ECLI:NL:RBOVE:2015:1628

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
08/770000-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling en harddrugsbezit met vrijspraak voor schietincident

Op 1 april 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 21-jarige man uit Zwolle. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden voor mishandeling en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 31 december 2013 tijdens een vechtpartij in de Caspar Fagelstraat in Zwolle meerdere personen had mishandeld, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De mishandeling vond plaats na een conflict over vermeende parkeerschade. De rechtbank achtte de verklaringen van de slachtoffers en getuigen overtuigend en bewezen dat de verdachte hen had geslagen.

Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan het opzettelijk aanwezig hebben van 43 wikkels cocaïne, die in een auto van de verdachte werden aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de hoeveelheid cocaïne aanzienlijk was en dat dit een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt. De verdachte werd vrijgesproken van de beschuldiging van het schieten in de Caspar Fagelstraat, omdat niet kon worden bewezen dat hij degene was die had geschoten. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen van dit feit, aangezien de verklaringen van getuigen niet betrouwbaar waren.

De rechtbank hield bij de strafoplegging rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van de verdachte. De verdachte had eerder geweldsdelicten gepleegd en bevond zich in een proeftijd, wat de rechtbank leidde tot de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €300 aan [slachtoffer 1] voor immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/770000-14 (P)
Datum vonnis: 1 april 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] (Pakistan),
wonende te [woonplaats] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2014, 25 november 2014, 3 februari 2015, 18 februari 2015, 17 maart 2015 en 18 maart 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs.
M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan:
mishandeling van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle;
het opzettelijk verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (43 wikkels met) cocaïne op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle;
(medeplegen van) bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk
mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] ), (met kracht) met al dan niet tot vuist gebalde hand tegen het
(achter)hoofd en/of op/tegen het gezicht en/of elders op/tegen het lichaam
heeft geslagen/gestompt, waardoor deze letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn
heeft/hebben ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk heeft
verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 43 wikkels met cocaïne, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (met kracht)
een stuk hout tegen de gevel/het raam van de woning waarin bovengenoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en of [slachtoffer 2] zich bevonden, gegooid en/of met een
vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (meermalen) (in
de directe nabijheid van de woning waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 2] zich bevonden) in de lucht geschoten.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
- vrijspraak van de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde;
- de veroordeling van de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de ten laste gelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder het 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde - kort samengevat - als verweer gevoerd dat uit de bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat
verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] heeft geslagen.
De raadsman van verdachte heeft geconcludeerd dat bewezen kan worden dat verdachte een klap heeft gegeven aan [slachtoffer 2] .
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak.
De raadsman heeft daartoe primair - kort samengevat - aangevoerd dat slechts op één wikkel een vingerafdruk van verdachte is aangetroffen, zodat uitsluitend bewezen kan worden dat hij het papier van die wikkel heeft aangeraakt.
Subsidiair heeft de raadsman - kort samengevat - aangevoerd dat uitsluitend de inhoud van de wikkel met de vingerafdruk van verdachte aan hem toegerekend kan worden, doch dat op grond van de inhoud van het dactyloscopisch rapport niet kan worden vastgesteld hoeveel cocaïne verdachte in bezit zou hebben gehad, zodat dient te worden uitgegaan van een hoeveelheid cocaïne van maximaal 0,45 gram.
Meer subsidiair heeft de raadsman - kort samengevat - aangevoerd dat uit de DNA-rapportage niet worden afgeleid uit welke sok of welk zakje de wikkel met de vingerafdruk van verdachte afkomstig is, zodat dient te worden uitgegaan van een hoeveelheid cocaïne van maximaal 4 gram.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde geconcludeerd tot vrijspraak en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wie heeft geschoten en/of met het stuk hout heeft gegooid en dat er geen bewijs voorhanden is terzake van medeplegen, in de zin van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de feitelijke schutter.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Niet ter discussie staat dat op 31 december 2013 omstreeks 23.30 uur een vechtpartij heeft plaatsgevonden op de Caspar Fagelstraat te Zwolle, nadat verdachte als bestuurder van een VW Polo zijn auto aldaar had geparkeerd en met aangever [slachtoffer 1] onenigheid was ontstaan, omdat verdachte bij het inparkeren diens auto zou hebben geraakt.
Gelet op de verklaring van aangever [slachtoffer 1] , die onder meer steun vindt in de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 1] door hem op diens achterhoofd te slaan.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 2] door hem tegen het gezicht te slaan. De verklaring van aangever [slachtoffer 2] vindt naar het oordeel van de rechtbank steun in de verklaringen van [slachtoffer 3] en [getuige 1] .
De rechtbank zal bij het bespreken van de strafbaarheid van de verdachte ingaan op het door beroep op noodweer dat de verdediging heeft gedaan.
De rechtbank acht voorts wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 3] door hem met zijn vuist tegen diens gezicht te slaan, nu de verklaring van aangever [slachtoffer 3] steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 1] .
Ten aanzien van feit 2:
Op 1 januari 2014 omstreeks 00.45 uur heeft de politie in de omgeving van de Caspar Fagelstraat te Zwolle een Volkswagen Scirocco met kenteken [kenteken 1] aangetroffen.
