In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de man de opheffing van executoriale beslagen die door de vrouw zijn gelegd op zijn woning en bankrekeningen. De partijen zijn gewezen echtgenoten die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd en hebben een echtscheidingsconvenant gesloten waarin de verdeling van hun gezamenlijke bezittingen is geregeld. De vrouw heeft een bedrag van € 78.000,00 aan de man te vorderen op basis van een akte van verdeling, maar de man stelt dat hij een reprisevordering heeft van € 44.544,00, die hij niet heeft kunnen bespreken tijdens de mediation. De voorzieningenrechter overweegt dat de vrouw in beginsel gerechtigd is om de akte van verdeling ten uitvoer te leggen, en dat de man onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een juridische of feitelijke misslag in de akte. De voorzieningenrechter wijst de vorderingen van de man af en compenseert de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.