ECLI:NL:RBOVE:2015:1549

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
12 maart 2015
Publicatiedatum
30 maart 2015
Zaaknummer
C/08/168390 / JE RK 15-298
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 12 maart 2015 uitspraak gedaan over de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2004, in het belang van zijn verzorging en opvoeding. De zaak werd aangespannen door de Stichting Jeugdbescherming Overijssel, die verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige in een pleegzorgvoorziening voor 24 uur per dag. Dit verzoek was noodzakelijk vanwege aanhoudend schoolverzuim van de minderjarige, die sinds de zomervakantie van 2014 niet meer naar school was gegaan. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder en haar partner niet in staat waren om de minderjarige naar school te laten gaan en dat zij geen medewerking verleenden aan de hulpverlening. De kinderrechter heeft de zorgen over de ontwikkeling van de minderjarige serieus genomen en geconcludeerd dat de moeder niet in het belang van de minderjarige handelde door hem onderwijs te onthouden. Ondanks de bezorgdheid van de moeder over de veiligheid van de minderjarige op school, heeft de kinderrechter geoordeeld dat de uithuisplaatsing noodzakelijk was om de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot uiterlijk 9 oktober 2015, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK OVERIJSSEL

Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Almelo
zaakgegevens : C/08/168390 / JE RK 15-298
datum uitspraak: 12 maart 2015

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

Stichting Jeugdbescherming Overijssel, de gecertificeerde instelling,

hierna de GI te noemen,
gevestigd en kantoorhoudende te Enschede.
betreffende

[minderjarige], geboren op [2004] te [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder],

[partner], nu hij (niet de ouder is en) de minderjarige op wie de zaak betrekking heeft gedurende ten minste een jaar als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt (artikel 798, eerste lid, Rv),
beiden wonende te [plaats].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 23 februari 2015, ingekomen bij de griffie op 24 februari 2015.
Op 25 februari 2015 is aanvullende informatie van de GI ter griffie ingekomen.
Op 5 maart 2015 is aanvullende informatie van Stichting Consent ter griffie ingekomen.
Op 9 en 10 maart 2015 is aanvullende informatie van moeder en haar partner ter griffie ingekomen.
Op 12 maart 2015 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder en de partner,
- een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming, mevrouw A. Mulder,
- twee vertegenwoordigers van de GI, de heer W. Horstink en de heer P. Oude Geerlink.
De feiten
Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] woont bij moeder en haar partner.
Bij beschikking van 9 oktober 2014 is [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 9 april 2015.
Bij afzonderlijke beschikking van heden, bekend onder zaaknummer 162253 / JE RK 14/1565 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verleend voor de resterende duur, zijnde tot
9 oktober 2015.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling, zijnde tot 9 oktober 2015. Voor de onderbouwing van haar verzoek verwijst de GI naar haar verzoekschrift met bijlagen. Het lukt de GI niet om met moeder en haar partner in contact te komen om zodoende [minderjarige] weer naar school te krijgen. Al sinds het schooljaar 2011-2012 is er sprake van een hoge mate van schoolverzuim. Na de zomervakantie van 2014 is [minderjarige] helemaal niet meer naar school geweest. Het is de GI niet gelukt om met moeder en haar partner een passende school voor [minderjarige] te vinden, omdat moeder en haar partner veel wantrouwen hebben in het onderwijsaanbod in [plaats]. Zelfs een schriftelijke aanwijzing, waarin de GI een uiterste datum heeft gesteld waarbinnen de ouders de GI moesten informeren over de schoolgang van [minderjarige], heeft er niet voor gezorgd dat [minderjarige] weer naar school gaat. Door het schoolverzuim stagneert de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige]. Moeder handelt tegen het belang van [minderjarige] door hem onderwijs te onthouden.

De standpunten van de belanghebbenden

Moeder en partner zijn het om voor hen moverende redenen niet eens met het verzoek van de GI tot een machtiging uithuisplaatsing van [minderjarige]. Moeder wil ook dat [minderjarige] weer naar school kan, maar ze vindt dat er tot nu toe geen garanties met betrekking tot de veiligheid van [minderjarige] op school zijn gegeven, nu een potentiële school geen sociaal veiligheidsplan wil afgeven. Moeder en haar partner hebben geen vertrouwen in het onderwijsaanbod van Stichting Consent, de bestuurlijke organisatie van scholen voor openbaar basisonderwijs in onder andere [plaats]. Moeder en haar partner worden door iedereen voorgelogen, zowel door Consent als ook door de afzonderlijke aangesloten scholen en door de jeugdbeschermer die in het kader van de ondertoezichtstelling bij het gezin betrokken is. Moeder wil niets meer met de jeugdbeschermer te maken hebben. Zij vermoedt dat het onbetrouwbare gedrag van alle instanties met name voortvloeit uit het feit dat zij en haar partner als Jehova’s getuigen bekend staan.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is de kinderrechter gebleken dat de zorgen om [minderjarige] groot zijn. Moeder handelt niet in het belang van [minderjarige] door hem zeer regelmatig en sinds de zomervakantie geheel weg te houden van school. Zij accepteert bovendien geen enkele vorm van hulpverlening die er voor kan zorgen dat [minderjarige] weer passend onderwijs kan volgen. De redenen die zij hiervoor aanvoert, zijn volgens de kinderrechter ondergeschikt aan het belang van [minderjarige] om zich op sociaal-emotionele manier te kunnen blijven ontwikkelen door passend onderwijs te volgen. De vrees van moeder voor [minderjarige]’s veiligheid op school neemt de kinderrechter serieus, maar kan ook op andere wijze worden weggenomen dan enkel door middel van de strikte voorwaarden die moeder stelt. De kinderrechter vindt bovendien de manier waarop moeder en haar partner met onnodig veel wantrouwen tegen de maatschappij aankijken, zorgelijk voor de ontwikkeling van [minderjarige]. Omdat moeder en haar partner elke manier van samenwerking met de GI weigeren, is de kinderrechter van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is om een machtiging uithuisplaatsing af te geven, zodat [minderjarige] zich vanuit een neutrale en voor hem veilige omgeving kan blijven ontwikkelen. De kinderrechter rekent vooralsnog op de bereidheid van moeder om in het belang van [minderjarige] mee te werken aan een spoedige schoolgang.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom het verzoek van de GI toewijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
1. Verleent machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg 24-uurs, met ingang van heden voor de duur van de ondertoezichtstelling tot uiterlijk 9 oktober 2015;
2. Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A. Flos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
B. Vlietstra als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2015.

Tegen deze beschikking kan – uitsluitend door tussenkomst van een advocaat – hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden:

door verzoeker en door degene(n) aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.
Afschrift verzonden aan:

Raad voor de Kinderbescherming

gecertificeerde instelling (2x)

gezagsregister

moeder