subsidiair vinden in een bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging tot zware mishandeling.
Ten aanzien van de door de benadeelde partij ingediende vordering tot schadevergoeding stelt de raadsman zich primair op het standpunt dat deze vordering dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, gelet op de door hem bepleite vrijspraak c.q. ontslag van rechtsvervolging. Subsidiair is de raadsman van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd om te kunnen worden toegewezen.
De onder verdachte in beslag genomen jas dient aan hem te worden teruggegeven.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 31 december 2014 ’s avonds samen met zijn vriendin [naam 1] op visite was bij zijn buren [naam 2] en [naam 3]. In die woning waren verder aanwezig de zoon van de buren [verdachte], verdachte, en een kennis van de buren genaamd [naam 4]. Nadat er gedurende de hele avond al sprake was van onenigheid tussen aangever en verdachte, ontstaat er op zeker moment een ruzie tussen beiden in de keuken van de woning. Als aangever hierna naar buiten loopt, wordt hij in de tuin van de woning opnieuw geconfronteerd met verdachte, die hem vervolgens met een mes in zijn buik steekt. Aangever kijkt hierop naar zijn buik en ziet dat zijn darmen er uit hangen.
De getuige [naam 1] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat zij op 31 december 2014 omstreeks 18.30 uur met haar vriend [slachtoffer] naar de woning van de buren [naam 2] en [naam 3] is gegaan om Oud en Nieuw te vieren. Ook de zoon van de buren [verdachte] was in die woning aanwezig. Haar vriend en [verdachte] zijn een discussie aangegaan, die op een gegeven moment over is gegaan in een fysieke confrontatie in de keuken van de woning. De getuige besloot hierop de politie te bellen en zag vervolgens dat [verdachte] met een mes in zijn rechter hand de tuin achter de woning in liep en met dat mes haar, op dat moment zich daar bevindende vriend in de buik stak.
De getuige [naam 3] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat nadat de ruzie in de keuken was beëindigd, verdachte in de richting van aangever is gelopen die zich op dat moment achter de woning bevond. Hierna hoorde zij laatstgenoemde roepen “ik ben neergestoken”.
De getuige [naam 4] heeft - zakelijk weergegeven - verklaard dat aangever en verdachte een woordenwisseling met elkaar kregen en later in de keuken begonnen te vechten. Nadat het was gelukt om beiden uit elkaar te halen, liep aangever de achtertuin in, waarna ook verdachte via de achterdeur naar buiten liep. De getuige hoorde daarna aangever roepen dat hij was gestoken.
Bij de aanhouding van de verdachte wordt in zijn kleding een mes aangetroffen, met een lemmet van ongeveer 9 centimeter lang, waarop bloedsporen zichtbaar waren. Het mes is veilig gesteld. Ook aan de binnenkant van de sweater die verdachte droeg worden sporen van bloed aangetroffen.
Het mes is onderzocht door het NFI. Van het celmateriaal uit de bemonsteringen van bloedsporen, respectievelijk nabij de snijrand aan de voorzijde en op het gekartelde deel van de snijrand van het lemmet van het mes, is een DNA-profiel verkregen dat afkomstig is van een man. Het DNA-profiel kan zijn van het slachtoffer [slachtoffer]. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig ander persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De verdachte heeft verklaard dat hij op 31 december 2014 ’s avonds naar de woning van zijn ouders is gegaan om daar Oud en Nieuw te vieren. Hij had op dat moment een mes bij zich dat later bij de aanhouding op hem is aangetroffen en is afgebeeld op de zich in het dossier bevindende foto’s. Verdachte verklaart voorts dat hij in zijn herinnering van die bewuste avond op een gegeven moment een buik voor zich zag en toen met het mes een zwaaibeweging heeft gemaakt.
