ECLI:NL:RBOVE:2015:1626

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 april 2015
Publicatiedatum
1 april 2015
Zaaknummer
08/770006-14, 08/910057-14 en 08/955013-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man uit Zwolle voor wapen- en drugsmisdrijven met vrijspraak voor bedreiging en schieten

Op 1 april 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige man uit Zwolle. De man werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor het bezit van een vuurwapen en harddrugs. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van bedreiging en het schieten in de Caspar Fagelstraat op 31 december 2013, omdat niet kon worden bewezen dat hij degene was die het vuurwapen hanteerde. De zaak kwam voor de rechtbank na een reeks zittingen, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 6 maanden had geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij het schietincident, maar dat er voldoende bewijs was voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne. De rechtbank overwoog dat de verdachte op 14 december 2013 een Glock-pistool voorhanden had en op 28 juni 2014 3 wikkels cocaïne bezat. Daarnaast werd op 12 juni 2013 bij de verdachte 10,9 gram cocaïne aangetroffen. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/770006-14, 08/910057-14 en 08/955013-14 (P)
Datum vonnis: 1 april 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] (Pakistan),
wonende te [adres 1] .

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
2 september 2014, 25 november 2014, 3 februari 2015, 17 maart 2015 en 18 maart 2015.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. drs.
M.A.P.J.J. Lousberg en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. R. van Veen, advocaat te Utrecht, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
-inzake parketnummer 08/770006-14:
- (medeplegen van) bedreiging van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle;
-inzake parketnummer 08/910057-14:
1.
het voorhanden hebben van een vuurwapen en/of munitie van categorie II en/of III op of omstreeks 14 december 2014 in de gemeente Zwolle;
2.
het opzettelijk aanwezig hebben van (3 wikkels met) cocaïne op of omstreeks28 juni 2014 in de gemeente Zwolle;
-inzake parketnummer08/955013-14:
- het opzettelijk vervoeren of opzettelijk aanwezig hebben van 10,9 gram cocaïne op
of omstreeks 12 juni 2013 te Zwolle.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
in de zaak met parketnummer 08/770006-14:
hij op of omstreeks 31 december 2013 in de gemeente Zwolle, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het
leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte
en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend (met kracht)
een stuk hout tegen de gevel/het raam van de woning waarin bovengenoemde
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en of [slachtoffer 4] zich bevonden, gegooid en/of met een vuurwapen, althans met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp (meermalen) (in
de directe nabijheid van de woning waar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
[slachtoffer 4] zich bevonden) in de lucht geschoten.
in de zaak met parketnummer 08/910057-14:
1.
hij op of omstreeks 14 december 2013, in de gemeente Zwolle, een vuurwapen van categorie II en/of III, te weten een Glock, en/of munitie van categorie II en/of III, voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 28 juni 2014 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 wikkels cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
in de zaak met parketnummer 08/955013-14:
hij op of omstreeks 12 juni 2013 te Zwolle opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 10,9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank hernummert de in de zaak met parketnummer 08/910057-14 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten als de tenlastegelegde feiten 2 en 3.
De rechtbank hernummert het in de zaak met parketnummer 08/955013-14 tenlastegelegde feit als tenlastegelegd feit 4.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd:
- vrijspraak van de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde;
- de veroordeling van de verdachte voor het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.

4.De voorvragen

De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie op grond van schending van de Salduz-rechtspraak. De verdediging heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat verdachte op 29 juni 2014 uitvoerig is gehoord zonder dat hij eerst zijn raadsman heeft geconsulteerd. Dit is in strijd met de regels. Verdachte is hierdoor in zijn belangen geschaad.
De rechtbank overweegt dat de raadsman terecht heeft aangevoerd dat verdachte niet inhoudelijk over de verdenking van wapenbezit had mogen worden gehoord, zonder voorafgaande consultatie. In zoverre is de Salduz-norm geschonden. Uit het proces-verbaal van verhoor van verdachte op 29 juni 2014 leidt de rechtbank echter af dat verdachte niet specifiek is bevraagd over de cocaïne die bij zijn insluitingsfouillering is aangetroffen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van verdachte over de cocaïne kan worden aangemerkt als een spontane mededeling naar aanleiding van de vaststelling dat bij hem cocaïne is aangetroffen. Zo de verdediging heeft beoogd te stellen dat hier sprake is van een doelbewuste inbreuk op de beginselen van een goede procesorde, waardoor doelbewust een grove veronachtzaming van het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden, ziet de rechtbank hiervoor geen grond. Het verweer tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie wordt daarom verworpen.
De rechtbank heeft overigens vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder het 1 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft daartoe primair - kort samengevat - aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte op 31 december 2013 op de plaats delict aanwezig is geweest.
Subsidiair, voorzover verdachtes aanwezigheid wel vastgesteld zou kunnen worden, heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld wie de schutter is geweest, noch dat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de feitelijke schutter is geweest.
De raadsman heeft zich ten aanzien van een eventuele bewezenverklaring van het onder 2 en 3 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde vrijspraak bepleit. De raadsman heeft primair daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat de aanhouding van verdachte onrechtmatig is op grond van het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld. Omdat ten onrechte tot aanhouding is overgegaan, mogen de onder verdachte aangetroffen drugs niet worden gebruikt voor het bewijs.