Bij forensisch onderzoek in de auto heeft de politie in het opbergvak van het bestuurdersportier van voornoemde personenauto een plastic zak aangetroffen met 15 wikkels cocaïne, een dichtgeknoopte witte sok met 8 wikkels cocaïne en een dichtgeknoopte zwarte sok met 20 wikkels cocaïne. Op één van de wikkels met cocaïne is een dactyloscopisch spoor van verdachte aangetroffen.
Voorts is in de VW Scirocco onder meer een kentekenbewijs aangetroffen van een witte Volkswagen Polo met kenteken [kenteken 2] , zijnde de auto waarin verdachte kort daarvoor is aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewijs opleveren dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 43 wikkels met cocaïne.
De rechtbank hecht voor het bewijs in de eerste plaats betekenis aan de verklaring van verdachte dat hij de Volkswagen Scirocco regelmatig gebruikt en dat hij over een sleutel van de Volkswagen Scirocco beschikt. De rechtbank hecht voorts betekenis aan de verklaring van getuige [getuige 2] , die heeft bevestigd dat verdachte een sleutel van de Volkswagen Scirocco heeft en de Volkswagen Scirocco in zijn bezit had toen hij (opmerking griffier: getuige) op 18 december 2013 werd aangehouden door de politie. Op één van de in de auto aangetroffen wikkels is de vingerafdruk van verdachte aangetroffen. De rechtbank acht voorts redengevend voor het bewijs dat de goederen waarin de wikkels met cocaïne zijn aangetroffen dicht bij elkaar lagen in het opbergvak van het bestuurdersportier. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte de 43 wikkels met cocaïne opzettelijk voorhanden heeft gehad. De omstandigheid dat ook andere personen dan verdachte wellicht gebruik hebben gemaakt van de Volkswagen Scirocco op of omstreeks
31 december 2013 maakt het vorenstaande niet anders. Het aangetroffen spoor leidt naar verdachte als één van de gebruikers van de auto. Het dossier bevat geen aanknopingspunten voor de veronderstelling dat de wikkels aan een andere gebruiker van de auto moeten worden toegeschreven.
Ten aanzien van feit 3:
Op 31 december 2013 omstreeks 23.45 uur heeft aan de Caspar Fagelstraat te Zwolle ter hoogte van perceel [nummer 1] een schietincident plaatsgevonden, waarbij de schutter diverse keren in de lucht heeft geschoten. Op de plaats delict zijn door de forensische opsporing 11 patroonhulzen aangetroffen, welke afkomstig zijn van scherpe munitie.
Door meerdere getuigen is gezien dat direct voorafgaande aan het schietincident een Volkswagen Scirocco de straat kwam inrijden, dat twee personen uit de Volkswagen Scirocco stapten, dat de bestuurder naast de auto bleef staan en dat de bijrijder een blok hout tegen de ruit van perceel [nummer 1] gooide, vervolgens een pistool uit de binnenzijde van zijn jas pakte en daarmee, in de directe nabijheid van meerdere getuigen/slachtoffers, meerdere keren in de lucht schoot.
Korte tijd voordat voornoemde Volkswagen Scirocco kwam aanrijden, heeft op de plaats delict een vechtpartij plaatsgevonden tussen verdachte en [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 3] . Deze vechtpartij was ontstaan nadat verdachte als bestuurder van een Volkswagen Polo zijn auto had geparkeerd en met aangever [slachtoffer 1] onenigheid was ontstaan, omdat verdachte bij het inparkeren diens auto zou hebben geraakt.
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen die zich in het dossier bevinden boven redelijke twijfel verheven dat verdachte niet de schutter geweest kan zijn, noch degene die met het blok hout kan hebben gegooid. Daarbij heeft de rechtbank doorslaggevende betekenis toegekend aan de verklaringen van meerdere getuigen, die zowel betrokken waren bij en/of getuige waren van zowel de vechtpartij als het schietincident. Zij hebben verklaard dat de bijrijder die uit de Volkswagen Scirocco stapte degene was die een pistool uit de binnenzak van zijn jas pakte en meerdere malen in de lucht schoot, en dat deze persoon een andere persoon was dan de bestuurder van de witte Volkswagen Polo die kort daarvoor betrokken was bij de vechtpartij.
Weliswaar hebben twee getuigen (getuigen [getuige 3] en [getuige 4] ) verklaard dat de schutter dezelfde persoon was als degene die kort daarvoor betrokken was bij de vechtpartij, maar de rechtbank acht deze verklaringen in het licht van het vorenoverwogene onbetrouwbaar. Deze verklaringen kunnen daarom niet dienen tot bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank is evenmin bewijs voorhanden voor het aan verdachte tenlastegelegde medeplegen van het onderhavige feit. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is noodzakelijk dat verdachte wetenschap heeft gehad of kon weten dat er geschoten zou gaan worden en/of dat verdachte wetenschap heeft gehad of kon weten dat er met een blok hout gegooid zou gaan worden. Uit de inhoud van de voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan dit niet worden afgeleid.