Verbalisant [verbalisant] heeft in een (aanvullend) proces-verbaal van bevindingen weergegeven dat verdachte tijdens de voorgeleiding aan hem, verbalisant, met opgewonden toon te kennen gaf: “Ik had die vent al direct dood moeten maken”.
Uit de letselrapportages komt naar voren dat aangever een steekverwonding heeft in de onderbuik met eviceratie van de dunne darm, waarbij een exploratieve laparotomie werd verricht en een zevental dunne darm laesies werden overhecht.
Uit de door de forensisch arts M. Evers opgestelde letselinterpretatie blijkt dat het letsel door de huid, de buikspieren en het onderliggende vetweefsel is gegaan en vitale lichaamsdelen, zoals een door dit gebied lopende heupader of heupslagader had kunnen raken met ernstig bloedverlies als gevolg. Na het overhechten van de darmen kan er lekkage optreden waardoor abcessen en buikvliesontsteking in de buikholte kunnen ontstaan. Voorts had door de perforatie van de darmen ontlasting in de buikholte kunnen komen met kans op bacteriële buikvliesontsteking, die zeker de dood ten gevolge kan hebben.
De rechtbank overweegt allereerst dat zij geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever en de getuigen. De afgelegde
verklaringen worden op essentiële punten ondersteund door andere bewijsmiddelen. Gelet op de onderlinge samenhang van de aangifte, de verklaringen van de getuigen, het aantreffen van het mes bij verdachte en diens verklaring dat hij daarmee een zwaaiende beweging heeft gemaakt toen hij een buik voor zich zag, alsmede de resultaten van het onderzoek van het NFI, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft gestoken met een mes.
De volgende vraag die de rechtbank moet beantwoorden is hoe het steken met het mes moet worden gekwalificeerd.
Voor een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag is vereist dat verdachte de opzet had om aangever van het leven te beroven. In dat verband dient verdachte ten minste te hebben gehandeld met voorwaardelijk opzet, oftewel dient hij willens en wetens de aanmerkelijke kans te hebben aanvaard dat aangever door het steken met het mes dat verdachte in zijn hand had, dodelijk gewond zou kunnen raken. Factoren die voor de beoordeling van de aanmerkelijke kans mede van belang zijn, zijn de aard en de grootte van het mes, de plaats waar het mes in het lichaam is gestoken en met welke kracht verdachte heeft gestoken. Daarbij komt voorts betekenis toe aan de aard van de verwondingen die duidelijkheid zou kunnen geven over de wijze waarop is gestoken en of sprake was van een levensbedreigende situatie. Het steken met een - naar uit het dossier blijkt - gekarteld mes met een lemmet van ongeveer 9 centimeter in de buikstreek van aangever, kennelijk met zodanige kracht dat deze door de huid, de buikspieren en het onderliggende vetweefsel is gegaan, kan naar het oordeel van de rechtbank bezwaarlijk anders worden aangemerkt dan te zijn gericht op de dood van aangever. Als een feit van algemene bekendheid mag immers verondersteld worden dat zich in de buikholte kwetsbare en vitale organen en slagaders bevinden, waardoor dusdanig letsel en bloedverlies kan optreden dat een aanmerkelijke kans bestaat dat aangever als gevolg daarvan komt te overlijden. Ook verdachte moet zich daarom bewust zijn geweest van de mogelijkheid dat dergelijk letsel zou kunnen ontstaan. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm dient de gedraging van verdachte naar het oordeel van de rechtbank dan ook te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het dodelijk gewond raken van aangever, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Weliswaar heeft de verdediging in dit verband als contra-indicatie aangevoerd dat verdachte - overeenkomstig de door de psychiater De Jong geconstateerde aanpassingsstoornis in combinatie met een persoonlijkheidsstoornis en verstandelijke beperking - onder invloed van alcohol, onvoldoende zicht en grip heeft gehad op zijn emoties en gedrag, zodat verdachte volgens de raadsman geen opzet kan hebben gehad, maar de rechtbank volgt de raadsman daarin niet.
