ECLI:NL:RBOVE:2015:1217

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
10 maart 2015
Publicatiedatum
10 maart 2015
Zaaknummer
Awb 14/2360
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ongegrondverklaring meerjarige aanvullende uitkering op inkomensdeel WWB

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 10 maart 2015 uitspraak gedaan in een beroep van het college van burgemeester en wethouders van Hengelo tegen de ongegrondverklaring van hun verzoek om een meerjarige aanvullende uitkering (MAU) op het inkomensdeel van de Wet werk en bijstand (WWB). De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 23 december 2013 een besluit heeft genomen waarin de MAU-uitkering voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015 is toegekend, maar met een eigen bijdrage van 5%. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat hij van mening is dat het tekort op het WWB-budget volledig het gevolg is van verdeelstoornissen en niet van gemeentelijk beleid.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wetgeving en de procedure rondom de MAU-uitkering uiteengezet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Toetsingscommissie WWB (TC) en de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) onderzoek hebben gedaan naar de oorzaken van het tekort en dat de TC op basis van de bevindingen van het IWI en het onderzoeksbureau APE heeft geadviseerd om de MAU-uitkering toe te kennen met een eigen bijdrage van 5%. De rechtbank heeft geoordeeld dat de TC en IWI zorgvuldig hebben gehandeld en dat de eigen bijdrage van 5% terecht is vastgesteld, omdat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd dat het tekort volledig te wijten is aan verdeelstoornissen.

De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft benadrukt dat het aan eiser is om aan te tonen dat het tekort volledig het gevolg is van verdeelstoornissen. De rechtbank heeft geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de deskundigheid en onafhankelijkheid van de TC en de IWI. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 14/2360

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

het college van burgemeester en wethouders van Hengelo, eiser,

en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 23 december 2013 heeft verweerder eiser in aanmerking gebracht voor een meerjarige aanvullende uitkering op het inkomensdeel als bedoeld in artikel 74 van de Wet werk en bijstand (WWB), zoals deze bepaling luidde ten tijde van belang.
Bij besluit van 8 augustus 2014 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 januari 2015. Namens eiser zijn verschenen mr. M.S. van Dijk, R.S.R. de Ruiter, en R.H.R. Remmerswaal, medewerkers van de gemeente Hengelo. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.P.M. Schenkels en R. Schuurmans, beiden werkzaam bij verweerders ministerie.

Overwegingen

1.1
Jaarlijks ontvangen gemeenten van het Rijk een uitkering voor de kosten van door
hen toegekende algemene bijstand op grond van de WWB (hierna: WWB-budget). De wijze waarop de verdeling van het landelijk beschikbare bedrag plaatsvindt onder alle gemeenten is geregeld in artikel 69 van de WWB en artikel 4 en volgende van het Besluit WWB 2007 (hierna: het Besluit). Daarbij is uitgangspunt het objectief verdeelmodel, waarbij de budgettoekenning aan individuele gemeenten plaatsvindt op basis van een set objectieve,
niet of slechts in beperkte mate door gemeenten te beïnvloeden kenmerken.
1.2
Ingevolge artikel 74 van de WWB kan de minister op verzoek van een college een meerjarige aanvullende uitkering verlenen indien de uitkering op grond van artikel 69 van de WWB onvoldoende dekking biedt voor de lasten van het toekennen van bijstandsuitkeringen. In het Besluit is dit in de artikelen 9 en volgende nader uitgewerkt. Per 1 januari 2015 is de WWB vervangen door de Participatiewet.
1.3
Een incidentele uitkering kan worden toegekend indien een gemeente meer dan 10% tekort komt op het haar toegekende WWB-budget. Volgens artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van het Besluit wordt een incidentele uitkering slechts toegekend voor zover de uitkomst van de beoordeling van het effect van de arbeidsmarkt en van het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan, alsmede de rechtmatige uitvoering van de wet, daartoe aanleiding geeft. De Toetsingscommissie WWB (hierna: TC) beoordeelt of het verzoek om een incidentele aanvullende uitkering aan deze en de andere in artikel 10, eerste lid, van het Besluit genoemde voorwaarden voldoet. De analyse van de TC is daarbij beperkt tot een zeer gelimiteerd aantal van 13 objectieve criteria, te weten de percentages lage inkomens, eenoudergezinnen, arbeidsongeschikten, allochtonen, laagopgeleiden, huurwoningen, relatief regionaal klantenpotentieel, inwoners van stedelijk gebied, werkzame beroepsbevolking, banen handel en horeca, banenmutatie, banen per hoofd van de beroepsbevolking en bevolkingsgroei. Onderkend is dat daardoor niet het gehele tekort kan worden verklaard. De mogelijkheid van onverklaarbare oorzaken van tekorten van gemeenten bij de uitvoering van de WWB is de aanleiding geweest voor de invoering van de meerjarige aanvullende uitkering (hierna: MAU-uitkering), geregeld in artikel 10a en volgende van de WWB.