De raadsman heeft subsidiair bepleit dat geen bewezenverklaring kan volgen voor het aanwezig hebben van het zwarte tasje met daarin 27 wikkels cocaïne.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
Op 31 december 2013 omstreeks 23.45 uur heeft aan de Caspar Fagelstraat te Zwolle ter hoogte van perceel [nummer 1] een schietincident plaatsgevonden, waarbij de schutter diverse keren in de lucht heeft geschoten. Op de plaats delict zijn door de forensische opsporing 11 patroonhulzen aangetroffen, welke afkomstig zijn van scherpe munitie.
Door meerdere getuigen is gezien dat direct voorafgaande aan het schietincident een Volkswagen Scirocco, de straat kwam inrijden, dat twee personen uit de Volkswagen Scirocco stapten, dat de bestuurder naast de auto bleef staan en dat de bijrijder een blok hout tegen de ruit van perceel [nummer 1] gooide, vervolgens een pistool uit de binnenzijde van zijn jas pakte en daarmee, in de directe nabijheid van meerdere getuigen/slachtoffers, meerdere keren in de lucht schoot.
Korte tijd voordat voornoemde Volkswagen Scirocco kwam aanrijden, heeft op de plaats delict een vechtpartij plaatsgevonden tussen medeverdachte [medeverdachte] en [slachtoffer 1] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] . Deze vechtpartij was ontstaan nadat medeverdachte [medeverdachte] als bestuurder van een Volkswagen Polo zijn auto had geparkeerd en vervolgens met aangever [slachtoffer 1] onenigheid was ontstaan, omdat medeverdachte [medeverdachte] bij het inparkeren diens auto zou hebben geraakt
De vraag die moet worden beantwoord is wie de schutter is geweest, of verdachte de schutter is geweest dan wel of er sprake is geweest van een zodanige nauwe en bewuste samenwerking tussen de schutter en verdachte dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat geen van de getuigen verklaren een Volkswagen Scirocco met kenteken [kenteken] te hebben waargenomen. De getuigen verklaren voorts verschillend over de kleur van de auto die zij kort voor het schietincident de straat hebben zien inrijden. De verklaring van verbalisant [verbalisant] in zijn proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 januari 2014 (onder meer inhoudende dat hij op 31 december 2013 omstreeks 23.30 uur één van de broers [verdachten] , rijdend in voornoemde Scirocco, met grote snelheid heeft zien passeren, komende vanuit de Marsweg te Zwolle) zou een aanwijzing kunnen zijn dat verdachte onderweg was naar de plaats delict, waar medeverdachte [medeverdachte] zich op dat moment nog bevond. Verbalisant [verbalisant] heeft op 9 maart 2015 als getuige ten overstaan van de rechter-commissaris zijn aanvankelijk stellige verklaring over de bestuurder van de Volkswagen Scirocco zodanig genuanceerd, dat geenszins valt uit te sluiten dat hij een ander dan verdachte heeft waargenomen. Dat er telefonisch contact is geweest tussen verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en de vriendin van medeverdachte [medeverdachte] , zoals valt af te leiden uit de historische telefoongegevens in het dossier, is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om verdachte te localiseren op de plaats delict.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte degene is die uit de Volkswagen Scirocco is gestapt en vervolgens heeft geschoten. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder 1. tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2:
Op 21 mei 2014 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning aan de [adres 2] te Zwolle waarbij onder meer een mobiele telefoon, Iphone 5s, is aangetroffen. In voornoemde mobiele telefoon zijn foto’s aangetroffen waarop verdachte staat afgebeeld, terwijl hij een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn hand houdt.
Uit onderzoek is gebleken dat de betreffende foto’s zijn gemaakt op 14 december 2013.
De rechtbank acht voor het bewijs redengevend dat de wapendeskundige [verbalisant] op basis van de hem ter beschikking gestelde foto’s heeft geconcludeerd dat het voorwerp waarmee verdachte op die foto’s staat afgebeeld een echt vuurwapen betreft. Verdachte heeft verklaard dat het wapen dat hij aangereikt kreeg “licht aanvoelde” en dat hij daarom dacht dat het om een nepwapen ging. Naar het oordeel van de rechtbank ontslaat dit verdachte niet van de plicht om bij de persoon die hem het wapen heeft gegeven, navraag te doen naar de echtheid ervan. De verklaring van verdachte dat de foto’s als geintje waren bedoeld, omdat hij een filmacteur wilde “naspelen” doet hieraan niet af. Nu verdachte heeft nagelaten navraag te doen naar de herkomst van het hem aangereikte wapen heeft hij op de koop toe genomen dat het een echt vuurwapen was. Daarmee heeft hij voorwaardelijk opzet gehad op het voorhanden hebben van een vuurwapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie.
De rechtbank acht het onder 2 tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij verdachte zal vrijspreken van het voorhanden van munitie nu het voorhanden daarvan niet kan worden afgeleid uit de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd, gelet op de volgende bewijsmiddelen:
 het proces-verbaal van aanhouding [1] ;
 het proces-verbaal van bevindingen d.d. 1 augustus 2014 [2] ;
 het bewijs van ontvangst d.d. 19 augustus 2014 [3] ;
 Het NFI-rapport Identificatie van drugs en precursoren [4] ;
 De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
Ten aanzien van feit 4:
De verdediging heeft als verweer aangevoerd dat sprake is geweest van een onrechtmatige aanhouding van verdachte wegens het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld.
