ECLI:NL:RBOVE:2015:1431

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 maart 2015
Publicatiedatum
24 maart 2015
Zaaknummer
07/840032-00
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling van een veroordeelde voor verkrachting en doodslag

Op 24 maart 2015 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een man die in 2001 was veroordeeld voor de verkrachting en de dood van Maartje Pieck in september 2000 in Kampen. De man was destijds veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en TBS met dwangverpleging. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de TBS-termijn met twee jaar behandeld. De man verblijft momenteel bij de Pompestichting in Nijmegen en zijn terbeschikkingstelling is voor het laatst verlengd op 3 mei 2013, met een einddatum van 8 maart 2015. De rechtbank heeft kennisgenomen van een adviesrapport van de kliniek, waarin werd gesteld dat de man lijdt aan ernstige persoonlijkheidspathologie, waaronder een narcistische en antisociale persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man nog niet aan zijn behandelplafond zit en dat er nog veel werk aan de winkel is om hem te resocialiseren. De rechtbank heeft de vordering van het openbaar ministerie om de TBS met twee jaar te verlengen toegewezen, omdat de veiligheid van anderen dit eist. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de stagnatie in de behandeling en de noodzaak van monitoring van de man in zijn omgang met frustraties en spanningen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de termijn van de maatregel moet worden verlengd met de duur van twee jaar, en dat er geen gronden zijn voor een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Sector Strafrecht - Strafraadkamer
Parketnr. : 07/840032-00
Uitspraak : 24 maart 2015
Beslissing op de vordering van het openbaar ministerie tot verlenging van de termijn, gedurende welke:

[betrokkene],

geboren op [geboortedatum] 1962 te [geboorteplaats],
verblijvende bij de Pompestichting in Nijmegen,
hierna te noemen: betrokkene,
ter beschikking is gesteld teneinde van overheidswege te worden verpleegd.
Betrokkene is bij arrest van het gerechtshof te Arnhem van 27 december 2001 ter beschikking gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege, van welke terbeschikkingstelling de termijn is ingegaan op 8 maart 2007. Deze terbeschikkingstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van rechtbank Overijssel van 3 mei 2013 en eindigt behoudens nadere voorziening op 8 maart 2015.
Op 23 januari 2015 heeft het openbaar ministerie een vordering ingediend tot verlenging van bovenvermelde termijn met twee jaar. Bij die vordering zijn de door de wet voorgeschreven stukken overgelegd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het op grond van artikel 509o van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uitgebrachte adviesrapport van de kliniek. Het adviesrapport van de kliniek is op 7 januari 2015 opgemaakt en ondertekend door drs. S.F.H.M. Mikkers, behandelcoördinator, verbonden aan de Pompestichting in Nijmegen.
De vordering is behandeld ter terechtzitting op 10 maart 2015. Bij deze behandeling zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. L. Grooters;
  • betrokkene;
  • de raadsman van betrokkene, mr. W. Anker, advocaat te Leeuwarden;
  • de deskundige, drs. S.F.H.M. Mikkers, als behandelcoördinator verbonden aan de Pompestichting.
De officier van justitie heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege gewijzigd in die zin dat verlenging wordt gevorderd voor de duur van één jaar.
De raadsman heeft ter terechtzitting verklaard dat tot een verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling kan worden gekomen. De raadsman heeft wel zijn zorgen over de voortgang van de maatregel geuit in die zin dat hij en betrokkene nauwelijks perspectief zien. Er is sprake van een uiterst traag verloop van het resocialisatietraject waarbij het zwaartepunt van de vertraging bij het departement ligt. Bij een verlenging van de maatregel dient de termijn te worden beperkt tot één jaar nu daar gronden voor zijn en met het oog op artikel 509t, vijfde lid, Sv. De raadsman verzoekt de rechtbank in haar beslissing een overweging op te nemen over het resocialisatietraject, als signaal naar kliniek en het departement.