1.4
De MAU-uitkering is (was) in essentie bedoeld als compensatie voor de gemeente die als gevolg van een verdeelstoornis meerjarig tekort komt op haar WWB-budget.
1.5
Een verdeelstoornis is de situatie waarin sprake is van bijzondere lokale omstandigheden buiten de invloedsfeer van de gemeente die leiden tot hogere bijstandsuitgaven, maar die niet volledig tot uitdrukking komen in de aan de hand van het verdeelmodel objectief vastgestelde kosten.
1.6
De MAU-uitkering is bedoeld voor gemeenten met meer dan 25.000 inwoners. Deze gemeenten krijgen namelijk een bijstandsbudget dat geheel of gedeeltelijk is toegedeeld op basis van het objectief verdeelmodel.
1.7
Gemeenten die in aanmerking willen komen voor een MAU-uitkering, kunnen daartoe een verzoek indienen bij de TC. De TC gaat pas over tot inhoudelijke beoordeling van het verzoek, als het verzoek voldoet aan de vereisten van artikel 15a van de Regeling WWB en aan artikel 10a van het Besluit, de zogenoemde pre-toets. Op grond van artikel 10b, eerste lid, van het Besluit draagt de TC aan de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) op om een onderzoek in te stellen naar de mogelijke oorzaken van de overschrijding van de kosten, bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onderdeel c, van het Besluit en de maatregelen die het betrokken college treft om de overschrijding in de toekomst te voorkomen. In dat kader wordt door TC en IWI aan Aarts de Jong Wilms Goudriaan Public Economics (APE) als deskundige gevraagd om een oriënterend onderzoek te doen naar de uitwerking van het verdeelmodel.
1.8
De inhoudelijke beoordeling van het MAU-verzoek leidt voor de mogelijke oorzaak van het meerjarig tekort tot één van de volgende conclusies:
a. aangenomen kan worden dat het meerjarige tekort (nagenoeg) volledig het gevolg is van (exact geduide) verdeelstoornissen;
b. aangenomen kan worden dat het meerjarige tekort het gevolg is van een combinatie van verdeelstoornissen en gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan;
c. aangenomen kan worden dat het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan de belangrijkste veroorzaker is van het meerjarige tekort.
1.9
In die gevallen waarin aangenomen kan worden dat de uitvoering van het beleid mede de oorzaak is van het tekort, kan de MAU-uitkering alleen worden verstrekt indien de gemeente bereid is haar uitvoering te verbeteren. De gemeente stelt hiertoe een verbeterrapport op dat ten minste de concrete verbeteracties bevat die de gemeente gaat uitvoeren, de termijn waarbinnen die verbeteringen gerealiseerd dienen te zijn, de financiële effecten die daarvan naar verwachting uitgaan alsmede de frequentie en wijze waarop de gemeente ten minste eenmaal per jaar inzicht verschaft aan IWI, en daarmee ook aan de TC, over de voortgang van de uitvoering van haar verbeterrapport. Indien de gemeente niet bereid is haar beleid en uitvoeringsresultaten te verbeteren, leidt dat tot een afwijzing van het verzoek. De TC zal op grond van artikel 73, tweede lid, WWB daarover een advies uitbrengen aan de minister, die gelet op artikel 74, eerste lid, WWB uiteindelijk een besluit neemt op het verzoek om een MAU-uitkering.