De omstandigheid dat uit de histo-gegevens blijkt dat zeer kort na de vechtpartij telefonisch contact tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] is geweest en dat de getuigen
[getuige 5] en [getuige 1] verdachte zeer kort na de vechtpartij hebben zien bellen, waarbij getuige [getuige 1] heeft verklaard dat hij verdachte onder meer heeft horen zeggen “ik zal mijn vrienden wel even bellen”, acht de rechtbank onvoldoende om medeplegen bewezen te kunnen verklaren. Uit de inhoud van de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was of kon zijn dat de door hem gebelde persoon/personen een vuurwapen zouden meenemen en daarmee in de lucht zouden gaan schieten. Gelet op het vorenoverwogene kan van medeplegen, ook in de vorm van voorwaardelijk opzet, geen sprake zijn. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij de verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 31 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] en
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , met kracht, met al dan niet tot vuist gebalde hand tegen het
(achter)hoofd en/of op/tegen het gezicht heeft geslagen/gestompt, waardoor deze pijn
hebben ondervonden;
2.
hij op 31 december 2013 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad 43 wikkels met cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen
krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

De verdediging heeft ten aanzien van het feitelijk handelen door verdachte jegens
[slachtoffer 2] ontslag van rechtsvervolging bepleit op grond van noodweer. Volgens de verdediging is sprake geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding in de zin van artikel 41 van het Wetboek van Strafrecht en heeft verdachte, door zich te verdedigen met hetzelfde middel als waarmee hij werd aangevallen, de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit niet overschreden.
De rechtbank verwerpt het beroep op noodweer. Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat verdachte met de klap tegen het achterhoofd van [slachtoffer 1] het gevecht is begonnen, waarna [slachtoffer 2] zich genoodzaakt voelde [slachtoffer 1] te verdedigen. Op grond van de naar voren gekomen feiten en omstandigheden is dus sprake van een zodanige mate van eigen schuld en provocatie aan de zijde van verdachte dat dit een geslaagd beroep op noodweer in de weg staat.
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1:
Mishandeling, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht,
Feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank (onder meer) acht geslagen op:
een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 16 maart 2015.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg
Vakinhoud strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen en heeft bij het bepalen van strafsoort en strafmaat in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
De rechtbank rekent het de verdachte in de eerste plaats aan dat hij naar aanleiding van kort daarvoor ontstane onenigheid over een vermeende door hem veroorzaakte parkeerschade het gevecht met aangevers heeft geïnitieerd door [slachtoffer 1] te slaan en vervolgens ook
[slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , die [slachtoffer 1] slechts te hulp wilden komen, heeft mishandeld.
De rechtbank rekent het de verdachte voorts aan dat hij een aanzienlijke hoeveelheid drugs voorhanden heeft gehad. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs.
De rechtbank gaat voor het bepalen van de totale hoeveelheid cocaïne uit van een hoeveelheid van ongeveer 0,2 gram cocaïne per wikkel, hetgeen – uitgaande van 43 wikkels cocaïne - resulteert in een totale hoeveelheid van ongeveer 8 à 10 gram. Een dergelijke hoeveelheid drugs gaat naar het oordeel van de rechtbank de omvang van een gebruikershoeveelheid ver te boven.
Uitgaande van voornoemde oriëntatiepunten van het LOVS geldt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van gebruikershoeveelheden harddrugs van voornoemde omvang een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand.
De rechtbank constateert dat verdachte ten tijde van het plegen van de onderhavige bewezenverklaarde en strafbaar verklaarde feiten in een proeftijd liep, dat hij eerder voor een geweldsfeit is veroordeeld en dat artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, zodat oplegging van een taakstraf aan verdachte uitgesloten is.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
9. De schade van benadeelden
9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1] , wonende te Zwolle, heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces inzake het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van € 300,-- ter zake van geleden immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De benadeelde partij heeft zich het recht voorbehouden om eventuele overige schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 300,--,
met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair (inherent aan de bepleite vrijspraak) op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] dient te worden afgewezen.
Subsidiair heeft hij bepleit de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, aangezien de behandeling van deze vordering een onevenredige belasting oplevert voor het strafgeding omdat de benadeelde partij [slachtoffer 1] mogelijk een eigen aandeel heeft in de door hem gevorderde schade.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk geworden.
De rechtbank zal de vordering daarom toewijzen tot een bedrag van € 300,--, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.5
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezen verklaarde feiten is toegebracht aan het slachtoffer [slachtoffer 1] .

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op:
- de artikelen 10, 22b, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 13 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals
  • hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:
Mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 2:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringstelling heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in
mindering zal worden gebracht.
schadevergoeding (ten aanzien van feit 1)
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
  • bepaalt dat de benadeelde partij inzake het meer of anders gevorderde niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden voorzitter, mr. L.J.C. Hangx en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie, Regiopolitie IJsselland, Tactische Recherche, proces-verbaalnummer PL0400-2014000003, gesloten op 19 augustus 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
1.