OVERWEGINGEN

De rechtbank dient op grond van het bepaalde in artikel 38d van het Wetboek
van Strafrecht (Sr) te bepalen of de termijn van de maatregel van terbeschikkingstelling moet worden verlengd.
De maatregel van terbeschikkingstelling is toegepast ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De vordering is op 23 januari 2015 ter griffie van de rechtbank ontvangen en derhalve tijdig ingediend.
Uit het verlengingsadvies van de kliniek komt – kort en zakelijk weergeven – naar voren dat betrokkene een 52-jarige bovengemiddeld intelligente man is met ernstige persoonlijkheidspathologie, geclassificeerd als een narcistische en een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Deze problematiek leidt tot problemen in interpersoonlijke relaties. Rigiditeit in zijn opvattingen en denkwijze brengt betrokkene in conflict met zijn omgeving, waardoor gevoelens van intense boosheid en minderwaardigheid ontstaan, terwijl betrokkene niet over voldoende adequate copingstrategieën beschikt om met deze gevoelens om te kunnen gaan. Door zijn neiging het zelfbeeld te compenseren kunnen problemen verder oplopen, zonder dat de buitenwereld dit door heeft, en wordt de kans groter dat betrokkene terugvalt in alcoholgebruik en seksueel agressief ontremd gedrag als disfunctionele coping. Betrokkene verblijft sinds juli 2010 in de Pompekliniek in het kader van een tweede behandelpoging. In de eerste kliniek werd de behandeling gekenmerkt door een grote behoefte aan regie bij betrokkene, zijn vermogen de behandeling te laten verlopen op zijn voorwaarden waardoor voldoende zicht op zijn belevingswereld en delictdynamiek uitbleef. Zijn zelfbeeld en inschatting van recidiverisico’s verschilde sterk met het beeld en de inschatting van het behandelteam aldaar en doordat dit onbespreekbaar bleef werd geconcludeerd dat de basis voor behandeling ontbrak. Betrokkene werd ter herselectie aangeboden. In de Pompekliniek is met interventies als psychotherapie, psychomotore therapie, een individuele dadergroep en de vroegsignalering getracht betrokkene te helpen de delictdynamiek verder in kaart te brengen, spanningen te (h)erkennen, bespreekbaar te maken en zijn copingvaardigheden uit te breiden. Met uitzondering van bepaalde onderdelen werkt betrokkene aan de oppervlakte mee aan zijn behandeling. Zijn rigiditeit en behoefte aan controle en regie worden echter ook in de huidige kliniek waargenomen en leiden bij momenten tot samenwerkingsproblemen welke verdere verdieping en commitment op bepaalde thema’s bemoeilijken. Als gevolg van wisselende behandelcoördinatoren, afwijzing van enkel begeleid verlof als wel de rigiditeit en regie behoevende houding van betrokkene heeft er slechts een beperkte voortgang van de behandeling plaatsgevonden. Hoewel begeleide verloven zijn opgestart in deze periode, zijn deze tot op heden slechts dubbel begeleid en vinden netwerkverloven door de rigide opstelling van betrokkene in het contact met zijn forensisch systeem begeleidster (FSB) reeds enkele maanden niet meer plaats. Derhalve staat betrokkene in wezen nog aan het begin van zijn resocialisatietraject. Het traject is uiteindelijk gericht op een terugkeer naar huis (samenwonen met zijn vrouw). Om dit verantwoord te kunnen vormgeven zal het van belang zijn dat betrokkene zich langdurig en nauwkeurig laat monitoren in zijn omgang met frustraties, gevoelens, wantrouwen, intimiteit in de partnerrelatie, seksuele verlangens, krenkingen en het zich onthouden van alcoholgebruik. Het verloop van het behandel- en resocialisatietraject zal moeten uitwijzen welke mate van begeleiding en controle uiteindelijk passend en verantwoord is.
De eerstvolgende stap in het resocialisatietraject van betrokkene, waarbij het huidige risicomanagement in stand blijft, zal een hernieuwde aanvraag tot enkel begeleid verlof zijn. Daarnaast zal het samenwerkingsconflict met FSB worden bewerkt. Het behandelteam heeft de ontstane situatie met FSB begin december opnieuw besproken, waarin besloten is betrokkene op basis van het doel – te weten zicht krijgen op de dynamiek in de relatie en zijn vrouw betrekken bij de behandeling – alsnog een nieuwe FSB toe te wijzen. Op korte termijn zullen hierover met betrokkene afspraken worden gemaakt.
Op dit moment vormt de mate van externe controle de belangrijkste beschermende factor. Door de aanwezigheid hiervan kunnen risicofactoren gemonitord en ingekaderd worden.
Bij beëindiging van de TBS met dwangverpleging wordt de kans groot geacht dat betrokkene uiteindelijk in een situatie komt die gelijkenis vertoont met de situatie ten tijde van het indexdelict. Bij betrokkene is sprake van ernstige pathologie, en de risicofactoren die ten tijde van het delict een rol speelden zijn nog niet voldoende bewerkt. Zonder de structuur en controle vanuit het TBS kader zal betrokkene naar verwachting tegen vele stressbronnen aanlopen, zoals problemen bij het zoeken naar werk, problemen in de partnerrelatie en de verleiding tot alcoholgebruik. Betrokkene beschikt over een nog te beperkt probleemoplossend vermogen en spanningen kunnen als gevolg hiervan snel oplopen. Op deze wijze ontstaat er een sluimerend risico op impulsieve acting-out van agressie, waarbij de kans groot wordt geacht dat, in geval van recidive, het delict opnieuw ernstig en seksueel gewelddadig zal zijn. Het risicomanagement wordt momenteel met name vormgegeven door het intramurale verblijf in een beveiligde, gestructureerde setting alwaar toezicht en controle op de aanwezige risicofactoren plaatsvindt. Op basis van het bovenstaande adviseert de kliniek de terbeschikkingstelling te verlengen met een termijn van twee jaar.