1.1
Omdat bij invoering van de regeling van de MAU-uitkering de verwachting bestond dat vaak niet eenduidig zou kunnen worden vastgesteld of het tekort gevolg is van een verdeelstoornis of van het gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan, heeft deze regeling het karakter van een groeimodel gekregen. Het doel van dit model is om aan de hand van concrete casuïstiek steeds beter tot een gerichte analyse te komen van de oorzaken van een gemeentelijk tekort en van de onderdelen waarop het objectieve verdeelmodel verbeterd kan worden. Het uiteindelijke doel is de situatie waarin de MAU-uitkering alleen wordt verstrekt voor tekorten op het inkomensdeel die (nagenoeg) volledig veroorzaakt worden door een verdeelstoornis.
1.11
Blijkens de Nota van Toelichting (NvT) bij het Besluit kan in de groeivariant de uitkering zowel betrekking hebben op een verdeelstoornis als op de uitvoering van gemeentelijk beleid als oorzaak van het tekort. Voor zover kan worden aangenomen dat het tekort mede het gevolg is van gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan, worden aan de uitkering voorwaarden verbonden die gericht zijn op te realiseren verbeteringen in de uitvoering van de WWB en op het voorkomen van nieuw beleid en uitvoering, waardoor het bestaande financiële tekort wordt vergroot en/of de effectiviteit van de te realiseren verbeteringen wordt afgezwakt. Deze groeivariant brengt met zich dat geen aanvullende uitkering wordt verstrekt in gevallen waarin een tekort evident te wijten valt aan de gemeente of waarin de gemeente niet bereid is haar uitvoering naar het gewenste niveau te verbeteren. Vanwege de keuze voor het groeimodel en de noodzaak van een op maat gesneden beoordeling, bevat het Besluit geen uitwerking van de inhoudelijke toets. Die is opgenomen in de Handleiding aanvullende uitkering.
1.12
Ingevolge artikel 10c, tweede en derde lid, van het Besluit, voor zover hier van belang, wordt de hoogte van de MAU-uitkering berekend aan de hand van de factor B die staat voor een korting van:
1° 2,5%, indien de overstijging volledig het gevolg is van een verdeelstoornis;
2° 5%, indien de overstijging gedeeltelijk het gevolg is van een verdeelstoornis; dan wel
3° 7,5%, indien de overstijging in geringe mate het gevolg is van een verdeelstoornis;
van het gemiddeld toegekende inkomensdeel in euro's in de drie kalenderjaren direct voorafgaand aan het kalenderjaar waarin het verzoek wordt ingediend.
1.13
Uitgangspunt bij de vaststelling van de hoogte van de uitkering is dat een gemeente meer gecompenseerd moet worden voor een aantoonbare verdeelstoornis dan voor een tekort dat zij mogelijk nog kan terugdringen door haar beleid effectiever te maken. Indien uit de beoordeling blijkt dat de oorzaak van het meerjarige tekort (nagenoeg) volledig gelegen is in een verdeelstoornis, wordt de gemeente gecompenseerd vanaf 2,5% van haar gemiddelde tekort over de drie kalenderjaren voorafgaande aan het kalenderjaar waarin het verzoek wordt ingediend. In de situaties waarin aangenomen kan worden dat het tekort veroorzaakt wordt door een combinatie van verdeelstoornissen en beleid en uitvoering én de gemeente bereid is de noodzakelijke verbeteringen in haar uitvoering aan te brengen, wordt het tekort gecompenseerd vanaf 5% respectievelijk 7,5% van het gemiddelde tekort op het inkomensdeel, afhankelijk van de mate waarin beleid en uitvoering vermoedelijke veroorzaker zijn van het meerjarig tekort. Deze eigen bijdrage is in artikel 10c, derde lid, aanhef en onder b, van het Besluit, aangeduid als factor B. Vanwege de vastgestelde ruimte om de uitvoering te verbeteren zal in de gevallen dat de oorzaak van het tekort mede het gevolg is van het gemeentelijk beleid of de uitvoering daarvan, in tegenstelling tot de situatie waarin het tekort (nagenoeg) volledig gelegen is in een verdeelstoornis, de uitkering jaarlijks worden afgebouwd. Deze afbouwregeling is geregeld in artikel 10c, vierde lid, van het Besluit.