Het proces-verbaal verhoor van aangever [slachtoffer 1] d.d. 1-1-2014 (dossierpagina 29-31), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
(opmerking verbalisant: [slachtoffer 1] deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, wat plaats vond op de locatie [adres] , tussen dinsdag 31 december 2013 te 23:30 uur en dinsdag 31 december 2013 te 23:40 uur (…)
Ik zat thuis met familie en vrienden oud en nieuw te vieren. (…)
Ik zag toen vanaf de Pieter Steijnstraat een witte VW Polo aan komen rijden door de bocht onze straat in. Deze auto wilde meteen op het open plekje voor mijn auto parkeren. (…)
Toen reed hij met zijn achterzijde tegen de voorzijde van mijn auto, ik zag mijn auto bewegen. (…)
Ik ben toen naar buiten gelopen. (…) ik zag dat híj verderop was gestopt. Hij stond net
voorbij de kruising van de Isaac van Hoornbeekstraat. Dat ís ongeveer 25 meter
verderop. Ik liep die kant op en hij was ook al uitgestapt. Ik ging er van uit dat
hij wel wist dat hij mijn auto had geraakt. Ik zei ook tegen hem: Goh joh, je hebt
mijn auto geraakt. (…)
Hij reageerde heel opstandig. (…)
Inmiddels stond mijn stiefbroertje [slachtoffer 2] ook al bij mij. Ik liep al weg (…)
Ik draaide me dus om en toen kreeg ik van die gast een klap achter op mijn hoofd. (…)
Ik stond op dat moment bij mij in de gang. Ik zag toen [slachtoffer 2] aan komen met een bloedneus. Mijn zwager [slachtoffer 3] was ook al buiten gekomen, hij was achter [slachtoffer 2] aan gekomen. (…)
Nadat ik de politie had gebeld kwamen zij ook beiden weer naar binnen. (…)
[slachtoffer 3] vertelde dat hij ook was geslagen door die jongen. (…)
Door de klap op mijn hoofd (…) op dat moment voelde ik even wat pijn.
2
.
Het proces-verbaal verhoor van aangever [slachtoffer 2] d.d. 1-1-2014 (dossierpagina 32-33), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
(opmerking verbalisant : [slachtoffer 2] deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, wat plaats vond op de locatie [adres] , tussen dinsdag 31 december 2013 te 23:30 uur en dinsdag 31 december 2013 te 23:40 uur)
Ik was op bezoek bij mijn zwager [slachtoffer 1] . (…) We zaten in de woonkamer. Het was ongeveer 23.30 uur. (…) toen kwam dus die auto aan rijden. Die auto kwam vanaf de
Pieter Steijnstraat. Het was een witte VW Polo. Hij wilde parkeren op het plekje
voor de auto van [slachtoffer 1] . (…) De achterbumper van die Polo raakte door voorkant van [slachtoffer 1] zijn auto. (…) De auto van [slachtoffer 1] bewoog wel. Daarom gingen we ook naar buiten. (…) Toen liep [slachtoffer 1] naar die man toen of die man was al bij [slachtoffer 1] . Ze stonden bij elkaar. (…)
[slachtoffer 1] liep weg bij die man. Toen [slachtoffer 1] zich had omgedraaid viel die man hem in de rug aan. Hij drukte of sloeg [slachtoffer 1] van achteren. Op zijn achterhoofd. Ik sprong er toen gelijk tussen (…) Ik kreeg van hem ook een klap op mijn neus en op mijn hoofd. (…)
[slachtoffer 3] was er ook nog tussen gesprongen. (...)
Ik had op een gegeven moment een bloedneus en ben toen naar binnen gegaan. (…)
Ik heb dus een paar klappen gehad van die jongen op mijn neus en hoofd. Ik heb een
bult op mijn hoofd en een klein wondje achter mijn linker oor. Mijn neus valt wel
mee geloof ik. Alleen het puntje is nog wat gevoelig.
3.
Het proces-verbaal verhoor van aangever [slachtoffer 3] d.d. 1-1-2014 (dossierpagina 34-36):
(opmerking verbalisant: [slachtoffer 3] deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, wat plaats vond op de locatie [adres] , tussen dinsdag 31 december 2013 te 23:30 uur en dinsdag 31 december 2013 te 23:40 uur)
Ik was op bezoek bij mijn zwager [slachtoffer 1] . (…)
Ik zag die witte VW op een gegeven moment. (…) Ik zag hem wel aan het inparkeren.
Op het moment dat hij in zijn achteruit zat raakte híj voor voorkant van [slachtoffer 1] zijn auto met zijn achterkant. Dat ging niet echt heel hard. Er werd in de kamer gezegd dat hij hem raakte.