De rechtbank overweegt het navolgende.
Uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat op 12 juni 2013 omstreeks 17.30 uur door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] een onderzoek is ingesteld in de omgeving van de Bilderdijkstraat te Zwolle. De aanleiding hiervoor was een melding omstreeks 16.50 uur over een insluiping aan de [adres 3] te Zwolle.
Blijkens het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] heeft hij bij zijn onderzoek in de omgeving onder meer verdachte zien lopen en heeft hij waargenomen dat verdachte bij het zien van de politie schrok en onmiddellijk van looprichting veranderde. Kort daarna is verbalisant [verbalisant] door een voorbijganger op een fiets aangesproken dat hij een man zag wegrennen in de richting van de Henriette Roland Holststraat. Toen verbalisant [verbalisant] daar aangekomen verdachte opnieuw waarnam, rende de verdachte weg in een andere richting dan die van verbalisant [verbalisant] , waarna door verbalisant [verbalisant] om ondersteuning is gevraagd. Het door verbalisant [verbalisant] waargenomen gedrag van verdachte in combinatie met de recent gemelde insluiping, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank zonder meer het optreden van de politie om verdachte op te sporen en aan te houden. De omstandigheid dat verdachte korte tijd daarna in het Almelose Kanaal sprong in een poging om aan de politie te ontkomen, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank het optreden van de politie des te meer.
De verklaring van verdachte dat hij ging rennen omdat hij zijn identiteitsbewijs niet bij zich had en daarom bang was voor een boete, acht de rechtbank in het licht van het vorenstaande ongeloofwaardig. Dat geldt evenzeer voor de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 17 maart 2015 dat hij niet in het Almelose Kanaal is gesprongen, maar is uitgegleden en vervolgens in het water terecht is gekomen. De rechtbank stelt vast dat verdachte pas tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak met een alternatief scenario is gekomen en schuift deze verklaring gelet op het vorenoverwogene als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer van de verdediging.
De verdediging heeft subsidiair aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat het zwarte zakje met daarin 27 wikkels in het bezit is geweest van verdachte.
De rechtbank leidt uit de inhoud van de bewijsmiddelen af dat het zwarte stoffen zakje. korte tijd na de aanhouding van verdachte drijvend in het water van het Almelose Kanaal is aangetroffen, in de directe omgeving van de plaats waar verdachte in het water was gesprongen. Uit het proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (dossierpagina 41 en 42) blijkt onder meer dat de wittige substantie, die werd aangetroffen in de 27 wikkels die zich in het stoffen zakje bevonden, vochtig was. De rechtbank leidt daaruit af dat voornoemd zakje niet gedurende langere tijd in het water gelegen kan hebben. Gelet hierop, in combinatie met omstandigheid dat de wikkels van gelijksoortig papier waren en deels dezelfde afmetingen hadden als de wikkels die verdachte bij zijn aanhouding/fouillering op zak had,is de rechtbank van oordeel dat ook de 27 wikkels met cocaïne aan verdachte kunnen worden toegerekend. De rechtbank gaat voor de hoeveelheid cocaïne uit van de hoeveelheid zoals gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen d.d. 9 juli 2013, nu de mate waarin vocht invloed heeft gehad op het feitelijk gewicht van de cocaïne niet is vast te stellen, ook niet op grond van een algemene stelregel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, zodat zij de verdachte daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij op 14 december 2013, in de gemeente Zwolle, een vuurwapen van categorie II en/of III, te weten een Glock, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 28 juni 2014 in de gemeente Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3 wikkels cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij op 12 juni 2013 te Zwolle opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 10,9 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie,
strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie.
Feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
Feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank (onder meer) acht geslagen op:
een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte d.d. 16 maart 2015.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de hoogte van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen.
Voor het voorhanden hebben van een pistool geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. Daarnaast heeft verdachte zich meermalen schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van aanzienlijke gebruikershoeveelheden harddrugs. Het is algemeen bekend dat drugs een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid en dat een aanmerkelijk deel van de criminaliteit direct of indirect haar oorsprong vindt in het gebruik van drugs. Volgens voornoemde oriëntatiepunten van het LOVS geldt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van de bewezen verklaarde hoeveelheden harddrugs, in casu 0, 2 tot 0,5 gram in de 3 wikkels en 10,9 gram in de 27 wikkels, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van een maand.
Alle hiervoor genoemde omstandigheden afwegende acht de rechtbank in dit geval oplegging van een gevangenisstraf voor de tijd van vier maanden passend en geboden.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De verdediging heeft verzocht om opheffing van het beslag en de teruggave te gelasten van het inbeslaggenomen geldbedrag. De rechtbank acht zich niet in staat hierover een beslissing te nemen nu in het strafdossier betreffende verdachte geen beslaglijst is aangetroffen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op:
- de artikelen 10, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht;
- artikel 56 van de Wet Wapens en Munitie;
- artikel 13 van de Opiumwet.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • Verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 2, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 2:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie, terwijl het een vuurwapen van categorie I betreft;
Feit 3:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 2, 3 en 4 bewezenverklaarde.
