ECLI:NL:RBOVE:2015:1629

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
08/910035-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van bedreiging en vuurwapenbezit in Zwolle

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 1 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 22-jarige man uit Zwolle, die werd verdacht van bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De verdachte was betrokken bij een schietincident dat plaatsvond op 31 december 2013 in de Caspar Fagelstraat te Zwolle. Tijdens de zitting zijn verschillende getuigen gehoord en is er een schotrestenonderzoek uitgevoerd. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat niet bewezen kon worden dat de verdachte betrokken was bij het schietincident. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De getuigenverklaringen waren vaag en pasten niet bij het signalement van de verdachte. Bovendien kon niet worden vastgesteld hoe schietdeeltjes op de kleding van de verdachte terecht waren gekomen. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten en het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/910035-14 (P)
Datum vonnis: 1 april 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
19 augustus 2014, 2 september 2014, 25 november 2014, 3 februari 2015, 18 februari 2015, 17 maart 2015 en 18 maart 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs.
M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. C. Lammers, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
2. (medeplegen van) bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle;
3.
het voorhanden van een vuurwapen en/of munitie van Categorie II en/of III op of omstreeks 14 december 2014 in de gemeente Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
2.
hij op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (met kracht)
een stuk hout tegen de gevel/het raam van de woning waarin bovengenoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en of [slachtoffer 4] zich bevonden, gegooid en/of met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (meermalen) (in
de directe nabijheid van de woning waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] zich bevonden) in de lucht geschoten.
3.
hij op of omstreeks 31 december 2013, in de gemeente Zwolle tezamen en in vereniging met een ander, of anderen, althans alleen, (een) of meer vuurwapen(s) van categorie II en/of III, en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad.
De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat ter terechtzitting van 3 februari 2015 de afsplitsing van het onder 1 ten laste gelegde feit is bevolen. Het onderzoek ter terechtzitting van 3 februari 2015 ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde is voor onbepaalde tijd geschorst en zal worden/is voortgezet onder een nieuw parketnummer.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
- de veroordeling van de verdachte voor het onder 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 en 3 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 en 3 ten laste gelegde
en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij het schietincident op 31 december 2013.
Volgens de verdediging moeten de resultaten van het schotrestenonderzoek, mede gelet op de aanvullende rapportage en de verklaring van de ter terechtzitting van 17 maart 2015 gehoorde deskundige Roepnarain, als ontlastend worden aangemerkt.
Voorts past verdachte niet in de verschillende signalementen van de schutter, zoals die door de diverse getuigen zijn gegeven en is van belang dat bij verdachte noch in de witte Volkswagen Polo een vuurwapen is aangetroffen.
Volgens de verdediging kan op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen medeplegen evenmin worden bewezen.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op 31 december 2013 omstreeks 23.45 uur heeft aan de Caspar Fagelstraat te Zwolle ter hoogte van perceel [nummer] een schietincident plaatsgevonden, waarbij de schutter diverse keren in de lucht heeft geschoten. Op de plaats delict zijn door de forensische opsporing 11 patroonhulzen aangetroffen, welke afkomstig zijn van scherpe munitie.
Door meerdere getuigen is gezien dat direct voorafgaande aan het schietincident een Volkswagen Scirocco de straat kwam inrijden, dat twee personen uit de Volkswagen Scirocco stapten, dat de bestuurder naast de auto bleef staan en dat de bijrijder een blok hout tegen de ruit van perceel [nummer] gooide, vervolgens een pistool uit de binnenzijde van zijn jas pakte en daarmee, in de directe nabijheid van meerdere getuigen/slachtoffers, meerdere keren in de lucht schoot.
Korte tijd voordat voornoemde Volkswagen Scirocco kwam aanrijden, heeft op de plaats delict een vechtpartij plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte] en [slachtoffer 1], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3]. Deze vechtpartij was ontstaan nadat medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder van een Volkswagen Polo, met kenteken [kenteken], zijn auto had geparkeerd en met aangever [slachtoffer 1] onenigheid was ontstaan, omdat verdachte bij het inparkeren diens auto zou hebben geraakt.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zijn korte tijd na het schietincident aangehouden, nadat een surveillance eenheid hen had zien rijden in voornoemde Volkswagen Polo.
De vraag die moet worden beantwoord is wie de schutter is geweest, of verdachte de schutter kan zijn geweest dan wel of er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de schutter en verdachte dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] korte tijd na het schietincident niet ver van de plaats delict zijn aangehouden. Uit deze omstandigheid op zichzelf kan enige betrokkenheid van verdachte bij het schietincident niet worden afgeleid.
De rechtbank stelt voorts vast dat de getuigen een vage beschrijving van de schutter hebben gegeven. Voorzover hieruit een signalement valt te destilleren inhoudende dat de schutter donker haar had en een getinte huid, overweegt de rechtbank dat dit niet past op het signalement van de verdachte. De door de getuigen gegeven omschrijving van de schutter wijst naar het oordeel van de rechtbank niet in de richting van verdachte.
De rechtbank leidt uit de opgemaakte NFI-rapportages inzake het schotrestenonderzoek en de daarover door de deskundige Roepnarain ter terechtzitting van 17 maart 2015 afgelegde verklaring en toelichting af dat er weliswaar een relatie is vastgesteld tussen op (de kleding van verdachte) aangetroffen schietdeeltjes en het schietproces, maar dat niet is vastgesteld hoe die schietdeeltjes op de kleding van de verdachte terechtgekomen zijn. Volgens de deskundige kan secundaire of zelfs tertiaire overdracht van die schietdeeltjes niet worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank aan de resultaten van het schotrestenonderzoek slechts een beperkte betekenis worden toegekend en kunnen de conclusies van de deskundige Roepnarain niet redengevend zijn voor de aanname dat verdachte de schutter is geweest.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft gepleegd. Hieruit volgt dat het onder 3 ten laste gelegde evenmin kan worden bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij de verdachte daarvan zal vrijspreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • Heft op het (geschorste) bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden, voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.