[slachtoffer 1] ging toen naar buiten omdat het zijn auto was en ik ben met hem mee gelopen (…). Die auto was iets verderop net voorbij die zijstraat tegenover gaan staan. (…) Wij keken eerst bij de auto van [slachtoffer 1] . (…) De bestuurder van die witte Volkswagen kwam naar ons lopen. (…) Hij zei dat we bij zijn auto moesten kijken. Dat hebben we ook gedaan, we liepen met hem mee. We waren toen bij zijn auto en het gescheld ging gewoon door. Toen we daar heen liepen, ik liep achter [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan (…). [slachtoffer 1] draaide zich om. (…)Toen [slachtoffer 1] met de rug naar hem toe stond kreeg hij een klap van die jongen op zijn achterhoofd (…).
Ik stond net aan de andere kant. (…) Ik wilde [slachtoffer 2] helpen. Op het moment dat ik dat wilde doen viel [slachtoffer 2] vlak voor mij op de grond en ik struikelde toen over hem heen. Ik kreeg toen ik op de grond lag een klap op mijn gezicht van die jongen. Hij sloeg me met zijn vuist op mijn linker jukbeen. Ik heb een heel klein sneetje in mijn onderlip. En ik heb nu best wel last van mijn kaak, die is heel gevoelig, pijnlijk.
4.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 1] d.d. 1-1-2014 (dossierpagina 56-57), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Vanavond, 31 december 2013 was ik met oud en nieuw op de Casper Fagelstraat te
Zwolle. Ik was in de woning samen met mijn vriendin en zoontje.
Op een gegeven moment zag en hoorde ik dat er buiten een conflict was. Ik ben toen
naar buiten gelopen en zag dat [slachtoffer 2] klappen kreeg. Ik zag dat [slachtoffer 3]
tussen beiden kwam en ook een klap kreeg.
Bij het incident was een witte Volkswagen Polo betrokken (…)
Ten aanzien van feit 2:
5.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 9-1-12014 (dossierpagina 93-96), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
"Vraag verbalisant = V
Antwoord getuige = A
Opmerking verbalisant = 0
(…)
V: Waarom staat de Scirocco op naam van [medeverdachte] .
A: Hij was de enige die reageerde. Ik wilde graag mijn auto terug, die stond op het
politiebureau, maar ik had ook 21 dagen open staan. Ik wilde dus niet zelf naar het
bureau komen. Ik heb toen de auto op naam van [medeverdachte] gezet. Ik werd 16 december
gebeld door Mustapha Barbari van de politie dat ik de auto op kon halen. Ik wist
wel dat ik dan werd aangehouden. Ik vroeg aan hem of de tenaamgestelde hem ook op
mocht halen en dat mocht. Ik heb toen [verdachte] proberen te bellen maar die kon
ik niet bereiken, [medeverdachte] wel en hij heeft de auto toen op zijn naam gezet en
opgehaald. Twee dagen later werd ik aangehouden door de politie en moest ik alsnog
zitten.
Ik zou de auto graag terug willen hebben, hij is namelijk van mij. Ik laat u nu
alle papieren zien van de auto.
0: [getuige 2] laat mij alle kentekenpapieren zien van de auto, inclusief een
overschrijving van 16 december 2013.
(…)
V: Wie had er allemaal een sleutel van de Scirocco?
A: Ik heb een sleutel kwijtgeraakt, ik heb geen idee waar deze is gebleven. Ik heb
zelf een sleutel en [verdachte] heeft een sleutel. Er zijn dus 3 sleutels bij de
auto.
(…)
V: Wie reed er in de Scirocco toen jij vast zat?
A: Dat weet ik niet, ik weet dat [verdachte] de auto had. 18 december werd ik aangehouden
en toen had [verdachte] de auto, dat is het laatste wat ik weet. Ik weet dat [verdachte] de
zaak de 30e en 31 december dicht had in verband met oud en nieuw.
(…)
V: Reed [medeverdachte] ook wel eens in jouw Scirocco?
A: Niet vaak, alleen helemaal in het begin reed hij er wel eens in, toen ik hem
niet had.
(…)
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , d.d.
18 januari 2014 (dossierpagina 141), voorzover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Tussen 1 januari 2014 omstreeks 00:45 uur en 1 januari 2014 omstreeks 00:50 uur,
hebben wij een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
(…)
Op woensdag 1 januari 2014 omstreeks 00.45 uur zagen wij verbalisanten, [verbalisant] en
[verbalisant] op de Paulus Buysstraat te Zwolle ter hoogte van perceel [nummer 2] een blauwe
Volkswagen Scirocco, voorzien van kenteken [kenteken 1] . (…)
(…)
Wij zagen dat genoemde auto met de voorzijde in de richting van de
Meppelerstraatweg geparkeerd stond. Wij zagen dat de straat onder genoemde auto
droog was en dat het wegdek nat/vochtig was. Ik, [verbalisant] heb aan de uitlaat,
motorkap en remschijven gevoeld of deze nog warm waren. Ik voelde dat de uitlaat,
motorkap en remschijven niet meer warm waren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat er 1 uur tussen het schietincident en het aantreffen van genoemde auto zat.