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekeringstelling heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in
mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F. van der Maden voorzitter, mr. L..J.C. Hangx en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H. Kamp, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 1 april 2015.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden:
-
ten aanzien van feit 2 en feit 3:
uit het dossier van de Politie Eenheid Oost-Nederland, District IJsselland, dossiernummer 2014054429-2014000003, gesloten op 4 oktober 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
-
ten aanzien van feit 4:.
uit het dossier van de Politie Oost Nederland, District IJsselland, Recherche Zwolle, proces-verbaalnummer PL04ZO-2013048087, gesloten op 6 augustus 2013. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal;
Ten aanzien van feit 2:
1.
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20-6-2014 (dossierpagina 043-046) voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 21 mei 2014 vond een doorzoeking plaats in de woning [adres 2]
. Tijdens deze doorzoeking werd, op de slaapkamer van [medeverdachte] ,
voornoemd en diens broer [verdachte] , onder andere een IPhone 5s aangetroffen
en onder nummer C.02.01.07 inbeslaggenomen. Deze IPhone is vervolgens, met
behulp van Forensic Software, op 2 juni 2014, onderzocht. Van het onderzoek van deze
telefoon is proces-verbaal opgemaakt onder nummer 14-116.
Van dit onderzoek is een Extractierapport gemaakt.
(…)
Het Extractierapport van het onderzoek van deze IPhone is vervolgens door mij
geanalyseerd. Hierbij werd door mij, onder andere, het volgende bevonden.
Het toestel betrof een IPhone voorzien van het IMEI-nummer [nummer 2] en in
het toestel bevond zich een SIM-kaart met het SIM-identificatienummer
[nummer 3] . Het bij deze SIM-kaart behorende telefoonnummer betrof +31

6 [nummer 4] . Tijdens het onderzoek is gebleken dat het nummer +31 6 [nummer 4] in

gebruik was bij de verdachte [medeverdachte] .
Bron: Extractierapport pagina 1.
De toestelnaam (Device Name) was "iPhone van [medeverdachte] " en het gebruikte Apple ID betrof
[apple id] .
Bron: Extractierapport pagina 1.
Aantreffen foto's met op vuurwapen gelijkend voorwerp
In het Extractierapport zijn twee verschillende foto's opgenomen waarop een persoon is
afgebeeld welke een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in zijn rechterhand heeft.
Uit het extractierapport blijkt dat de twee foto's zowel in klein formaat, als zogenoemde
"thumbnails" en in groot formaat zijn opgeslagen.
Bron: Extractierapport pagina 684 en 862.
De foto's in groot formaat waren op de genoemde IPhone opgeslagen op de volgende
locaties:
• /Media/DCIM/100APPLE/IMG 0374.JPG
• /Media/DCIM/100APPLE/IMG_0375.JPG
Bron: Extractierapport pagina 862.
Tijdstip maken foto's.
Uit de informatie van het extractierapport blijkt dat de foto IMG 0374.JPG op 14-12-2013,
omstreeks 04:28:37 uur (UTC+0) is gemaakt en op 18-12-2013 omstreeks 03:56:50 uur
(UTC+0) is gewijzigd en dat de foto IMG_0375.JPG op 14-12-2013 omstreeks 04:29:02
uur (UTC+0) is gemaakt en op eveneens 18-12-2013 omstreeks 03:56:50 uur (UTC+0)
is gewijzigd .
In verband met de wintertijd dient bij deze tijdstippen, voor de werkelijke tijd, een uur te
worden opgeteld.
Bron: Extractierapport pagina 862.
Informatie Windows verkenner
Beide digitale foto's zijn tevens opgeslagen in de onderzoeksomgeving van TGO
Riviera. Beide foto's zijn uitgeprint en worden als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.
In de Windows verkenner is te zien dat de foto's IMG_0374.JPG en IMG_0375.JPG
beide op 14-12-2013 gemaakt zijn met een IPhone 5 en op 18-12-2013 omstreeks 04:57
uur zijn gewijzigd.
Onderzoek identiteit persoon op foto's
(…)
Links achter op de foto is een andere persoon te zien. Dit is zeer waarschijnlijk de broer
van [medeverdachte] , [verdachte] . Deze persoon vertoont sterke gelijkenis met de
persoon op de foto's IMG_0374.JPG en IMG_0375.JPG, welke het op een vuurwapen
gelijkende voorwerp in zijn rechterhand heeft.
Bron: foto IMG_0721.JPG en Extractierapport pagina 883.
Beoordeling op vuurwapen gelijkend voorwerp
De foto's IMG_0374.JPG en IMG_0375.JPG zijn ter beoordeling en identificatie van het
op een vuurwapen gelijkende voorwerp gezonden naar de vuurwapendeskundige van
het district IJsselland, [verbalisant] .
(…)
Locatie foto's
Hoewel beide foto's vanuit een ander perspectief en anders ingezoomd genomen zijn, is
te zien dat zij zeer waarschijnlijk op de zelfde locatie zijn genomen.
Ter vaststelling van de locatie waar de foto’s IMG_0374 en IMG_0375 gemaakt zijn, zijn
deze foto's bekeken door ons, [verbalisant] en [verbalisant]
, beiden inspecteur van politie en behorende tot het politiedistrict
IJsselland en tijdelijk werkzaam voor het TGO RIVIERA.
