ECLI:NL:RBOVE:2015:1568

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
31 maart 2015
Publicatiedatum
31 maart 2015
Zaaknummer
08/952901-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van levensgezel en mensenhandel

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 31 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich gedurende enkele maanden schuldig heeft gemaakt aan het mishandelen van zijn toenmalige partner. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en mensenhandel, waarbij de mishandeling zich voordeed in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 november 2014. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2015, waar de officier van justitie mr. A. M. Vloedbeld en de raadsvrouw mr. E.A. Kool aanwezig waren, de feiten en omstandigheden in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn partner meermalen heeft mishandeld door haar hard in het gezicht te stompen en te slaan, haar op de grond te duwen en aan de haren te trekken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet schuldig is aan het primair tenlastegelegde, maar wel aan het subsidiair tenlastegelegde feit van mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden en heeft een schadevergoeding van € 500,-- aan de benadeelde partij, de slachtoffers, toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het strafbare feit. De rechtbank heeft ook de kosten van het geding door de benadeelde partij toegewezen, maar heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard voor een deel van de vordering.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952901-14
Datum vonnis: 31 maart 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen),
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 17 maart 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. M. Vloedbeld en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw
mr. E.A. Kool, advocaat te Rotterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 november 2014 al dan niet samen met een ander of anderen, heeft schuldig gemaakt aan mensenhandel;
dan wel dat verdachte zich in de periode van augustus 2014 tot en met 6 november 2014 heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige levensgezel;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, na wijziging ter terechtzitting, dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 6 november 2014 in de gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
A) een ander of anderen, te weten [slachtoffer], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [slachtoffer] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte en/of verdachte(s) mededader(s) te
bevoordelen uit de opbrengst van zijn/haar/hun, te weten [slachtoffer],
seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B) (telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten [slachtoffer], (sub 6°), hierin bestaande dat verdachte tezamen met zijn mededader(s) en/althans alleen (telkens):
- gebruik heeft/hebben gemaakt het van geestelijke en/of lichamelijke overwicht dat hij/zij over die [slachtoffer] had(den), en/of
- gebruik heeft/hebben gemaakt van de kwetsbare fianciële positie waarin die [slachtoffer] zich bevond, en/of
- die [slachtoffer] in een woning heeft opgesloten/vast gehouden, en/of
- die [slachtoffer] meermalen en/althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/althans (elders) in/tegen het hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, en/of
- meermalen, althans eenmaal, een brandende sigaret op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geduwd/gedrukt (gehouden), en/of
- die [slachtoffer] aan de haren heeft gerukt/getrokken, en/of
- controle heeft uitgeoefend over (de betalingen voor) de prostitutiewerkzaamheden van die [slachtoffer] en/of de verdiensten verkregen uit die prostitutiewerkzaamheden door die [slachtoffer], van die [slachtoffer] heeft afgenomen;
Althans voor zover voor het voorgaande onder primair vermelde niet veroordeeld mocht of zou kunnen worden, SUBSIDIAIR dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van augustus 2014 tot en met 6 november 2014 in de gemeente Enschede en/althans (elders) in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk een vrouw, zijnde zijn (toenmalige) levensgezel, genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer]:
  • meermalen en/althans eenmaal (met kracht) in het gezicht en/althans (elders) in/tegen het hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of schoppen/trappen, en/of
  • meermalen, althans eenmaal, een brandende sigaret op/tegen het lichaam te duwen/drukken en/of geduwd/gedrukt te (gehouden), en/of
  • op de grond te duwen en/of
  • aan de haren te rukken/trekken;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat hij ter zake van het subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met de bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd een contactverbod krijgt opgelegd met [slachtoffer], haar ouders, broer en zus en de partners van die broer en zus.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De bewijsoverwegingen van de rechtbank

Ter zake van het primair tenlastegelegde
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Ter zake van het subsidiair tenlastegelegde
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde feit heeft gepleegd, met dien verstande dat niet is komen vast te staan dat verdachte [slachtoffer] heeft geschopt of een brandende sigaret op/tegen haar lichaam heeft geduwd of gedrukt.
Als bewijsmiddelen hiervoor gelden:
1. het proces-verbaal van de terechtzitting van 17 maart 2015, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in het derde lid, laatste volzin van art. 359 Sv.;
2. het proces-verbaal verhoor getuige [slachtoffer] van 21 november 2014, pagina’s 71-78;
3. de processen-verbaal van bevindingen op de pagina’s 54-56 en pagina 57 met de daarbij behorende foto’s.
5.1
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van augustus 2014 tot en met 6 november 2014 in de gemeente Enschede telkens opzettelijk een vrouw, zijnde zijn toenmalige levensgezel, genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld, door die [slachtoffer]:
  • met kracht in het gezicht en elders tegen het lichaam te stompen en te slaan en
  • op de grond te duwen en
  • aan de haren te rukken/trekken.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het subsidiair bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van enkele maanden schuldig gemaakt aan het op forse wijze mishandelen van zijn toenmalige partner, door haar meerdere keren hard in het gezicht te stompen en te slaan en door haar op de grond te duwen en aan de haren te trekken. Hij heeft zijn woede op haar uitgeleefd en daarbij geen enkele rekening gehouden met de fysieke integriteit van zijn toenmalige partner. Dat de mishandelingen grote negatieve impact hebben gehad, blijkt wel uit de ter terechtzitting door de voorzitter voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 2.049,46 (lees: € 2.049,45) te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • nota Vodafone € 312,48;
  • nota T-mobile € 306,19;
  • nota’s Tele-2 € 230,78;
  • immateriële schade € 1.200,--.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering, gelet op de bewezenverklaarde mishandeling, deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De rechtbank acht de gevorderde immateriële schade tot een bedrag van € 500,-- redelijk en billijk en zal daarom dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis. De benadeelde partij dient, wat betreft de gestelde materiële schade en gelet op de vrijspraak van het primair tenlastegelegde, niet-ontvankelijk te worden verklaard. Voor het resterende deel van de gestelde immateriële schade, te weten € 700,--, dient de benadeelde partij eveneens niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onaanvaardbare vertraging van de strafrechtelijke procedure, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan die onderdelen van haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het subsidiair bewezen verklaarde feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op het hiervoor genoemde wetsartikel. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 27, 57 en 300 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 6 november 2014;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], voor een deel van € 1.549,45
niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. H. Bloebaum, rechters, in tegenwoordigheid van H.K.S. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2015.