Ter terechtzitting heeft de deskundige, drs. S.F.H.M. Mikkers, een toelichting op het rapport gegeven en onder meer aan het advies toegevoegd, kort en zakelijk weergegeven, dat de kliniek van mening is dat betrokkene nog niet aan zijn behandelplafond zit. De afgelopen periode heeft als gevolg van een aantal factoren en omstandigheden beperkte voortgang in de behandeling van betrokkene plaatsgevonden. Hoe het verloop naar het uitstroomdoel zal gaan, is afhankelijk van de opstelling van betrokkene, met name ten opzichte van systeemtherapie en het bij de behandeling betrekken van zijn vrouw. Op korte termijn wordt enkel begeleid verlof aangevraagd, wat een eerste stap richting verdere resocialisatie zou zijn, met mogelijk onbegeleid werken buiten de kliniek als vervolgstap. Als dat traject is ingezet, zal het behandelteam een inschatting kunnen maken van de verdere prognose. De deskundige persisteert bij het advies tot de verlenging van de terbeschikkingstelling met de duur van twee jaar.
Betrokkene heeft ter zitting, kort en zakelijk weergeven, naar voren gebracht dat zijn indruk is dat hij al lange tijd aan zijn behandelplafond zit. De behandeling bevindt zich op het zelfde punt als een aantal jaren geleden terwijl betrokkene toe is aan de volgende stap. De behandeling die binnen de terbeschikkingstelling plaatsvindt, zou volgens hem ook extramuraal zou kunnen plaatsvinden. Vele zaken uit de verschillende rapportages zijn uit de context gehaald en ondanks alle perikelen heeft betrokkene toch de hulp weten te vinden waar hij mee verder kon. Ten aanzien van het verloftraject hecht de huidige kliniek weinig waarde aan gemaakte afspraken en is de kliniek vrijwel niet in staat om afspraken of beloftes na te komen, aldus betrokkene.
Gelet op de inhoud van de rapportage en het besprokene ter zitting is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling eist. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Uit het advies van de kliniek en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat in de afgelopen periode slechts een beperkte voortgang in de behandeling van betrokkene heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat deze stagnatie verband houdt met verschillende factoren. De wisseling in behandelcoördinatoren is weliswaar een omstandigheid die niet aan betrokkene te wijten is, maar de persoonlijkheidspathologie en de daarmee gepaard gaande rigide houding zijn in belangrijke mate van invloed op de voortgang van de behandeling en de te starten resocialisatie. Blijkens het advies staat betrokkene nog maar aan het begin van de resocialisatie. Omdat het resocialisatietraject stapsgewijs en zeer geleidelijk moet verlopen, is intramuraal verblijf vooralsnog noodzakelijk.
Het uitgangspunt van de rechtbank is dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling meer tijd in beslag zal nemen dan een jaar, de terbeschikkingstelling wordt verlengd met een termijn van twee jaar. Naar het oordeel van de rechtbank is het plafond van de behandeling nog niet bereikt. Met therapieën kan nog het nodige worden bereikt. Daarnaast moet de noodzakelijk geachte monitoring van de wijze van omgaan met spanning en frustratie nog zijn beslag krijgen. Er zal nog geruime tijd nodig zijn om betrokkene volledig en bestendig te resocialiseren. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de officier van justitie niet te volgen in diens standpunt dat, om een vinger aan de pols te houden, in dit geval kan worden volstaan met verlenging met de duur van één jaar. De rechtbank onderkent dat sprake is van een substantiële duur van de maatregel, maar dit neemt niet weg dat, gelet op het advies en het verhandelde ter zitting, waarbij de deskundige niet van het advies is afgeweken, gronden die zouden moeten leiden tot een spoedige beëindiging van de maatregel niet aan de orde zijn. Ook kan van een voorwaardelijke beëindiging onder de huidige omstandigheden geenszins sprake zijn. Ten aanzien van het betoog van de raadsman dat de opstelling van het departement in belangrijke mate van invloed is op de haalbaarheid van de resocialisatie overweegt de rechtbank dat de kliniek het standpunt heeft ingenomen dat enkel begeleid verlof in dit stadium verantwoord wordt geacht. De rechtbank gaat ervan uit dat dit standpunt zal worden betrokken bij de beslissing over de verlofaanvraag en tekent daarbij aan dat enkel begeleid verlof een noodzakelijke stap is voor de verdere vormgeving van het resocialisatietraject.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat de termijn van de maatregel moet worden verlengd met de duur van twee jaar.
De oplegging van de maatregel is gegrond op de artikelen 38d en 38e Sr en de artikelen
509o, 509s en 509t Sv.

BESLISSING:

De rechtbank
verlengtde termijn gedurende welke
[betrokkene]voornoemd ter beschikking is gesteld, met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd, met
twee jaar.
Aldus gegeven door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mrs. F. van der Maden en M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 maart 2015.