ECLI:NL:RBOVE:2015:1740

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 maart 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
3499760 AZ VERZ 14-26
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot benoeming van deskundigen in aandeelhoudersgeschil met betrekking tot voorkeursrecht

In deze beschikking van de Rechtbank Overijssel, uitgesproken op 30 maart 2015, is een verzoek tot benoeming van deskundigen behandeld in het kader van een aandeelhoudersgeschil tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [bedrijf 1] en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Perspektief B.V. Het verzoek is ingediend door [bedrijf 1] op basis van artikel 12 van de statuten van [bedrijf 2], waarin een blokkeringsregeling is opgenomen voor de vervreemding van aandelen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het verzoekschrift op 10 oktober 2014 is ingediend, gevolgd door een verweerschrift van Perspektief op 20 november 2014. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 maart 2015, waarbij beide partijen en hun gemachtigden aanwezig waren om hun standpunten toe te lichten.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het debat over de vraag of het voorkeursrecht van [bedrijf 1] is vervallen, in een gewone procedure moet worden gevoerd. Dit debat staat echter niet in de weg aan de benoeming van deskundigen, aangezien het verzoek is gebaseerd op de statuten en [bedrijf 1] voldoende belang heeft bij de benoeming. De kantonrechter heeft drie deskundigen benoemd, waaronder een accountant, om de prijs van de aandelen te bepalen. Tevens is bepaald dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beslissing is genomen door de kantonrechter mr. C.H. de Haan en is uitgesproken in de openbare terechtzitting.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknr. : 3499760 AZ VERZ 14-26
Datum : 30 maart 2015

Beslissing in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[bedrijf 1],
gevestigd te [plaats],
verzoekster,
verder te noemen [bedrijf 1],
gemachtigde mr. C. Borstlap,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PERSPEKTIEF B.V.,
gevestigd te Dalfsen,
verweerster,
verder te noemen Perspektief,
gemachtigde mr. B. Verkerk en R.A. Vodegel.

De procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift van 10 oktober 2014, het verweerschrift van 20 november 2014, en de overgelegde producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 maart 2015. De partijen en de gemachtigden zijn verschenen en hebben de standpunten nader toegelicht.
De kantonrechter laat de producties 8 tot en met 10 van [bedrijf 1] buiten beschouwing gegeven het terechte bezwaar van Perspektief tegen de late indiening ervan.