Wij, [verbalisant] en [verbalisant] , zijn op 21-05-2014 betrokken geweest bij de doorzoeking
van de ouderlijke woning van [medeverdachte] , voornoemd, [adres 2]
.
Wij, [verbalisant] en [verbalisant] , herkennen de locatie waar de foto IMG_0374 genomen
was, als zijnde de woonkamer van de woning [adres 2] te Zwolle. Wij
herkenden dit aan de TL-verlichting aan het plafond, de opstelling van de meubels en de
opstelling van de televisie. Mij [verbalisant] , viel in het bijzonder de plaats van de modem/
router (linksonder op de foto) op. Tijdens de doorzoeking vond ik, [verbalisant] , de plaats van
de modem/router in de woonkamer al opvallend, dit omdat een modem/router meestal
uit het zicht, bijvoorbeeld in een meterkast is geplaatst.
2.
Het extractierapport van onderzoeker J. de Weijer (dossierpagina 047-055), onder meer inhoudende de gegevensbestanden:
  • IMG_0374.JPG,
  • IMG_0375.JPG,
waarop een persoon staat afgebeeld met in zijn rechterhand een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
3.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt door verbalisant De Weijer d.d. 28-8-2014 (dossierpagina 056-064) voorzover, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 2 juni 2014 werd door mij, op verzoek van het onderzoeksteam “Riviera” een mobiele telefoon Apple Iphone 5S type A1457 onderzocht.
De gegevens uit die telefoon werden door mij veiliggesteld en opgeslagen op eigen gegevens drager.
Dit onderzoek is door mij gerelateerd in proces- verbaal nummer: 14- 116.
De telefoon was door mij uitgelezen met het forensische software pakket Ufed Cellebrite. De aldus verkregen data werd door mij geëxporteerd naar een pdf bestand en voor nader onderzoek aangeleverd aan voornoemd team
Aan de hand van het onderzoek aan deze gegevens werd mij op woensdag 27 augustus 2014 een aantal vervolgvragen gesteld. Deze vragen hebben betrekking op de aangetroffen foto’s, waarbij de verdachte is te zien met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp.
De specifieke vragen zijn: Wanneer en waar zijn deze betreffende foto’s gemaakt en met welk
technisch middel en hoe kan het dat deze foto’s vermeld op pagina 18 en 19 van het proces- verbaal ter regiezitting zouden zijn gemaakt op 14 december 2013, aangepast op 18 december 2013 en geopend op 14 december 2014. Dit betreffen in totaal 4 foto’s.
Ten behoeve van de beantwoording van voornoemde vragen heb ik het originele extractieresultaat onderzocht. Hierbij zag ik dat de foto’s vermeld onder de naam: IMG_0374.JPG en IMG_0375.JPG originele foto’s betreffen en de foto’s vermeld onder naam 5003.jpg 04.2$ en onder de naam 5003.jpg 04.29 Thumbnails zijn. Thumbnails zijn exacte verkleinde kopieën van originele foto’s, zij onderscheiden zich van originele foto’s en een veel kleinere resolutie en daarmee de grootte. Tevens ontbreken bij de thumbnail de kenmerken van een echte foto waaronder de meta- c.q. exif data.
Deze metadata geeft exact weer waarmee een foto is gemaakt, wanneer de foto is gemaakt en wanneer de foto voor het laatst bekeken c.q. geopend is. Tevens is hierin zichtbaar de wijze van belichten.
Sluitertijd, software versie van de camera enz, enz. Door mij zijn de twee originele foto’s geëxporteerd en voorzien van betreffende meta data uitgeprint en als bijlage bij dit proces verbaal gevoegd.
Aan de hand van deze data zag ik dat beide foto’s gemaakt zijn op 14 december 2013 04.28.37 UTC +0 en op 14 december 2013 04.29.02 UTC + 0. Deze foto’s zijn gemaakt met Apple Iphone 5 softwareversie 7.0.4.
Door de software wordt onafhankelijk van de wil van de gebruiker automatisch op enig moment een thumbnail gemaakt van een originele foto. Deze thumbnail wordt geplaatst in een afzonderlijke map, waarbij het voorkomt dat originele foto’s die verwijderd worden toch zichtbaar blijven als thumbnail.
In het door mij aangeleverde onderzoeksrapport in PDF formaat, zag ik dat door een fout in de conversie, een omwisseling van datum en handeling heeft plaats gevonden. In het opnieuw door mij aangeleverd rapport is in de originele meta data te lezen dat de foto vermeld onder de naam IMG_374.JPG is gemaakt op 14-12-2013 te 4.28.37 (UTC + 0), tijd laatste wijziging 14-12-2013 te 4.28.37 (UTC + 0) en datum en tijd laatste toegang bestand op 18 december 2013 te 3.57.06 (UIC + 0).
IMG_375.JPG is gemaakt op 14-12-2013 te 4.29.02 (UTC + 0), tijd laatste wijziging 14-12-2013 te 4.29.02 (UTC + 0) en datum en tijd laatste toegang bestand op 18 december 2013 te 3.57.06 (UTC + 0).
4.
