In deze zaak vordert Hoist Portfolio Holdings Ltd. betaling van een bedrag van € 87.610,18 van gedaagden [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op basis van een kredietovereenkomst die zij hebben gesloten met IDM Financieringen B.V. De rechtbank Overijssel heeft op 4 maart 2015 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de interregionale bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde kwam, aangezien [gedaagde 2] op Curaçao woont. De rechtbank oordeelde dat de Nederlandse rechter bevoegd was om van de vordering kennis te nemen, omdat er een samenhang bestond tussen de vorderingen tegen beide gedaagden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hun verplichtingen uit hoofde van de kredietovereenkomst niet zijn nagekomen. Hoist heeft voldoende bewijs geleverd dat de vorderingen uit de kredietovereenkomst op 30 oktober 2013 aan haar zijn overgedragen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering van Hoist ten aanzien van [gedaagde 2] toewijsbaar is, maar de gevorderde vertragingsvergoeding is afgewezen omdat Hoist niet voldoende heeft aangetoond dat [gedaagde 2] in gebreke was gesteld.
Ten aanzien van [gedaagde 1] heeft de rechtbank geoordeeld dat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat IDM tekort is geschoten in haar zorgplicht als kredietverstrekker. De rechtbank heeft de vordering van Hoist tot betaling van het kredietbedrag van € 63.277,14 toegewezen, vermeerderd met rente, en beide gedaagden hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.