Krachtens bestendige jurisprudentie is er enkel geen opzet aanwezig indien verdachte verstoken is van elk inzicht in zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat deze situatie zich niet voordoet. Uit de door verdachte na zijn aanhouding ter zake de hem ten laste gelegde feiten tegenover verbalisant [verbalisant] gedane uitlating “ik had die vent al direct dood moeten maken”, leidt de rechtbank af dat er bij verdachte wel degelijk sprake is geweest van inzicht in het handelen en opzet met betrekking tot de gewelddadige handelingen.
Aldus is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte in ieder geval sprake was van voorwaardelijk opzet om aangever te doden.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 31 december 2014 in de gemeente Enschede ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van
het leven te beroven, die [slachtoffer] met een mes in de buik heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte genoodzaakt was zich te verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding veroorzaakt door aangever, erin bestaande dat verdachte tijdens de ruzie door aangever onder meer in een judoklem werd genomen.
6.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat een beroep op noodweer niet kan slagen, nu niet aannemelijk is geworden dat er sprake was van een noodweersituatie.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Er is sprake van noodweer als het feit geboden is door de noodzakelijk verdediging van eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk gevaar voor zo een aanranding.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond. Het scenario van verdachte dat aangever de agressor was, wordt op dit punt niet ondersteund door de verklaringen van de andere aanwezigen in de woning (aangever en de hiervoor reeds genoemde getuigen). Voorts neemt de rechtbank hierbij mede in aanmerking dat verdachte steeds heeft verklaard dat hij zich niets weet te herinneren van de omstandigheden waaronder aangever met een mes in de buik is gestoken. Zijn verklaring kan daarom niet bijdragen aan de feitelijke onderbouwing van het verweer dat hij aangever uit noodweer in de buik heeft gestoken.
Nu een noodweersituatie ontbreekt verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 287 juncto 45 Sr. Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: poging tot doodslag.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 31 december 2014 getracht om het slachtoffer [slachtoffer] van het leven te beroven, door hem met een mes in de buik te steken. Het slachtoffer heeft daarbij ernstig letsel opgelopen, waarbij zijn darmen op meerdere plaatsen zijn geperforeerd. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer meerdere dagen in het ziekenhuis moeten verblijven en een operatie moeten ondergaan. Hij heeft veel pijn gehad en heeft zoals uit het verhandelde ter zitting naar voren is gekomen, nog steeds pijn. Door het revalidatieproces heeft het slachtoffer opdrachten die hij als beginnend zelfstandig stukadoor binnen had gekregen niet kunnen uitvoeren waardoor hij inkomsten heeft misgelopen.
Naast dit fysieke leed heeft de handelwijze van verdachte ook veel psychisch leed bij het slachtoffer teweeg gebracht, zoals blijkt uit de opgestelde en ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Door zijn huisarts is het slachtoffer in dat verband inmiddels ook doorverwezen naar professionele psychologische ondersteuning om geestelijk te kunnen verwerken wat verdachte hem heeft aangedaan.
Behalve deze verstrekkende gevolgen die het handelen van verdachte voor het slachtoffer heeft gehad, heeft ook in het algemeen te gelden dat het bewezenverklaarde en met name het gewelddadige karakter daarvan, de rechtsorde heeft geschokt en heeft bijgedragen aan het ontstaan en in stand houden van in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat hij blijkens het hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 maart 2015, in het vrij recente verleden eerder ter zake een soortgelijk delict met politie en justitie in aanraking is geweest. Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op de Pro Justitia rapportages die op respectievelijk 23 maart 2015 en op 27 maart 2015 omtrent de persoon van verdachte zijn opgemaakt door de psychiaters drs. A.M. de Jong en drs. F.P. Bish en de klinisch psycholoog D. Breuker, alsmede op het de verdachte betreffende reclasseringsadvies van 8 april 2015 opgesteld door de reclasseringswerker J.H. Peddemors.