Het proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 27-6-2014 (dossierpagina 088-098) voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op vrijdag 20 juni 2014, omstreeks 08.00 uur ontving ik via de mail van collega
[verbalisant] het verzoek om vanuit mijn vuurwapenspecialisatie te kijken naar
een tweetal digitale foto's, met daarbij de vraag of ik iets kon zeggen over het
wapen dat op deze foto te zien is.
(…)
Bij het openen van de digitale foto's zag ik dat het twee foto's waren van een en
dezelfde persoon die een voorwerp vasthoudt (zie fotodossier foto 1 & foto 2). De
tweede foto is kennelijk iets verder ingezoomd en vanuit een iets ander perspectief
genomen. Ik zag dat op deze foto's een manspersoon te zien is die in zijn
rechterhand een op een vuurwapengelijkend voorwerp vasthoudt. Ik zag dat dit
voorwerp de uiterlijke verschijningsvorm heeft van een pistool. Ik zag dat de
manspersoon het vuurwapen in een zogenaamde definitieve greep vastheeft en dat hij
zijn wijsvinger om de trekker heeft. Ik zag dat hij het wapen met de linkerzijkant
naar de camera gekanteld heeft.
Van beide digitale foto's zijn door mij, middels een fotobewerkingsprogamma,
uitsnedes van het voorwerp gemaakt teneinde verder in te kunnen zoomen op het
vuurwapen (zie fotodossier foto 3 & foto 4). Bij het maken van de uitsnede; foto 4,
zag ik dat er op de kolf van het vuurwapen een vorm van een logo beter zichtbaar
wordt. Ondanks dat de afbeelding niet volledig scherp is valt hierin het logo van
Glock te herkennen. •Ter vergelijking is in het fotodossier een afbeelding van dit
logo opgenomen (zie fotodossier foto 5). De plaatsing van het logo op de kolf komt
overeen met die van bij vuurwapens van het merk Glock.
Ik zag dat het voorwerp kwa uiterlijk sterk overeenkomt met een vuurwapen van het
merk Glock, ik zag namelijk dat op de linkerzijde van het wapen twee onderdelen
zichtbaar zijn die typerend zijn voor een vuurwapen van het merk Glock, dit betreft
enerzijds de "Slide Lock" oftewel de sledeblokkering en daarnaast de sledevangpal.
De plaatsing van beide onderdelen, ten opzichte van elkaar en kwa locatie op kast
van dit wapen, komt overeen met die bij een vuurwapen van het merk Glock (zie
fotodossier foto 6). Ter vergelijking is hierbij een foto opgenomen van een
willekeurig Glock vuurwapen, afkomstig van de beschikbare online vuurwapen
encyclopedie van de politieacademie (zie fotodossier foto 7). Tevens is in het
fotodossier een afbeelding (zie fotodossier foto 8) opgenomen van een
uiteengenomen Glock vuurwapen, de bovengenoemde onderdelen zijn hierop terug te
vinden onder nummer 21; sledeblokkering, en nummer 27; sledevangpal.
Bij nadere bestudering van de foto, zag ik een opvallende bijzonderheid aan de
achterzijde van de slede (zie fotodossier foto 9). Alle Glock vuurwapens zijn
hamerloze vuurwapens; oftewel zij hebben geen uitwendige hamer. Bij het voorwerp op
de foto leek het in eerste instantie alsof er aan de achterzijde van de slede toch
iets zichtbaar was dat de indruk wekte van een palletje of hamer. Hierop heb ik
verbalisant, contact opgenomen met collega Mulder, vuurwapenexpert van de Politie
Eenheid Amsterdam. De Amsterdamse afdeling vuurwapens is al geruime tijd
aanspreekpunt voor de Nederlandse Politie met betrekking tot vuurwapens van het
merk Glock, en onderhoudt contacten met de Glock fabriek. Collega Mulder heeft op
mijn verzoek naar de digitale foto's gekeken en deelde mij vervolgens mede dat het
wapen op de foto zeer vermoedelijk een Glock automaat betrof. De firma Glock heeft
maar een (1) automaat gemaakt te weten het model 18. Aanvullend verklaarde hij dat
er voor genoemd model blokjes verkrijgbaar zijn die zich aan de achterzijde van de
slede laten plaatsen, deze blokjes manipuleren dan de vuurregelaar waardoor er met
genoemd vuurwapen zowel automatisch als semi-automatisch geschoten kan worden (zie
fotodossier foto 10).
Daarnaast zag ik bij een zoekslag over het internet, dat er voor de vuurwapens van
het merk Glock, inzetblokjes verkrijgbaar zijn die het doorladen van het vuurwapen
moeten vergemakkelijken (zie fotodossier foto 11). Dergelijke palletjes zijn dan
voor zowel links- als rechtshandigen te bedienen.
Ambtshalve is mijn bekend dat de Firma Glock als een van de weinige
vuurwapenfabrikanten geen licenties verkocht of afgegeven heeft om van haar
vuurwapens, lucht- Gas- of Veerdrukwapens te laten maken die een sprekende
gelijkenis vertonen met die vuurwapens. Daarnaast beschermen zij hun logo sterk.
Op basis van bovenstaande waarnemingen kom ik tot de conclusie dat het voorwerp dat
de man op beide digitale foto's in zijn rechterhand vasthoudt zeer waarschijnlijk
een vuurwapen van het merk Glock betreft. Derhalve een wapen in de zin van artikel 1
onder 3 van de Wet Wapens en Munitie.
