In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende enkele maanden schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van zijn toenmalige partner. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en mensenhandel, waarbij de mishandeling zich voordeed in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 november 2014. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2015, waar de officier van justitie mr. A. M. Vloedbeld en de raadsvrouw mr. E.A. Kool aanwezig waren, de feiten en omstandigheden in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn partner meermalen heeft mishandeld door haar hard in het gezicht te stompen en te slaan, haar op de grond te duwen en aan de haren te trekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan het primair tenlastegelegde, maar wel aan het subsidiair tenlastegelegde feit van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft een schadevergoeding van € 500,-- aan de benadeelde partij, de slachtoffers, toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft ook de kosten van het geding door de benadeelde partij toegewezen, maar heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de vordering.