Bovengenoemde gedragsdeskundige rapporten houden als gezamenlijke conclusie - zakelijk weergegeven - onder meer in, dat er bij verdachte ten tijde van het tenlastegelegde - indien bewezen - sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten een alcohol- en cannabisafhankelijkheid en een aanpassingsstoornis met een gemengde stoornis van emoties en gedrag. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO en een verstandelijke beperking.
De gedragsdeskundigen zijn tot de gezamenlijke conclusie gekomen dat verdachte op grond van deze stoornissen verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Naar het oordeel van de deskundigen is het gevaar voor recidive groot indien verdachte niet zou worden behandeld. Geadviseerd wordt om die behandeling klinisch te doen plaatsvinden in het kader van een TBS met voorwaarden, bij voorkeur in een setting die gespecialiseerd is in verstandelijke beperkingen in combinatie met persoonlijkheidsproblematiek.
De reclassering steunt dit advies en heeft in dat verband ter terechtzitting in de persoon van de reclasseringswerker Peddemors nog te kennen gegeven dat de eventuele klinische behandeling van verdachte - na een herbeoordeling door het IFZ - thans plaats zal dienen te vinden bij FPA De Beuken en met name gericht zal zijn op agressie- en impulsbeheersing. De duur van de behandeling zal ongeveer achttien maanden bedragen.
De rechtbank acht de in voornoemde onderzoeksrapportages vervatte conclusies betreffende de persoon van verdachte en het daaruit voortvloeiende advies op de daarvoor in die rapportages bijeengebrachte gronden goed onderbouwd en zij neemt deze over.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat oplegging van de maatregel TBS met voorwaarden thans is aangewezen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van deze maatregel stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
- op het gepleegde misdrijf is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van de hierna te melden voorwaarden.
Daarnaast concludeert de rechtbank dat er ten aanzien van verdachte kan worden gesproken van een zodanige verwijtbaarheid met betrekking tot het door hem gepleegde feit, gericht tegen of gevaar veroorzakend voor de onaantastbaarheid van het lichaam, dat gelet op de aard en de ernst daarvan, oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen jas aan de verdachte dient te worden teruggegeven.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.106,-- ( drieduizend eenhonderd zes euro), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • kledingschade € 188,--;
  • daggeldvergoeding ziekenhuis €168,--;
  • immateriële schade van €2.750,--.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan de benadeelde partij. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 3.106,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 31 december 2014. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.

10.De vordering tenuitvoerlegging

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de gevangenisstraf die deze rechtbank bij vonnis van 5 augustus 2014 aan verdachte voorwaardelijk heeft opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat die vordering moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van
5 augustus 2014, te weten van 120 dagen gevangenisstraf.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geen toegevoegde waarde heeft en hij bepleit daarom de proeftijd met één jaar te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden toegewezen. Het is immers gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een nieuw strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 5 augustus 2014, te weten van 120 dagen gevangenisstraf.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14g, 14h, 27, 37a en 38 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij.
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert: poging tot doodslag;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde.