Voertuig(en) : [nummer 3] , personenauto, Volkswagen Scirocco, kleur blauw, Nederland, kenteken [kenteken 1] , chassisnummer [nummer 4] , bouwjaar 2008
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] , d.d. 2-1-2014 (dossierpagina 144-145), voorzover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Voertuig(en) : [nummer 3] , personenauto, Volkswagen
Scirocco, kleur blauw, Nederland, kenteken [kenteken 1] ,
chassisnummer [nummer 4] , bouwjaar 2008
Op woensdag 1 januari 2013 is door mij, verbalisant, een onderzoek ingesteld in het
betrokken voertuig.
(…)
Bij dit onderzoek is door mij het volgende bevonden:
Het voertuig was voorafgaande aan mijn onderzoek, reeds doorzocht door de
Forensische Opsporing.
Zij troffen in de autodeur aan de bestuurderszijde een blauw plastic zakje en twee
dichtgeknoopte sokken, een zwarte en een witte, aan.
De inhoud van het blauwe zakje was zichtbaar, in dit zakje zaten een 15-tal
wikkels.
Een van de forensische rechercheurs heeft de inhoud van de witte sok bekeken, hij zag
dat daarin een 8 tal wikkels zaten. De inhoud van een (1) van deze wikkels is
getest door middel van een cocaïne test. Deze test gaf een positief resultaat.
Deze goederen zijn voor nader onderzoek inbeslaggenomen.
Op de achterbank van het voertuig werd een plastic tas van de Lidl aangetroffen.
In deze plastic tas werden onder andere de volgende goederen aangetroffen:
(…)
- de kentekenbewijzen en het keuringsrapport van het voertuig voorzien van het
kenteken [kenteken 2] . Dit betreft het voertuig, een witte Volkswagen Polo, waarin
verdachte [verdachte] is aangehouden.
(…)
Tevens werden in het dashboardkastje witte papiertjes aangetroffen, soortgelijkend
papier werd aangetroffen als wikkels in het portier aan de bestuurderzijde.
Deze goederen zijn voor nader onderzoek inbeslaggenomen.
8.
Het bewijs van ontvangst (overdracht), opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 7-1-2014 (dossierpagina 189), voorzover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Ondergetekende,
Naam : [verbalisant]
Rang : Hoofdagent
Organisatie-eenheid : Forensische Opsporing, Regiopolitie IJsselland
verklaart op donderdag 2 januari 2014 uit handen van
Naam : [verbalisant]
Rang : Brigadier
Organisatie-eenheid : Team Zwolle-Noord, Regiopolitie IJsselland
te hebben ontvangen
Goederen
Goednummer : PLO4ZN-2014000003-323500
Object : Kleding (Sok)
Aantal/eenheid : 1 Stuks
Land : Nederland
Bijzonderheden : Witte sok met daarin 8 wikkels met een wit poeder
Goednummer : PLO4ZN-2014000003-323503
Object : Zak
Aantal/eenheid : 1 Stuks
Kleur : Blauw
Land : Nederland
Bijzonderheden : Plastic zakje met daarin 15 wikkels met een wit
poeder
Goednummer
Object
Aantal/eenheid
Kleur
Land
Bijzonderheden
PLO4ZN-2014000003-323504
: Kleding (Sok)
: 1 Stuks
: Zwart
: Nederland
: Zwarte sok met daarin 20 wikkels met een wit poeder
(…)
9.
Het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 2-1-2014 (dossierpagina 190-191), voorzover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 2 januari 2014 heb ik uit handen van collega [verbalisant] 3 bruine enveloppen
ontvangen met hierin vermoedelijk verdovende middelen.
Onderzoek Forensische Opsporing
Op 3 januari 2014 heb ik, verbalisant [verbalisant] in het bijzijn van collega [verbalisant] de
inhoud van deze 3 enveloppen onderzocht.
Hierin trof ik de volgende goederen aan:
Goednummer Omschrijving gewicht
323500 2 kleine wikkels met wit poeder 0.45 gram netto

6 grote wikkels met wit poeder 3.61 gram netto

323503 10 grote wikkels met wit poeder 5.87 gram netto

8 kleine wikkels met wit poeder 2.03 gram netto

323504 7 grote wikkels met wit poeder 4.05 gram netto

13 kleine wikkels met wit poeder 3.02 gram netto

Alle goederen zijn door ons gewogen en gefotografeerd.
Onderzoek Nederlands Forensisch Instituut
De goederen met onderstaande goednummers zijn door ons bemonsterd en voorzien van een
SIN en op 9 januari 2014 voor onderzoek identificatie van drugs en precursoren
opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut te 's-Gravenhage.
Goednummer SIN Opmerking
323500 AAEW9298NL kleine wikkels met wit poeder
AAEW9299NL grote wikkels met wit poeder
323503 AAEW9301NL grote wikkels met wit poeder
AAEW9300NL kleine wikkels met wit poeder
323504 AAEW9303NL grote wikkels met wit poeder
AAEW9302NL kleine wikkels met wit poeder
Rapport Nederlands Forensisch Instituut
Op 20 januari 2014 heb ik een rapport ontvangen van Ing. A.B.M. van Esch- de Bruin,
NFI deskundige forensische drugsanalyse, werkzaam bij het Nederlands Forensisch
Instituut te 's-Gravenhage. Hierin concludeert zij het volgende:
SIN Conclusie
AAEW9298NL bevat cocaïne
AAEW9299NL bevat cocaïne
AAEW9300NL bevat cocaïne
AAEW9301NL bevat cocaïne
AAEW9303NL bevat cocaïne
AAEW9302NL bevat cocaïne
10.