1.14
Aan eiser is een MAU-uitkering toegekend voor de periode 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015. De MAU is per 1 januari 2015 vervallen. Hierdoor kunnen over 2015 en latere jaren geen MAU-uitkeringen meer worden vastgesteld. De toekenningbeschikkingen voor de MAU-uitkering over 2015 zijn komen te vervallen. Op 1 januari 2015 is een nieuw verdeelmodel in werking getreden. Dit nieuwe verdeelmodel, aangeduid als het multiniveau-model, is op een andere leest geschoeid dan het verdeelmodel dat tot en met 2014 van toepassing is geweest. In 2016 kunnen gemeenten bij een eventueel tekort op het WWB-budget over 2015 een verzoek indienen voor een aanvullende uitkering. Voor deze uitkering is een verklaring van de gemeenteraad vereist dat het tekort wordt aangepast, maar verder gaat het om een lichte procedure waarbij geen strenge controle plaatsvindt. In het nieuwe verdeelsysteem geldt een eigen bijdrage van 10%, maar voor voormalige MAU-gemeenten blijft hetzelfde percentage van toepassing zoals dat laatstelijk gold voor de MAU, in casu 5%. Hoewel in 2013 geen sprake is geweest van een tekort, dat naar verwachting ook in 2014 niet het geval zijn en de regeling per 1 januari 2015 is geëindigd, heeft eiser daarom nog een belang bij het onderhavige beroep.
2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2.1
In verband met een meerjarig tekort op de aan verweerder toegekende uitkering voor het Inkomensdeel WWB heeft eiser op 26 maart 2013 een verzoek ingediend om toekenning van een MAU-uitkering als bedoeld in artikel 74 van de WWB voor de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2015.
2.2
Naar aanleiding van dit verzoek heeft de TC aan de IWI opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de mogelijke oorzaken van de overstijging van het aan eiser toegekende WWB-budget en naar de maatregelen die eiser treft of heeft getroffen om de overstijging in de toekomst te voorkomen. Het oriënterend onderzoek naar de werking van het verdeelmodel is uitbesteed aan het onderzoeksbureau APE.
2.3
In juni 2013 heeft APE een rapport opgesteld met de bevindingen van het onderzoek naar de werking van het verdeelmodel ten behoeve van de beoordeling van de MAU-aanvraag van eiser. Daarin is geconcludeerd dat het tekort op het WWB-budget van eiser deels wordt veroorzaakt door verdeelstoornissen en deels door het door sociale zaken gevoerde beleid, uitvoering en sturing. Het rapport is op 29 oktober 2013 besproken met eiser.
2.4
Eiser heeft in november 2013 in het kader van de MAU-aanvraag een verbeterplan voor de periode 2013-2016 vastgesteld.
2.5
Aan de hand van het onderzoek van APE heeft de IWI vastgesteld in welke mate er sprake is van een verdeelstoornis.
2.6
De IWI heeft in zijn (definitieve) rapport van 18 december 2013 geconcludeerd dat het tekort van eiser op het WWB-budget verklaarbaar is vanuit een verdeelstoornis en uit beleid, uitvoering en sturing van de gemeente.
2.7
Op grond van het IWI-rapport en de zienswijze van eiser heeft de TC op 20 december 2013 een positief advies uitgebracht en de staatssecretaris geadviseerd eiser over 2013 tot en met 2015 een MAU-uitkering toe te kennen en bij de vaststelling van de hoogte van die uitkering uit te gaan van de in artikel 10c, derde lid, van het Besluit opgenomen berekeningswijze en een eigen bijdrage van 5%.
2.8
Bij het primaire besluit van 23 december 2013 is voor de betreffende periode de aangevraagde MAU-uitkering toegekend, waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op 5%. Aan de toekenning zijn voorwaarden verbonden die bij niet juiste naleving aanleiding kunnen geven tot vermindering of intrekking van de MAU-uitkering en tot terugvordering van reeds uitbetaalde MAU-uitkering. Deze voorwaarden houden - kort samengevat - in dat het meerjarig tekort dat niet verklaarbaar is vanwege de vastgestelde verdeelstoornis binnen een periode van drie jaar, te rekenen vanaf 1 januari 2013, volledig wordt weggewerkt in de lijn van eisers verbeterplan. Dit houdt in dat het tekort op het budget als bedoeld in artikel 69 van de WWB over 2015 in beginsel niet meer mag bedragen dan het niet beïnvloedbare deel van het tekort over 2012, te weten € 915.518,- (dit is 62,7% van het tekort over 2012). Eiser dient in de periode 2013-2015 jaarlijks voor 1 juli aan de TC te rapporteren over de realisatie van het verbeterplan. Voorts mogen eiser en de gemeenteraad geen maatregelen nemen waardoor het bestaande tekort wordt vergroot dan wel waarmee afbreuk wordt gaan aan het rendement van de verbetering van beleid en uitvoering.