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en stelt daarbij als voorwaarden:
-de ter beschikking gestelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
-de ter beschikking gestelde stelt zich onder toezicht van de reclassering en zal zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen door of namens deze instelling aan hem te geven;
-de ter beschikking gestelde onthoudt zich van het plegen van strafbare feiten;
-de ter beschikking gestelde zal zich niet buiten de Nederlandse landgrenzen begeven;
-de ter beschikking gestelde werkt mee aan opname en behandeling bij FPA De Beuken of soortgelijke instelling gedurende een periode van maximaal achttien maanden en zal zich in het kader van het toezicht begeleidbaar opstellen en zich houden aan de afspraken met de reclassering en met de behandelaars van FPA De Beuken, en zich conformeren aan het behandelplan, ook als dit betekent dat hij de hem voorschreven medicatie zal nemen;
-de ter beschikking gestelde zal niet zonder toestemming en anders dan in overleg met de reclassering van woonplaats veranderen en hij werkt mee aan een nader in te vullen en te bepalen vervolgtraject. Hierbij wordt gedacht aan een RIBW voorziening of soortgelijke instelling;
-de ter beschikking gestelde onderhoudt contact met de reclassering en verschaft zicht op de voortgang van zijn behandeling. Hij houdt zich aan aanwijzingen welke gaandeweg de behandeling geformuleerd zullen worden door FPA De Beuken. De reclassering zal contact onderhouden met zowel de behandelaars van deze behandelinstelling als met betrokkene;
-de ter beschikking gestelde geeft inzage in de ontwikkelingen op het gebied van wonen, werk en dagbesteding en blijft dit doen ook na de klinische opname in de vervolgvoorziening;
-de ter beschikking gestelde geeft inzage in zijn relaties en zal, indien de reclassering dit nodig acht, meewerken aan relatiebemiddeling;
-de ter beschikking gestelde geeft inzage in zijn financiën en accepteert begeleiding indien geïndiceerd;
-de ter beschikking gestelde onthoudt zich van alcohol- en/of drugsgebruik en hij werkt mee aan controles in dat verband.
Draagt de Reclassering Nederland op de ter beschikking gestelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 3.106,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 december 2014;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave van de in beslag genomen jas aan verdachte.
tenuitvoerlegging vonnis met parketnummer 08/730179-14
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 5 augustus 2014, te weten van
120 dagen gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.C.S. Koppes, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr.
I C.E.. Draisma, rechters, in tegenwoordigheid van H.J. ter Haar, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.
Buiten staat
Mrs. Stoové en Draisma zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost, district Twente met nummer 2014249228. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Een proces-verbaal van aangifte van 1 januari 2015, voor zover inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik doe hierbij aangifte van mishandeling dan wel poging tot doodslag gepleegd door de mij bekende [verdachte]. Ik was op oudejaarsdag op visite bij mijn buren [naam 2] en [naam 3]. Ik was daar samen met mijn vriendin [naam 1]. [verdachte] kwam op een bepaald moment binnen bij zijn ouders. Ik was met [verdachte] in gesprek. [verdachte] beschuldigde mij ervan dat ik hem niet mocht, dat ik tussen zijn ouders en hem in stond en dat ik kwaad over hem zou spreken. De discussie tussen ons bleef door gaan. Op een bepaald moment kwamen [verdachte] en ik buiten te staan, nabij de achterdeur van de woning. De discussie werd heftiger en op een bepaald moment wilde [verdachte] mij slaan. Toen [verdachte] mij aanviel heb ik hem in een greep vastgepakt. Ik had zijn hoofd onder mijn arm geklemd. Terwijl ik hem in de greep had, besefte ik dat ik neergestoken was. Ik zag op mijn rechter onderlijf de darmen er uit hangen. Ik zag ook bloed. Ik had [verdachte] nog maar een paar seconden om zijn nek vast. Ook hoorde ik [verdachte] op een bepaald moment meerdere malen roepen: “Ik maak je dood” of dergelijke woorden. Ik ben in elkaar gezakt en ik weet nog dat ik op een brancard werd gelegd.
2.
Een geschrift, te weten een schrijven van de traumachirurg B.P. Bertelink verbonden aan het Medisch Spectrum Twente te Enschede, gericht aan de arts forensische geneeskunde M. Evers, voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
In uw schrijven van 09-12-2014 verzocht u om inlichtingen over de patiënt [slachtoffer], wonende te [adres]. De messteek had hier ook meer vitale weefsels kunnen raken bv de arteria/vena iliaca. Dit steekletsel had zeker de dood ten gevolge kunnen hebben.
3.