Het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door NFI-deskundige ing. A.B.M. van Esch - de Bruin d.d. 20 januari 2014 (dossierpagina 192 en 193), voorzover inhoudende:
Zaaknummer 2014.01.13.062 (aanvraag 001)
Datum aanvraag 7 januari 2014
(…)
Politie registratienummer PLO4TR-2014000003-47
Contactpersoon [verbalisant]
Onderzoeksmateriaal
Ontvangen van Forensische Opsporing IJsselland
Via VtsPN (G163)
Datum ontvangst 10 januari 2014
Vraagstelling
Bevat het materiaal middelen die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op
de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) en zo ja, welke?
(…)
Resultaten en conclusie
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk: AAEW9298N:
Omschrijving: 0,45 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEW9299NL
Omschrijving: 3,44 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEW9300NL
Omschrijving: 1,91 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEW9301NL
Omschrijving: 5,73 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEW93033L
Omschrijving: 3,65 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEW93023L
Omschrijving: 2,62 gram crèmekleurig poeder en brokjes in een gripzakje
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
11.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] , d.d. 9-1-2014 (dossierpagina 242-244), voorzover zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op donderdag 9 januari 2014 te 09:00 uur, werd door ons verbalisanten als
forensische onderzoekers op verzoek van Regiopolitie IJsselland een forensisch
onderzoek naar sporen verricht (…)
Toelichting
Daar waar in dit proces-verbaal wordt vermeld dat sporen/sporendragers zijn
veiliggesteld, wordt tevens bedoeld dat deze in beslag zijn genomen.
De sporen/sporendragers zijn met de daarvoor bestemde (hulp)middelen veiliggesteld
en gewaarmerkt en zijn ingevoerd in het bedrijfsprocessensysteem van de
Regiopolitie IJsselland. Op het moment van veiligstellen wordt aan deze sporen en
sporendragers een S(poor) I(dentificatie) N(ummer) toegekend. In dit proces-verbaal
en bij alle vervolgonderzoeken kan bij het noemen van het spoor/sporendrager naar
dit unieke SIN nummer worden verwezen. In dit proces-verbaal is een lijst met
omschrijving van de sporen/sporendragers opgenomen.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht op bureau Politie IJsselland te Koggelaan 8, 8017 JN
Zwolle.
Onderzoek plaats delict
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door ons het navolgende bevonden en
waargenomen.
In het chemische laboratorium van het bureau te Zwolle hebben we enkele tientallen
wikkels waarin verdovende middelen verpakt hadden gezeten onderzocht op de
aanwezigheid van dactyloscopische sporen met behulp van Indaandion en zinkchloride.
Op een achttal wikkels werden voor identificatie geschikte bruikbare
dactyloscopische sporen zichtbaar gemaakt en gefotografeerd. Vervolgens werden deze
sporen voor nader onderzoek bij HAVANK aangeboden.
Veiliggestelde sporen/sporendragers
De hierna genoemde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en -
rekening houdende met de aard van de spoorsoort - op de daartoe geëigende wijze
veiliggesteld. Voor wat betreft de sporenafhandeling, waaronder bewaartermijnen,
zal worden gehandeld conform de daarvoor geldende werkvoorschriften. De daarvoor in
aanmerking komende sporen/sporendragers zullen zo spoedig mogelijk voor
vervolgonderzoek(en) worden aangeboden bij de daarvoor bestemde instanties en/of
deskundigen.
De volgende sporen/stukken van overtuiging werden in het belang van de
bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
(…)
Spoornummer : PLO4TR-2014000003-41580
SIN : AAGP7573NL
Spooromschrijving : Onbekende vinger
Wijze veiligstellen : Foto
Tijdstip veiligstellen : 9 januari 2014 te 14:30 uur
Plaats veiligstellen : Vanaf wikkel uit plastic zak li.voorportier scirocco
Bijzonderheden : Dacty dmv 1.2 ind
(…)
12. Het dactyloscopisch onderzoeksrapport van Politie, gesloten op 10 januari 2014 (dossierpagina 153-157), voorzover inhoudende:
Dactyloscopisch Onderzoek:
Met de afbeelding van dactyloscopisch spoor bekend in Havank onder nummer
10090114040500400 is een vergelijkend onderzoek uitgevoerd in de verzameling
referentieafdrukken in Havank.
Bij de aanvraag werden de volgende gegevens vastgelegd:
Datum invoer: 20140109
Kenmerk aanvrager: 2014000003
Kenmerk Havank: 10090114040500400
Kenmerk sporendrager: AAGP7573N L
Resultaat dactyloscopisch onderzoek:
Dit onderzoek heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon
geregistreerd in Havank onder:
Biometrienummer: [nummer 5]
SKN-nummer: [skn nummer]
Incidentnummer: 311000840447
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: Pakistan
Nationaliteit: Nederlandse
Geslacht: Man
Datum vastlegging: 02042012
Plaats vastlegging: Zwolle
Fotonummer: nvt
Referentienummer: SKN [skn nummer]
De individualisatie komt voort uit afzonderlijk en onafhankelijk onderzoek door twee
gecertificeerde dactyloscopisch deskundigen.