(…)
Ten aanzien van feit 4:
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 12 juni 2013 (dossierpagina 31-32), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 12 juni 2013 omstreeks 16.50 uur kregen wij het verzoek te gaan naar de [adres 3] te Zwolle. Op genoemde locatie zou zojuist een insluiping hebben plaats gevonden.
Wij waren in uniform gekleed (…)
Op woensdag 2 juni 2013 om 17.00 uur kwamen wij op genoemde locatie aan.
(…)
Hierop ben ik naar de achterzijde van de woning gelopen (…)
Toen ik op de Marie Koenenstraat uitkwam (…) zag ik voor mij een tweetal personen lopen (…) Iets verder (…) liep een derde persoon (…) Ik zag dat de derde persoon een jongeman met zwart haar met een staartje droeg. (…)
Van hier verder is deze persoon verdachte te noemen.
Ik zag dat de verdachte bij het zien van de politie schrok en onmiddellijk van looprichting veranderde. (…)
Hierop ben ik gelijk gekeerd op zoek naar de verdachte die opeens weg was. Ik ben hierop gaan rennen in de richting van de Henriette Roland Holststraat. Op dat moment werd ik door een voorbijganger op een fiets aangesproken. De man verklaarde mij dat hij een man weg zag rennen in de richting van de Henriette Roland Holststraat. Ik ben de aangegeven richting gerend. Toen ik om de hoek kwam van de Henriette Roland Holststraat zag ik nog net dat de verdachte, bij het zien van mij, de straat van links naar rechts de Bosboom Toussaintstraat rennen. Dit was dus bijna aan de Herenweg.
Gezien het oversteken van links naar rechts kreeg ik de indruk dat de verdachte wegrende in de richting van de Vosmaerstraat/Herfterplein. Op dit moment vroeg ik aan de meldkamer om ondersteuning.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 12 juni 2013 (dossierpagina 04-06), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 12 juni 2013 omstreeks 17.32 uur zag ik, [verbalisant] op de Turfmarkt te Zwolle een manspersoon lopen welke grotendeels voldeed aan het bovengenoemde signalement. (…)
Ik zag dat de verdachte schrikt van mijn aanwezigheid. Hierop spreek ik, [verbalisant] de verdachte aan. Vervolgens zie ik, [verbalisant] , dat de verdachte zenuwachtig hen en weer begint te lopen.Ik, [verbalisant] , zag dat de verdachte een [verbalisant] zwart schoudertasje bij zich droeg. Daarna zie ik, [verbalisant] , dat verdachte enkele passen achteruit doet en vervolgens hard weg rent in de richting van het Almelose Kanaal. (…)
Ik, [verbalisant] , ben op de motor in de richting gereden waarin de verdachte was weggevlucht.
(…)
Ik, [verbalisant] , word vervolgens aangesproken door een man op een fiets. (…) Ik, [verbalisant] , hoorde vervolgens dat de man tegen mij zegt dat die persoon in het water gesprongen was.
(…)
Hierop ben ik, [verbalisant] , naar het Almelose Kanaal gereden. Ik, [verbalisant] , zag dat links naast een woonboot de verdachte in het water staan.
(…)
Meteen na de aanhouding zagen wij, [verbalisant] en [verbalisant] , op ongeveer de plek waar verdachte in het water stond een zwart schoudertasje drijven. Ik, [verbalisant] , zag dat dat zwarte tasje hetzelfde tasje betrof welke verdachte eerder bij zich droeg. Hierop is het tasje uit het water gehaald. (…)
Later trof ik, [verbalisant] , nog een zwart zakje aan met daarin 27 wikkels, met daarin vermoedelijk drugs.
7.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] d.d. 12 juni 2013 (dossierpagina 36-37), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 12 juni 2013 omstreeks 17.45 uur heb ik een onderzoek ingesteld waarbij het volgende is bevonden.
Naar aanleiding van de aanhouding van verdachte [verdachte] stelde ik een onderzoek in. Via verbalisant [verbalisant] vernam ik dat hij de verdachte aansprak op de Turfmarkt te Zwolle. Direct hierop rende de verdachte weg in de richting van het Almelose Kanaal. Kort hierna werd de verdachte uit het water gehaald en op woensdag 12 juni 2013 om 17.35 uur aangehouden.
Op de plaats waar verdachte in het water lag zag ik verbalisant een zwart object in het water liggen. Dit bleek later een kleine zwarte schoudertas te zijn. Deze werd veiliggesteld ten behoeve van het onderzoek.
(…)
Nadat ik bij de plaats van aanhouding van verdachte kwam, zag ik in het water een klein zwart object drijven. Ik zag dat dit zwarte object op vrijwel dezelfde plaats dreef als de plaats waar het zwarte schoudertasje werd aangetroffen. Ik zag dat dit zwarte object op ongeveer een meter uit de kant dreef.
Ik zag dat het zwarte object een klein zwart tasje was.(…) Ik haalde het zakje aan de kant. (…) Ik zag in het zakje meerdere kleine witte envelopjes zitten. Deze kleine witte envelopjes herken ik, verbalisant [verbalisant] als zogenaamde “wikkels”.