Een door drs. M. Evers, als forensisch arts verbonden aan de GGD Twente op 12 februari 2015 opgestelde geneeskundige verklaring-letselbeschrijving omtrent [slachtoffer] geboren op [geboortedatum 2], voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het letsel is door de huid, de buikspieren en het onderliggende vetweefsel gegaan en heeft 7 op en naast elkaar liggende darmlissen geraakt. Een messteek had bijvoorbeeld de in dit gebied lopende heupader of heupslagader kunnen raken met ernstig bloedverlies als gevolg. De chirurg heeft aangegeven dat er lekkage kan optreden na het overhechten van de darmen. Door lekkage kunnen abcessen en buikvliesontsteking in de buikholte ontstaan. Door de perforatie (letsel) van de darmen had ontlasting in de buikholte kunnen komen met kans op bacteriële buikvliesontsteking. Buikvliesontsteking is een ernstige aandoening die zeker de dood ten gevolge kan hebben.
4.
Een als bijlage bij een proces-verbaal van bevindingen van 12 januari 2015 gevoegd e-mail bericht van aangever [slachtoffer] gericht aan de verbalisant [verbalisant], voor zover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Omdat ik verhoord ben toen ik net uit narcose kwam, heb ik u gevraagd mijn verhaal nog een keer te mogen doen omdat ik me weer eens stuk beter herinner wat er precies gebeurd is. Oudejaarsavond 31 december 2014 zat ik bij de buren [naam 3] en [naam 2]. Op een gegeven moment kwam de zoon van de buren genaamd [verdachte] binnen. [verdachte] begon op een gegeven moment vervelend te doen. Ik heb met hem gepraat. Na een tijdje begon [verdachte] mij weer hetzelfde te verwijten. Omdat ik geen zin had in gezeur ben ik opgestaan om naar huis te gaan. Toen ik de keuken in liep viel [verdachte] mij plotseling van achteren aan. Ik heb hierop gereageerd door hem in een judoklem te pakken. [naam 2] wou ons uit elkaar halen en als gevolg van een gladde vloer lagen we alle drie op de grond. Ik ben opgestaan en naar buiten gelopen. Direct daarna ging de buitendeur weer open en daar stond [verdachte] in de deuropening. Direct stak hij mij met een mes in mijn buik en zei tegen me “hier ik maak je dood’. Toen ik werd neergestoken keek ik naar mijn buik en zag mijn darmen er uit hangen.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen van 1 januari 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van verbalisanten:
Op 31 december 2014 omstreeks 22:30 uur, hoorden wij de melding van het Regionaal Meldcentrum Twente dat er een vechtpartij plaats zou vinden in de woning aan de [adres] te Enschede. Tijdens het aanrijden hoorden wij dat er iemand zou zijn neergestoken en dat de verdachte ene [verdachte] zou zijn. Toen wij omstreeks 22:33 uur ter plaatse kwamen zagen wij dat er een tweetal vrouwen uit perceel [nummer] in onze richting kwam lopen. Ook zagen wij een manspersoon aan de overkant van de straat bij perceel [nummer] lopen. Wij zagen dat de twee vrouwen richting deze manspersoon wezen en riepen: “Hij, hem daar. Hem moet je hebben” of woorden van gelijke strekking. Hierop liepen wij richting de manspersoon en hebben hem aangehouden. Nadat verdachte de handboeien waren aangelegd, vroeg ik aan de verdachte of hij scherpe voorwerpen bij zich droeg. Wij hoorden de verdachte zeggen dat hij een mes bij zich droeg in zijn rechter broekzak. Tijdens de fouillering troffen wij een zwart gekleurd mes aan in zijn rechter broekzak. Ik, verbalisant [verbalisant], zag dat er sporen van bloed aan de binnenkant van de grijze sweater van verdachte zat. Ik verbalisant vroeg aan de verdachte wat zijn naam was, waarop wij de verdachte hoorden zeggen dat hij [verdachte] heette.
6.