Tegen dit besluit heeft eiser op 31 januari 2014 bezwaar gemaakt. Bij schrijven van 4 maart 2014 heeft eiser de gronden van het bezwaar ingediend. Eiser is op 10 juni 2014 gehoord.
2.9
Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.1
Eiser kan zich niet met dit besluit verenigen. Eiser stelt zich - samengevat - op het standpunt dat de conclusie dat het deel van het tekort op WWB-budget dat niet verklaard wordt uit verdeelstoornissen te verklaren zou zijn uit beleid, uitvoering en sturing, niet getrokken kan worden en dat de gemeentelijke bijdrage daarom niet op 5% maar op 2,5% moet worden bepaald. Verder is eiser het niet eens met de wijze waarop de hoogte van de eigen bijdrage is bepaald, met de wijze van berekening van de verdeelstoornis en met de bepaling van de hoogte van het weg te werken tekort. Voorts zet eiser vraagtekens bij de expertise en de onafhankelijkheid van de TC.
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser recht heeft op een MAU-uitkering over de jaren 2013-2015. Het geschil ziet uitsluitend op de hoogte van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 10c, derde lid, van het Besluit.
3.2
Uit het rapport van de IWI van 18 december 2013 blijkt dat in de situatie van de gemeente Hengelo sprake is van een verdeelstoornis. Deze verdeelstoornis is door APE voor de gemeente Hengelo bepaald op 57,7%. Dit is een gemiddelde van het meerjarig tekort over de jaren 2010, 2011 en 2012, van respectievelijk 38%, 47% en 115%. Rekening houdend met een positieve beoordelingsmarge van 5% ter compensatie van eventuele onzekerheden gaat het IWI ervan uit dat maximaal 37,3% van het totale tekort niet verklaarbaar is uit de verdeelstoornis en daarom beïnvloedbaar wordt geacht door de gemeente. Voorts is de IWI tot de conclusie gekomen dat het verbeterplan inzichtelijk maakt op welke wijze de gemeente Hengelo dit deel van het tekort in een periode van drie jaren zal wegwerken door beperken van de instroom, bevorderen van de uitstroom van personen uit de uitkering en beëindigen van uitkeringen in het kader van handhaving. De IWI constateert voorts dat de benoemde effecten van de verbetermaatregelen meetbaar zijn voor drie opeenvolgende jaren en dat monitoring en verantwoording van het verbeterplan hierdoor mogelijk is.
Met betrekking tot terugvordering en verhaal wordt door de gemeente strikt gehandeld.
De algemene doelstelling is dat alle ten onrechte verstrekte bijstand moet worden teruggevorderd. Handhaving en fraudebestrijding maken geïntegreerd onderdeel uit van de bijstandverlening. Tevens is in 2013 de nieuwe aangescherpte fraudewetgeving geïmplementeerd. Het verbeterplan is ingebed in het sturings- en beheersingssysteem van de gemeente Hengelo. De resultaten van de uitvoering worden gemonitord, evenals de kosten, en indien nodig worden maatregelen getroffen om de uitvoering bij te sturen. De IWI is van mening dat de door de gemeente Hengelo beargumenteerde effecten aansluiten bij het maximaal beïnvloedbare deel van het tekort en dat het verbeterplan voldoende is onderbouwd. Gezien deze uitkomst is de eigen bijdrage vastgesteld op 5%.
3.3
De TC heeft de bevindingen van APE en IWI overgenomen en stelt vast dat het proces en de onderzoeksmethode uitgebreid zijn toegelicht. In de zienswijze van de gemeente op de rapporten van APE en IWI ziet de TC geen aanleiding om tot een andere visie te komen ten aanzien van de aantoonbare verdeelstoornis. In haar advies heeft de TC uiteengezet hoe zij tot de keuze is gekomen van het percentage van de gemeentelijke bijdrage van 5%.
