8.1De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Het moet verdachte ernstig worden aangerekend dat hij de slachtoffers aan fysiek geweld heeft blootgesteld. Hierdoor hebben de slachtoffers pijn ondervonden en letsel opgelopen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat de mishandelingen in en om de woning van de dochter van aangever plaatsvonden. Dit is bij uitstek een plek waar iemand zich veilig moet kunnen voelen Geweld in de huiselijke en relationele sfeer maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en gezondheid van de slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd zowel lichamelijk als geestelijk hinder en klachten ondervinden. Bovendien neemt de rechtbank het de verdachte ook kwalijk dat hij geweld heeft gebruikt terwijl er kinderen in de woning aanwezig waren.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf acht geslagen op de pro justitia rapportages van 21 januari 2015 en 9 april 2015, opgemaakt door de psychiater dr. T.W.D.P. van Os en de psycholoog D. Breuker, met betrekking tot verdachte. Hieruit komt een zorgwekkend beeld van verdachte naar voren. Zo hebben beide deskundigen geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis der geestesvermogens te weten cannabisafhankelijkheid en alcoholmisbruik, beiden in remissie tijdens detentie. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens te weten een verstandelijke beperking en een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken tot uiting komend in een zwakke identiteit en beperkte ego functies zoals frustratietolerantie, agressieregulatie en reflectief en empatisch vermogen en een onrijpe afweer waarbij met name externaliseren een belangrijke rol speelt. Verdachte heeft weinig inzicht in de factoren die zijn gedrag bepalen. Verdachte gaat behandelcontacten aan omdat hem dit wordt opgelegd, maar niet omdat hij zelf vindt dat hij een probleem heeft. Er is sprake van zelfoverschatting en sociaal wenselijk gedrag. Het risico op herhaling wordt hoog ingeschat.
Beide deskundigen concluderen dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd ten aanzien van het ten laste gelegde. De rechtbank neemt deze conclusie over.
In zijn advies heeft de psychiater dr. T.W.D.P. van Os een TBS-maatregel overwogen. De psychiater ziet echter mogelijkheden om een ambulante behandeling in een minder gedwongen kader vorm te geven. Daarbij speelt voor de psychiater een rol dat verdachte in het verleden heeft meegewerkt aan een toezicht van de reclassering. Verder zijn er tot nu toe nauwelijks behandelpogingen geweest.
De psycholoog D. Breuker komt in haar advies tot de conclusie dat de kans op recidive wordt verkleind indien een langdurend, hoog dwingend en intensief behandel- en begeleidingskader – de maatregel TBS met voorwaarden – een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek wordt opgelegd en daarnaast een toezicht met praktische begeleiding. De deskundige acht een voorwaardelijk strafkader te weinig intensief en dwingend om de hoge kans op een ernstige geweldsrecidive goed te kunnen inperken.
In het adviesrapport van de reclassering van 13 april 2015 komt de reclassering tot de conclusie dat er vanuit beide kaders mogelijkheden zijn om invulling te geven aan de uitvoering van, dan wel een voorwaardelijke veroordeling, als een TBS met voorwaarden. Verdachte heeft in een eerder opgelegd toezicht meegewerkt aan de bijzondere voorwaarden. Gezien de geringe mate van eerdere behandeling ziet de reclassering nog voldoende mogelijkheden voor verdachte om te komen tot een gedragsverandering. Mocht gedurende het traject blijken dat verdacht niet (voldoende) meewerkt aan een ambulante behandeling en er geen sprake is van recidivevermindering, dan kan er eventueel een klinische behandeling volgen.
Over de vraag welke straf en/of maatregel passend en geboden is, overweegt de rechtbank, tegen de achtergrond van het voorgaande en alle feiten en omstandigheden afwegende, dat de door verdachte gepleegde strafbare feiten samenhangen met de bij hem geconstateerde verslavingsproblematiek en gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een (gewelds)misdrijf zal plegen als hij niet behandeld wordt. De rechtbank ziet zich daarmee geplaatst voor de vraag of zij al dan niet zal gelasten dat verdachte ter beschikking wordt gesteld in een voorwaardelijk kader, of dat kan worden volstaan met een (deels voorwaardelijk) op te leggen gevangenisstraf, waarbij de behandeling als bijzondere voorwaarde(n) in het kader van een voorwaardelijk strafdeel kan plaatsvinden.
Op basis van de conclusie van de deskundigen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat behandeling van verdachte enige tijd zal duren en dat verdachte daarna langdurige begeleiding en verdere hulpverlening nodig zal hebben om de kans op recidive te doen verminderen. De rechtbank acht, gelet op de conclusie van de psychiater en het advies van de reclassering, een behandeling in het kader van bijzondere voorwaarden daarvoor geschikt.
Gezien de ernst van de feiten zoals hiervoor omschreven en rekening houdende met de omstandigheid dat verdachte, zoals blijkt uit het hem betreffende uittreksel justitiële documentatie, recidivist is met betrekking tot geweldsdelicten, acht de rechtbank daarnaast oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. De rechtbank houdt rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Alle omstandigheden in deze zaak in aanmerking genomen, is de rechtbank van oordeel dat naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur aan verdachte een forse voorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd om hem ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om hem te stimuleren om te werken aan de bij hem bestaande problematiek. Aan verdachte zal daarom worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan acht maanden voorwaardelijk, met aftrek van de periode die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De proeftijd wordt vastgesteld op 3 jaar. Gelet op de persoon van de verdachte zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarde van verplicht reclasseringstoezicht koppelen en de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich onder ambulante behandeling zal stellen van de reclassering en zich aan aanwijzingen het gedrag betreffende dient te houden.