Een proces-verbaal van bevindingen van 31 december 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op woensdag 31 december 2014 bevond ik mij als hulp officier van justitie in het Politie Arrestanten Centrum te Borne. Aldaar werd aan mij de ter zake poging doodslag c.q. moord aangehouden verdachte genaamd: [verdachte], geboren op [geboortedatum 1] 1985, voorgeleid. Hierop heb ik aan de verdachte medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht was op de vragen die aan hem gesteld zouden gaan worden. Toen verdachte mij vroeg wat hij gedaan had en ik hem vertelde dat hij was aangehouden voor een poging doodslag/moord, hoorde ik dat hij met opgewonden toon zei: “Ik had die vent al direct door moeten maken”.
7.
Een naar aanleiding van bovengemeld proces-verbaal opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 2 januari 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van de verbalisant:
Op woensdag 31 december 2014 heb ik een proces-verbaal opgemaakt waarin ik bij de uitlatingen welke door [verdachte] zijn geuit bij zijn voorgeleiding aan mij, heb geschreven “Ik had die vent al direct door moeten maken”. Hierin heb ik een schrijffout gemaakt. In plaats van “door” had hier “dood” moeten staan.
8.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 1 januari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van [naam 1]:
Op woensdag 31 december 2014 omstreeks 18.30 uur, ben ik samen met mijn vriend [slachtoffer] naar de buren [naam 2] en [naam 3] gegaan om Oud en Nieuw te vieren. De buren wonen aan de [adres] te Enschede. Daar waren ook hun zoon [verdachte] en [naam 4] aanwezig. [verdachte] was erg verbaal naar [slachtoffer] toe. Dit bleef maar doorgaan over en weer. Ik zag dat [verdachte] opstond en ging vechten met [slachtoffer]. Dit was in de keuken. [naam 2], [naam 3] en ik hebben geprobeerd om [verdachte] en [slachtoffer] uit elkaar te halen. Ik heb gelijk de politie gebeld. Ik stond bij de voordeur te bellen. Ik ben hierna weer naar binnen gelopen. Ik zag [verdachte] met een mes. [verdachte] had het mes in zijn rechter hand. [verdachte] liep richting de tuin achter het huis. Ik zag dat [slachtoffer] weer naar binnen wilde lopen. Ik zag dat [slachtoffer] door [verdachte] werd gestoken. Ik heb gezien dat [slachtoffer] in zijn buik gestoken werd.
9.
Een proces-verbaal verhoor getuige van 1 januari 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van [naam 4]:
Op woensdag 31 december 2014 omstreeks 18.00 uur was ik bij [naam 2] en [naam 3] aan de [adres] te Enschede om Oud en Nieuw te vieren. Ook de zoon van [naam 2] en [naam 3] was in de woning. Even later kwam ook de buurman [slachtoffer]. [verdachte] en [slachtoffer] kregen op een gegeven moment een woordenwisseling. Omstreeks 21.45 uur zag ik dat [verdachte] en [slachtoffer] beide naar de keuken liepen. Ik hoorde dat [verdachte] en [slachtoffer] begonnen te vechten. [naam 3] en ik zijn naar de keuken toegelopen om ze uit elkaar te halen. [verdachte] liep terug naar de woonkamer. [slachtoffer] liep via de achterdeur de tuin in. Ik zag dat [verdachte] vervolgens ook via de achterdeur naar buiten liep. Ik hoorde dat [slachtoffer] riep “ik ben gestoken”. Ik ben vanuit de keuken naar [slachtoffer] toegelopen. Ik zag dat [slachtoffer] gestoken was. Ik zag dat hij een grote wond had aan de rechter kant onder in zijn buik.
10.