3.4
Bij het verzoek om een MAU-uitkering gaat het om een besluit op aanvraag, Gelet op het geobjectiveerde karakter van het verdeelmodel, het uitzonderingskarakter van de MAU en gelet op hetgeen in de NvT is opgenomen over de bewijslast, is het aan eiser om aannemelijk te maken dat het meerjarig tekort op het WWB-budget volledig het gevolg is van een verdeelstoornis. Eiser heeft bij zijn aanvraag een groot aantal lokale factoren aangedragen die volgens hem (mede) verantwoordelijk zijn voor het tekort op het WWB-budget, te weten:
. een hoog aantal AWBZ-indicaties
. een grote overlap tussen AWBZ, WMO en WWB
. een bovengemiddelde alcoholverslaving
. een hoger gestandaardiseerd sterftecijfer
. de aanwezigheid van een gezondheidspark
. een hoge inkomende pendel van werkenden van buiten de gemeente
. een afnemend aanbod van arbeid voor laaggeschoolden in de gemeente
. relatief veel scholieren en MBO-studenten
. een tweetal achterstandswijken
. afname van het aantal banen in de industrie
. een relatief grote wachtlijst voor de sociale werkvoorziening
. een hoog aantal SW-ers dat gedetacheerd is
. relatief veel Turkse inwoners
. meer statushouders dan taakstelling die door de Rijksoverheid is opgelegd
. relatief veel goedkope (huur)woningen
. relatief veel deelnemers aan het speciaal onderwijs
. relatief veel leerlingen in het praktijkonderwijs
. de kans op doorstroom van WW naar WWB is structureel groter dan landelijk
. een sterke vertegenwoordiging van dagbestedingsactiviteiten
. de werking van niet lineaire verbanden
Eiser heeft echter geen onderzoeksbevindingen gepresenteerd waaruit blijkt dat het tekort volledig wordt veroorzaakt door een verdeelstoornis. In dat geval moet de eigen bijdrage op 5% worden gesteld.
3.5
De onderzoeksmethodiek die APE heeft gevolgd, wordt uniform toegepast voor alle aanvragende gemeenten. Indien APE niet alle door een gemeente aangedragen verdeelstoornissen kan operationaliseren omdat daarvoor geen landelijke data beschikbaar zijn, wordt standaard gekeken naar de verdeelstoornissen die deze zo dicht mogelijk benaderen (“next best”). Dat is ook in dit geval gebeurd. Er is daarom sprake van een consistente aanpak, waarbij ook wordt gewerkt met een positieve beoordelingsmarge teneinde een mogelijk negatief effect voor de gemeente verder te beperken. Eventuele kleine onvolkomenheden in de berekening door APE worden geacht daarmee te zijn gedekt.
3.6
Wat betreft het standpunt van eiser dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de effecten van het (vroegere) Bestuursakkoord 2007-2011, die volgens eiser een deel van het tekort verklaren, merkt de rechtbank op dat de vaststelling van het macrobudget, inclusief de tussen Rijk en gemeenten gemaakte afspraken in het bestuursakkoord, niet van belang is voor de vraag of het meerjarig tekort al dan niet wordt veroorzaakt door een verdeelstoornis in het objectief verdeelmodel. Bovendien zijn de MAU en de IAU, die door alle gemeenten samen worden gefinancierd, niet bedoeld voor de compensatie van de feitelijke doorwerking van eventuele macrotekorten voor een individuele gemeente. De TC heeft de eventuele effecten van het bestuursakkoord daarom op goede gronden buiten beschouwing gelaten.
3.7
De rechtbank is van oordeel dat het TC-advies moet worden aangemerkt als een deskundigenadvies. Verweerder mag daarom bij zijn besluitvorming in beginsel afgaan op dat advies. Op grond van de artikelen 3:9 en 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient verweerder zich er echter van te vergewissen dat het advies naar de wijze van totstand-koming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. De rechtbank heeft in hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanknopingspunten gevonden om te oordelen dat in het onderhavige geval verweerder bij zijn besluit niet heeft mogen afgaan op het advies van de TC. Het TC-advies is voldoende inzichtelijk en concludent zodat niet kan worden gezegd dat verweerder de eerdergenoemde vergewisplicht heeft geschonden.
De rechtbank heeft in hetgeen eiser in beroep naar voren heeft gebracht voorts geen aanleiding gevonden om te twijfelen aan de deskundigheid, objectiviteit en onafhankelijk-heid van de TC dan wel van APE en/of de IWI.