De beoordeling

1. Het volgende staat vast.
[bedrijf 1] en Perspektief houden de aandelen in [bedrijf 2] (hierna: [bedrijf 2]).
Perspektief heeft haar aandelen in [bedrijf 2] bij brief van 19 oktober 2013 ter overname aangeboden.
Bij brief van 5 december 2013 heeft [bedrijf 1] laten weten deze aandelen te willen overnemen.
Over (onder meer) de prijs van de aandelen is geen overeenstemming bereikt.
2. Artikel 12 van de statuten van [bedrijf 2] bevat een blokkeringsregeling indien een aandeelhouder tot vervreemding van zijn aandelen wil dan wel moet overgaan. Uit dit artikel volgt, kort samengevat en voor zover thans van belang, dat Perspektief het voornemen tot vervreemding van de aandelen door middel van een aangetekende brief aan de directie van [bedrijf 2] dient mee te delen. Dit is de brief van 19 oktober 2013.
Deze directie dient binnen één week na ontvangst van deze mededeling daarvan per aangetekende brief mededeling te doen aan [bedrijf 1]. [bedrijf 1] heeft een brief overgelegd, gedateerd 25 oktober 2013, waarin de heer [naam] namens [bedrijf 2] aan [bedrijf 1], dus feitelijk aan zichzelf, meedeelt dat Perspektief haar aandelen ter overname heeft aangeboden. Perspektief heeft ten aanzien van deze brief op meerdere gronden verweer gevoerd.
[bedrijf 1] dient binnen zes weken na ontvangst van de (omstreden) brief van 25 oktober 2013 door middel van een aangetekende brief, gericht aan de directie van [bedrijf 2], mee te delen dat zij van haar voorkeursrecht gebruik wenst te maken, bij gebreke waarvan het voorkeursrecht is vervallen. Dit is de brief van 5 december 2013.
Indien vervolgens het overleg over de prijs van de aandelen niet tot overeenstemming leidt, zal de prijs worden vastgesteld door drie deskundigen van wie tenminste één een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 BW moet zijn. De benoeming geschiedt zo nodig door de kantonrechter.
3. [bedrijf 1] verzoekt op de voet van artikel 12 de benoeming van drie deskundigen en voert kort gezegd aan, dat zij haar voorkeursrecht op de voorgeschreven wijze en binnen de gestelde termijn heeft uitgeoefend.
Perspektief betwist dit en stelt, kort samengevat, dat het voorkeursrecht is vervallen en dat, gegeven het partijdebat en de aard van de gevraagde beslissing (
een welwillendheidsbeslissing), geen ruimte bestaat voor de benoeming van de drie deskundigen.
4. De kantonrechter oordeelt als volgt.
Artikel 12 van de statuten schrijft voor hoe [bedrijf 1] en Perspektief zich jegens elkaar dienen te gedragen en welke voorschriften zij in acht dienen te nemen indien één van hen haar aandelen wenst te vervreemden.
Het verzoek van [bedrijf 1] tot benoeming van drie deskundigen ten einde de prijs van het aandelenpakket te bepalen rust op de statuten en door middel van het verzoek verlangt [bedrijf 1] niet meer dan naleving van hetgeen waartoe de aandeelhouders van [bedrijf 2] jegens elkaar zijn verplicht.
Voor de toewijzing van het verzoek is daarom niet vereist dat ook Perspektief met het verzoek instemt en dat tussen partijen geen meningsverschil bestaat. Die eis stelt artikel 12 immers niet en is evenmin, los daarvan, een voorwaarde waaraan voldaan moet zijn wil de kantonrechter tot benoeming van de deskundigen overgaan.
5. Het debat tussen partijen over de vraag of [bedrijf 1] haar voorkeursrecht al dan niet tijdig heeft uitgeoefend kan (dient) in een gewone procedure (te) worden gevoerd, maar dat debat staat er niet aan in de weg dat thans de deskundigen worden benoemd, nu het verzoek daartoe op de statuten is gebaseerd en [bedrijf 1] daarbij, gegeven haar stellingen, voldoende belang heeft. Met de benoeming van de deskundigen is het partijen ten gronde verdeeld houdende geschilpunt dan ook niet beslist. Wel kan de vraag worden gesteld of het wel praktisch is thans tot een waardebepaling van de aandelen over te gaan omdat partijen erover twisten of het voorkeursrecht tijdig is uitgeoefend, maar ook die vraag staat een benoeming van de deskundigen niet in de weg.
6. Partijen hebben zich niet uitgelaten over de persoon van de deskundigen, waaruit de kantonrechter afleidt dat zij dit geheel aan het inzicht van de kantonrechter hebben overgelaten.
De volgende deskundigen hebben zich bereid verklaard een benoeming te aanvaarden, waaronder een accountant als bedoeld in artikel 2:393 lid 1 BW:
  • T. Notenboom RA RV, te Amsterdam;
  • drs. J. Noordhuis RA RV, te Drachten;
  • drs. G. Slopsema RV, te Almelo.
7. In de omstandigheden van het geval wordt aanleiding gevonden om de proceskosten te compenseren, op de wijze dat iedere partij de eigen kosten draagt.

De beslissing

De kantonrechter:
1. wijst het verzoek toe;
2. benoemt tot deskundigen:
a. T. Notenboom RA RV,
Mazars Berenschot Corporate Finance B.V., Delfland 1, 1062 EA Amsterdam
(postbus 7266, 1007 JG Amsterdam) (thomas.notenboom@mbcf.nl)
b. drs. J. Noordhuis RA RV,
Van der Veen & Kromhout Registeraccountants, Dr. M.L Kingsingel 7, 9203 JC Drachten (postbus 175, 9200 AD Drachten) (jnoordhuis@kromhout.com)
c. drs. G. Slopsema RV,
Solid Valuation, Twentepoort Oost 61-21, 7609 RG Almelo,
(geert.slopsema@solidvaluation.nl)
3. bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Gegeven door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 30 maart 2015.