(…)
Aangekomen op het hoofdbureau van politie werd door mij een kort onderzoek ingesteld in het bijzijn van collega [verbalisant] . (…) Ik heb de wikkels uit het zwarte zakje gehaald en geteld. Ik, verbalisant, telde in het bijzijn van mijn collega 27 wikkels.
8.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] d.d. 12 juni 2013 (dossierpagina 40), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
Op 12 juni 2013 omstreeks 17.30 uur hebben wij, verbalisanten [verbalisant] , de verdachte [verdachte] overgebracht van de Turfmarkt te Zwolle naar het hoofdbureau van politie Zwolle.
(…)
Toen de verdachte een andere droge onderbroek aantrok zag ik, [verbalisant] , dat er een witte wikkel op de grond viel met vermoedelijk harddrugs.
(…)
Ik, [verbalisant] , heb de kleding van de verdachte doorzocht. Ik voelde dat in zijn rechterbroekzak nog iets zat. Toen ik dit eruit haalde zag ik dat dit vier witte wikkels waren.
(…)
Ik vroeg verdachte wat er in de witte wikkels zat. Wij hoorden dat de verdachte antwoordde dat het cocaïne was (…)
9.
Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] d.d. 9 juli 2013 (dossierpagina 41-42), voorzover, zakelijk weergegeven, inhoudende:
In de eerste sealbag troffen wij 5 witte papieren wikkels aan met daarin een vochtige witte substantie aan. Wij hebben de witte substantie gewogen. Het gewicht bedroeg 1,6 gram netto. Wij hebben de witte substantie verpakt in een gripzakje voorzien van SIN AAEP5049NL. (…)
In de tweede sealbag troffen wij een zwart stoffen zakje met een sluitkoord aan. Ook troffen wij 27 papieren wikkels aan. De witte papieren wikkels uit beide sealbags waren van gelijksoortig papier gevouwen 10 wikkels waren van hetzelfde formaat als de 5 wikkels uit de eerste sealbag. 17 wikkels waren kleiner. In de 10 grote wikkels troffen wij een vochtige substantie aan. Wij hebben de inhoud van de 10 grote wikkels gewogen. Het gewicht bedroeg 4,8 gram netto. Wij hebben de vochtige witte substantie verpakt in een gripzakje voorzien van SIN AAEP5048NL.
In de 17 kleine wikkels troffen wij een vochtige witte substantie aan. Wij hebben de vochtige witte substantie gewogen. Het gewicht bedroeg 4,5 gram netto. Wij hebben de witte vochtige substantie verpakt in een sealbag met nummer R4113709.
De monsters met SIN AAEP5049NL en SIN AAEP5048NL zijn op 12 juni 2013 voor onderzoek opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut.
10.
Het rapport Identificatie van drugs en precursoren van het Nederlands Forensisch Instituut, opgemaakt door NFI-deskundige ing. M.A. Holtink d.d. 21 juni 2013 (dossierpagina 44-45), voorzover inhoudende:
Zaaknummer 2013.06.17.006 (aanvraag 001)
Datum aanvraag 13 juni 2013
(…)
Politie registratienummer PLO4TR-2013048087-21
Contactpersoon [verbalisant]
Onderzoeksmateriaal
Ontvangen van Forensische Opsporing IJsselland
Via VtsPN (K159)
Datum ontvangst 14 juni 2013
Vraagstelling
Bevat het materiaal middelen die vermeld zijn op een van de lijsten van de Opiumwet of op
de bijlage van de Wet voorkoming misbruik chemicaliën (Wvmc) en zo ja, welke?
(…)
Resultaten en conclusie
Tabel 1 Onderzoeksmateriaal en conclusie
Kenmerk: AAEP5048NL:
Omschrijving: monster crèmekleurige substantie
Conclusie: bevat cocaïne
Kenmerk: AAEP5048NL:
Omschrijving: monster crèmekleurige substantie
Conclusie: bevat cocaïne
Aanvullende informatie
Cocaïne is vermeld op lijst I, behorende bij de Opiumwet.
11.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 17 maart 2015, voorzover inhoudende:
ten aanzien van feit 1 (voorhanden hebben van een wapen op 14 december 2013):
Ik blijf bij mijn eerdere verklaring tegenover de politie.
De foto’s zijn bij ons thuis gemaakt. Iemand die bij ons thuis was gaf mij het voorwerp in handen.
ten aanzien van feit 3 (opzettelijk aanwezig hebben van 3 wikkels met cocaïne op 28 juni 2014):
Het klopt dat ik op 28 juni 2014 3 wikkels met cocaïne voorhanden heb gehad. Ik had die cocaïne na mijn detentie aangeschaft.
Ten aanzien van feit 4 (opzettelijk aanwezig hebben van 10,9 gram cocaïne op 12 juni 2013):
Wat door de politie bij mijn fouillering op 12 juni 2013 is gevonden is van mij.
Ik had toen 5 wikkels met cocaïne in mijn broekzak voor eigen gebruik.

Voetnoten

1.Dossierpagina 003-004 (WWM-dossier)
2.Dossierpagina 99-100 (WWM-dossier)
3.Dossierpagina 101(WWM-dossier)
4.Dossierpagina 102-103 (WWM-dossier)