Op 15 april 2015 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in een hoger beroep van appellante tegen een beschikking van de rechter-commissaris. De zaak betreft een verzoek van appellante om inzage in de leerlingenadministratie van de failliete besloten vennootschappen EduPer Groep B.V., EduPer Subsidies B.V., Global Academy B.V., Docklink Holding B.V. en Docklink B.V. De rechter-commissaris had op 26 maart 2015 appellante niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek, omdat onvoldoende was komen vast te staan dat appellante als schuldeiser kon worden aangemerkt. Appellante, vertegenwoordigd door mr. H. Aarnink en mr.dr. F.J. van der Vaart, stelde dat zij een pre-faillissementsschuldeiser was en dat de inzage in de administratie noodzakelijk was om haar schadevordering te onderbouwen. De curator, mr. F. Kolkman, betwistte de vordering van appellante en stelde dat er geen boedelbelang was, aangezien er geen activa waren voor een uitdeling aan concurrente schuldeisers. De rechtbank oordeelde dat appellante ontvankelijk was in het hoger beroep, maar dat de rechter-commissaris terecht had geoordeeld dat appellante niet als schuldeiser kon worden aangemerkt. De rechtbank wees het hoger beroep af, omdat de gevraagde inzage niet in het belang van de boedel was en de procedure van artikel 69 Faillissementswet niet bedoeld was voor het verkrijgen van informatie met het oog op een mogelijke aansprakelijkstelling van de boedel. De rechtbank concludeerde dat de rechter-commissaris de juiste maatstaf had toegepast en dat er geen reden was om de beschikking te vernietigen.