In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 maart 2015 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004, in het belang van zijn verzorging en opvoeding. De zaak werd aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Overijssel, die verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening voor 24 uur per dag. Dit verzoek was noodzakelijk vanwege aanhoudend schoolverzuim van de minderjarige, die sinds de zomervakantie van 2014 niet meer naar school was gegaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en haar partner niet in staat waren om de minderjarige naar school te laten gaan en dat zij geen medewerking verleenden aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige serieus genomen en geconcludeerd dat de moeder niet in het belang van de minderjarige handelde door hem onderwijs te onthouden. Ondanks de bezorgdheid van de moeder over de veiligheid van de minderjarige op school, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 9 oktober 2015, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.