Een proces-verbaal Forensisch Onderzoek van 19 januari 2015, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de verbalisant:
Op woensdag 31 december 2014 omstreeks 23.15 uur, kreeg ik het verzoek om een forensisch onderzoek in te stellen naar aanleiding van een zware mishandeling c.q. poging doodslag welke die dag omstreeks 22.30 uur had plaatsgevonden in de achtertuin van perceel [adres] te Enschede. Aldaar zou een slachtoffer met en mes in de buikstreek zijn gestoken, waarbij dit slachtoffer zwaar gewond zou zijn geraakt.
Als sporendrager werd gewaarmerkt en veiliggesteld een bebloed mes ingeklapt ong. 12 cm en uitgeklapt ong. 20,5 cm, dat werd voorzien van het SIN nummer AADF6779NL. Vervolgens heb ik dit mes, wat de verdachte bij zich had tijdens zijn aanhouding, nader onderzocht. Ik zag vervolgens bloedsporen aan weerszijden op het lemmet van dit mes. In opdracht van de behandelend officier van justitie mr. Pol is DNA referentiemateriaal veiliggesteld van het slachtoffer [slachtoffer]. Dit referentiemateriaal is voorzien van SIN RAAX2380NL. In overleg met het tactisch onderzoeksteam en de behandelend officier van justitie is het mes met SIN AADF6779NL en het DNA referentiemateriaal van het slachtoffer [slachtoffer] met SIN RAAX2308NL, overgedragen aan het NFI voor een vergelijkend DNA onderzoek.
11.
Een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te Den Haag van 5 maart 2015, naar waarheid, volledig en naar beste inzicht opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, als deskundige forensisch onderzoek verbonden aan voormeld instituut, zakelijk weergegeven, inhoudende als relaas van bevindingen en verrichtingen:
Naar aanleiding van een steekincident in Enschede op 31 december 2014, zaaknummer 2015.02.16.077 is in opdracht van de officier van justitie mr. G.C. Pol, een onderzoek naar biologische sporen en een DNA-onderzoek uitgevoerd.
Verspreid over het lemmet van het mes AADF6779NL zijn meerdere bloedsporen aangetroffen. Twee bloedsporen zijn als AADF6779NL#01 en AADF6779NL#02 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek.
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek:
AADF6779NL#01 bemonstering van een bloedspoor nabij de snijrand aan de voorzijde van
het lemmet van het mes
AADF6779NL#02 bemonstering van een bloedspoor op het gekartelde deel van de snijrand
van het lemmet van het mes
RAAX2380NL een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2]).
Van het referentiemonster wangslijmvlies RAAX238ONL van het slachtoffer [slachtoffer] is een DNA-profiel verkregen dat betrokken is bij het vergelijkend DNA-onderzoek.
Resultaten, interpretatie en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek:
AADF6779NL#01 en DNA-profierl van een man kleiner dan één op één miljard.
AAD6779NL#02 slachtoffer [slachtoffer].
12.
Een proces-verbaal verhoor verdachte van 1 januari 2015, voor zover inhoudende als, zakelijk weergegeven, verklaring van verdachte:
Woensdag 31 december 2014 ben ik naar mijn ouders aan de [adres] in Enschede gefietst. Bij me had ik een zakmes. Als ik naar Enschede ga dan neem ik het mes altijd mee. Ook de mij bekende buurman van mijn ouders, zijnde [slachtoffer], kwam bij mijn ouders. Er moet wat gebeurd zijn dat ik [slachtoffer] later heb gestoken. Ik weet nog dat ik met mijn rechter hand een zwaaibeweging op buikhoogte op iemand heb ingestoken.
13.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 31 december 2014 ’ben ik s avonds naar de woning van mijn ouders gegaan om daar Oud en Nieuw te vieren. Ik had op dat moment een mes bij mij dat later bij de aanhouding op mij is aangetroffen en dat is afgebeeld op de zich in het dossier bevindende foto’s. In mijn herinnering van die bewuste avond heb ik op een gegeven moment met het mes een zwaaibeweging gemaakt toen ik een buik voor mij zag.