3.8
De rechtbank kan eiser niet volgen in zijn stelling dat hem opgedragen is een verbeterplan op te stellen. Eiser heeft er zelf voor gekozen een verbeterplan op te stellen omdat uit het onderzoek van APE is gebleken dat een deel van het tekort is veroorzaakt door een verdeelstoornis. Het verbeterplan is weliswaar een voorwaarde om in aanmerking te komen voor een MAU-uitkering, maar speelt bij het in behandeling nemen van de aanvraag als zodanig geen rol. Eiser had daarom, ondanks de onderzoeksresultaten, kunnen volstaan met de mededeling dat geen verbeterplan mogelijk is omdat het tekort naar zijn mening uitsluitend een gevolg is van een verdeelstoornis. Die stelling had eiser dan wel nader moeten onderbouwen met onderzoeksgegevens. Van die mogelijkheid heeft eiser echter geen gebruik gemaakt. Uit het feit dat eiser een verbeterplan heeft opgesteld kan worden afgeleid dat hij zelf kennelijk mogelijkheden ziet om het beïnvloedbare tekort in 3 jaar weg te werken. In 2013 was er een overschot op het WWB-budget van de gemeente Hengelo, daarom is voor dat jaar de MAU-uitkering op nihil gesteld. De berekening over 2014 moet nog plaatsvinden.
3.9
Eiser heeft in beroep aangevoerd dat het tekort in 2012 volledig is veroorzaakt door een verdeelstoornis en dat daarom een voor hem ongunstiger beeld ontstaat indien wordt uitgegaan van het gemiddelde over de jaren 2010 tot en met 2012.
Naar het oordeel van de rechtbank is deze onderzoeksopzet, waarbij het gemiddelde tekort wordt berekend over de drie aan het aanvraagjaar voorafgaande jaren en vervolgens wordt onderzocht waardoor het tekort wordt veroorzaakt, in overeenstemming met de wettelijke systematiek, zoals deze volgt uit artikel 10a, eerste lid, onder c en d van het Besluit.
3.1
De omstandigheid dat in 2009 de berekening van de MAU-uitkering anders verliep dan in de daarop volgende jaren heeft te maken met het feit dat de MAU-regeling een groeimodel is, waarbij de procedure gaandeweg wordt aangepast en verbeterd. Hierbij verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 juli 2014, ECLI:NL:CRVB:2014: 2501. Zo is met ingang van 1 januari 2013 artikel 10c van het Besluit gewijzigd. Beslissend voor welke van de drie onderdelen van de factor B moet worden toegepast is niet langer of de overstijging van het WWB-budget al dan niet (mede) het gevolg is van het gemeentelijk beleid of de uitvoering daarvan, maar of het tekort volledig, gedeeltelijk of in geringe mate gevolg is van een verdeelstoornis. De kwaliteit van het gemeentelijk beleid en de wijze waarop dat is uitgevoerd is daarom, anders dan in 2009, geen onderwerp van onderzoek bij de beoordeling van de MAU-aanvraag over de thans in geding zijnde jaren.
3.11
Verweerder heeft in het bestreden besluit en het verweerschrift afdoende gemotiveerd dat het wenselijk en redelijk is om in het kader van het groeimodel - volgens de gebruikelijke procedure - rekening te houden met de effecten van de ex ante aftopregeling uit een oogpunt van intergemeentelijke solidariteit en om te voorkomen dat een gemeente tweemaal wordt gecompenseerd voor hetzelfde tekort. De ex ante inperking van de herverdeeleffecten betekent dat eiser een hoger budget heeft gehad dan zonder die inperking het geval zou zijn geweest. Daarmee is een voorschot genomen op de compensatie van het budget op de door eiser aangetoonde verdeelstoornissen in de objectieve verdeelsleutel van het WWB-budget. De rechtbank verwijst in dit verband tevens naar de Bijlage bij artikel 8 van het Besluit.
3.12
Gelet op het voren overwogene is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in rechte in stand kan worden gelaten. Het beroep is ongegrond. Hierbij merkt de rechtbank op dat eiser de beroepsgrond over het wegwerken van het tekort over 2015 ter zitting heeft laten vallen, zodat de rechtbank dit aspect verder buiten beschouwing heeft gelaten.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzitter, en mr. J.H.M. Hesseling en mr. M.A. Heldeweg, leden, in aanwezigheid van G. Kootstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.