Uit het onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd
als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen tussen spoor
10090114040500400 en de afbeelding van de rechter wijsvinger van incidentnummer
311000840447 geregistreerd in Havank onder biometrienummer [nummer 5] .
Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor
afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig
ander persoon is verwaarloosbaar klein. De individualisatie op deze persoon is gebeurd
conform de beschreven procedures en op basis van de toepasselijke forensisch-
technische normen.
Het dactyloscopische spoor is ter vergelijking aangeboden met de volgende gegevens:
Datum invoer: 20140109
Kenmerk aanvrager: 2014000003
Kenmerk Havank: 10090114040500400
Kenmerk sporendrager: AAGP7573NL
Hieronder volgt een weergave van de afbeeldingen zoals die door de dactyloscopisch deskundige 1
bij het onderzoek zijn gebruikt:
Dactyloscopisch deskundige KL006569.
Spoor Referentieafdruk
10090114040500400 311000840447
AAGP7573NL rechter wijsvinger
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met
dienstnummer KL006569 uitgevoerd.
lk heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van
onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der
verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
Datum invoer: 20140109
Kenmerk aanvrager: 2014000003
Kenmerk Havank: 10090114040500400
Kenmerk sporendrager: AAGP7573NL
Hieronder volgt een weergave van de afbeeldingen zoals die door de dactyloscopisch deskundige 2 bij het
onderzoek zijn gebruikt:
Dactyloscopisch deskundige KL000647.
Spoor Referentieafdruk
10090114040500400 311000840447
AAGP7573NL rechter wijsvinger
Het dactyloscopisch individualisatieonderzoek is door mij dactyloscopisch deskundige met dienstnummer
KL000647 uitgevoerd.
lk heb zowel een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is.
Overzicht van de registraties in Havank van de persoon geregistreerd onder
biometrienummer [nummer 5] :
Biometrienummer: [nummer 5]
SKN-nummer: [skn nummer]
Incidentnummer: 313200326588
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [geboorteplaats]
Geboorteland: Pakistan
Nationaliteit: Nederlandse
Geslacht: Man
Datum vastlegging: 03012014
Plaats vastlegging: Politie IJsselland
13.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 2-1-2014 (dossierpagina 312-316) voorzover, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte inhoudende:
V: Welke auto's hebben jullie nog meer?
A: Sinds anderhalve week hebben we ook een Volkswagen Scirocco. (…) De auto is blauw van kleur. Bouwjaar 2008.
(…)
V: Even terug naar de Volkswagen Scirocco op naam van [medeverdachte] . Wie rijdt er allemaal
in deze auto?
A: [medeverdachte] of ik.
(…)
A: Ik had de avond er voor de 30e dus de auto in de buurt van de woning van mijn
vriendin geparkeerd. Ik wilde met de Scirocco de stad in gaan en dan naar huis. Ik
vind de Scirocco sneller en fijner rijden. Bovendien lekt de Polo motorolie.
V: Waarom parkeer je dan een paar honderd meter van de woning van je vriendin?
A: Ik heb hem voor de flat van haar zus neer gezet.
14.
Het proces-verbaal verhoor verdachte d d.d. 2-1-2014 (dossierpagina 320-322) voorzover, zakelijk weergegeven, als verklaring van verdachte inhoudende:
V: Hoe heb je oudejaarsdag 31 december 2013 doorgebracht? Begin maar vanaf een uur
of 8 in de ochtend?
A: Thuis. Ik ben rond 7 of 8 uur in de ochtend naar bed gegaan. Ik ben 's avonds
rond half 11 (22.30 uur) wakker geworden.
(…)
V: Je hebt verklaard dat er maar 1 sleutel bij de Volkswagen Scirocco zat en dat
jij deze in het bezit had. Bij de rechter-commissaris vertel je, nadat je weet dat
er cocaïne in de auto lag, opeens dat er 3 sleutels zijn. Hoe zit dat?
A: Ik had maar 1 autosleutel. Daar maakte [medeverdachte] en ik gebruik van. Ik heb die
autosleutel van [getuige 2] gekregen. Ik weet dat er 3 autosleutels bij de auto zijn.
Ik weet niet wie die andere sleutels hebben. Ik denk dat [getuige 2] dat wel weet. [medeverdachte]
heeft de auto van het politiebureau opgehaald en daar zat toen ook de sleutel bij.
14.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2015, voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Het klopt dat ik op 31 december 2013 als bestuurder van een witte Volkswagen Polo die auto omstreeks 23.30 uur aan de Caspar Fagelstraat te Zwolle heb geparkeerd..
Vervolgens heb ik daarover ruzie gekregen met een man die zei ik zijn auto had geraakt.