7.3De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De verdachten hebben enkel en alleen met het oog op hun eigen financiële gewin het slachtoffer in een voor hem buitengewoon beangstigende situatie gebracht. Uit de onderbouwing van de civiele vordering komt naar voren dat de overval een grote impact op het slachtoffer heeft gehad. De weken na de overval had het slachtoffer slechte nachtrust onder meer door nachtmerries, was vermoeid en prikkelbaar en kon hierdoor vier weken niet werken. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 13 februari 2015 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest;
- een pro justitia over de persoon van verdachte d.d. 31 december 2014, opgemaakt door drs. J. Husmann, GZ-psycholoog;
- adviesrapportage over de persoon van verdachte d.d. 27 februari 2015, opgemaakt door J. Markies, raadsonderzoeker Raad voor de Kinderbescherming;
- een plan van aanpak d.d. 17 februari 2015 en brief d.d. 12 maart 2015, opgemaakt door S. Brinkhuis, jeugdreclasseerder, Jeugdreclassering;
- een deeladvies d.d. 24 november 2014, opgemaakt door J. Eijlander, raadsonderzoek Raad voor de Kinderbescherming.
In voornoemd rapport van psycholoog Husmann staat onder meer opgenomen dat bij verdachte sprake is van gevolgen van gebrekkige ontwikkeling, namelijk antisociaal gedrag bij een adolescent en misbruik van cannabis. Uit onderzoek komt naar voren dat verdachte onvoldoende besef en zicht heeft op zijn gebrekkige assertiviteit en geneigd is die te overschatten, terwijl uit de informatie blijkt dat hij makkelijk een speelbal van invloeden kan worden. Naar voren is gekomen dat verdachte het laatste half jaar voor het ten laste gelegde een periode toenemend grensoverschrijdend gedrag liet zien en andere gedragskeuzes leek te maken. Zijn middelengebruik nam toe, zijn houding naar autoriteiten verslechterde en hij ging een vriendschap aan met een jongen die negatief bekend stond bij de politie. Het overgaan tot deelname aan het ten laste gelegde feit kan gezien worden in het verlengde van deze gedragsverandering. De mate waarin de ziekelijke stoornis en het middelengebruik invloed hebben uitgeoefend op de gedragskeuzemogelijkheid van verdachte wordt als enigszins verminderd gezien en derhalve wordt geadviseerd verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten..
Aan de hand van de SAVRY is een inschatting gemaakt van de kans op recidive van gewelddadig gedrag. De kans op (gewelddadig) grensoverschrijdend gedrag wordt in het algemeen als laag ingeschat. Voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling behoeft verdachte behandeling ter stimulering van zijn sociale vaardigheden (met name assertiviteit), en ter verbetering van het leren hanteren van emoties. Ook moet aandacht worden besteed aan de doelen die hij voor zich zelf heeft en de identiteit die hij daarvoor moet aannemen.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke detentie op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat hij zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering en dat hij deelneemt/meewerkt aan de door de reclassering voorgestelde behandeling bijvoorbeeld bij Accare.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog op de door haar genoemde gronden over en maakt haar oordeel tot het hare. De rechtbank zal bij de straftoemeting rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
De jeugdreclassering heeft in haar rapportages onder meer opgenomen dat verdachte baat zal hebben bij een intensieve vorm van begeleiding door de jeugdreclassering ten behoeve van de ondersteuning na detentie. Deze ondersteuning is onder meer van belang voor de opleiding van verdachte alwaar hij op maandag 30 maart 2015 weer mee kan starten. De inzet van een ITB-CRIEM traject voor de duur van drie maanden acht de jeugdreclassering zeer geschikt, gevolgd door regulier contact met de jeugdreclassering. Voorts adviseert de jeugdreclassering voor drie maanden een locatiegebod op te leggen in aansluiting op de detentie van verdachte. Verdachte zal ook worden aangemeld voor psychomotorische therapie bij FJP Accare te Zwolle
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 450 dagen waarvan 288 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met aftrek van de dagen doorgebracht in voorlopige hechtenis passend en geboden is. Verdachte dient op vrijdag 27 maart 2015 in vrijheid worden gesteld waardoor hij op 30 maart 2015 kan beginnen met zijn opleiding op het [school]. Aan het voorwaardelijke deel zal de rechtbank bijzondere voorwaarden opnemen. Verdachte is first offender en is gemotiveerd een behandeling te ondergaan. Daarnaast lijkt hij nu goed gemotiveerd om zijn opleiding op te pakken. Het (verder) uitstellen van die behandeling en opleiding in vrijheid dient gezien de persoon van verdachte en diens tot dusverre blanco strafrechtelijk verleden dan ook voorkomen te worden om verdachte in de gelegenheid te stellen zijn leven nu een beslissende wending te geven.
De rechtbank ziet niet de noodzaak om verdachte een locatieverbod op te leggen, enerzijds omdat zij inschat – gelet op verdachtes berouwvolle proceshouding - dat verdachte geen ongeoorloofd contact met het slachtoffer zal zoeken en anderzijds nu hiermee een aantal hoofdwegen waar hij gebruik van zal moeten maken om zijn schoolgang te vervullen en zijn contacten met de jeugdreclassering te onderhouden en die hij moeilijk kan ontwijken zouden zijn afgesloten voor hem. Wel zal de rechtbank een contactverbod met het slachtoffer opleggen, althans voorzover het gaat om contact buiten medeweten van en zonder toestemming van de jeugdreclassering. Dit houdt de mogelijkheid open voor het voeren van een gesprek in het kader van slachtofferbemiddeling, hetgeen evenzeer zou kunnen bijdragen aan het herstel van het gevoel van veiligheid bij het slachtoffer, waarvoor het door de officier van justitie gevraagde locatieverbod met name lijkt te zijn ingegeven.